Dat is niet meer dan dat ik zei.Afgewezen schreef:Ik wel: Namelijk dat het verbond ten diepste gemaakt is met Abraham en hét Zaad van Abraham, Christus. En dat degenen die van Christus zijn óók Abrahams zaad zijn.Gian schreef:Alle verbonden zijn gemaakt met Abraham en met zijn natuurlijk zaad. Als heidenen kunnen wij delen in zegeningen van het nieuwe verbond. Het offer van Christus en het geloof zijn de voorwaarden. Meer lees ik niet in de Bijbel.
't Is dus toch weer minder eenvoudig dan je dacht.
Wie moeten Gods geboden houden ?
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangrijk deel het elimineren van theologische contradicties.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
GEESTELIJK zaad van Abraham.Afgewezen schreef:Ik wel: Namelijk dat het verbond ten diepste gemaakt is met Abraham en hét Zaad van Abraham, Christus. En dat degenen die van Christus zijn óók Abrahams zaad zijn.Gian schreef:Alle verbonden zijn gemaakt met Abraham en met zijn natuurlijk zaad. Als heidenen kunnen wij delen in zegeningen van het nieuwe verbond. Het offer van Christus en het geloof zijn de voorwaarden. Meer lees ik niet in de Bijbel.
't Is dus toch weer minder eenvoudig dan je dacht.
Het verbond was TUSSEN Abraham en Christus, met wie anders had Abraham lunch bij Mamre?
(gen 18)
Want niemand heeft ooit God gezien, dus moet het toch Christus geweest zijn, die Abraham meer dan eens zag?
Maar dat is wellicht iets voor een ander onderwerp.
Why do we spend money we don’t have on things we don’t need to create impressions that don’t last on people we don’t care about ?
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
geen sluitende verbondsleer ....daar ben ik het wel mee eens, ik heb mijn voorkeur op voor mij Bijbelse gronden maar ik zal dat niet als de absolute verbondsvisie durven poneren.Afgewezen schreef:Tja, ik denk dat dit soort uitspraken ook al niet veel zullen bijdragen aan de oplossing.Gian schreef:Als we de vervangingsgedachte op willen geven moeten we ook ons verbondsdenken inleveren.![]()
Misschien moeten we wel tot de conclusie komen dat er geen 'sluitende' verbondsleer is. Dat je het verbond van meerdere kanten kunt benaderen. Dat het uiteindelijk om Christus gaat, met Wie het verbond is opgericht, en Die als het ware het 'kritische midden' van het verbond vormt, zoals ik dat ergens las.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Mi gaat het fout als we menen dat God het verbond met oa de uitverkoren heidenen gemaakt heeft. God heeft alleen met Abraham en zijn natuurlijk zaad (en idd Zaad Gal.3) gemaakt. Wij als Gemeente worden door geloof toegevoegd en delen in de zegeningen maar waren al voor de grondlegging der wereld verkoren Ef.1.
Zodra we gaan vervangen vervagen de profetieen, komt de verbondsproblematiek om de hoek kijken en zullen we het nooit sluitend krijgen. Bovendien wijzen de talloze onvervulde gedetailleerde profetieen duidelijk op dit onderscheid. Als we gaan vervangen verliezen we het zicht op de profetie.
We kunnen wel zeggen dat we niet vervangen, neem dan ook de profetie weer serieus.
Zodra we gaan vervangen vervagen de profetieen, komt de verbondsproblematiek om de hoek kijken en zullen we het nooit sluitend krijgen. Bovendien wijzen de talloze onvervulde gedetailleerde profetieen duidelijk op dit onderscheid. Als we gaan vervangen verliezen we het zicht op de profetie.
We kunnen wel zeggen dat we niet vervangen, neem dan ook de profetie weer serieus.
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangrijk deel het elimineren van theologische contradicties.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
2 Mooie stukken uit het Reformatorisch Dagblad, jaren geleden;
Verkiezing bepaalt of iemand wezenlijk in het genadeverbond is
Belofte niet voor elk kind hetzelfde
Ds. A. Moerkerken
Toen de redactie van deze krant mij vroeg of ik er behoefte aan had een reactie te geven op
het artikel van ds. W. van Sorge, heb ik even geaarzeld. Is een nieuwe pennenstrijd rond de
twee- of drieverbondenleer gewenst? Liever niet. Anderzijds: de vragen waarom het gaat, zijn
niet onbelangrijk. Daarom toch deze korte reactie, die ik graag puntsgewijs wil geven.
1. Het lijkt mij een goede zaak dat ds. Van Sorge het belang van de materie erkent. Wel geeft
hij aan het jammer te vinden dat de oude strijd weer zo veel aandacht krijgt en dat de
verschillen zo benadrukt worden. Overigens: mijn artikel bood een historisch overzicht van de
gereformeerde gezindte in de twintigste eeuw. Kun je dan om deze dingen heen? Dat lijkt mij
moeilijk. Maar dat het om wezenlijke dingen gaat, ontkent mijn collega niet. Gelukkig! Meer
dan eens hoort men immers suggereren dat het hier om dogmatische haarkloverijen zou gaan,
waarmee men vandaag de dag zeker bij de jeugd niet meer behoeft aan te komen. Alsof dat
laatste -de belevingswereld van onze jonge mensen- alles over de relevantie van een
onderwerp zou zeggen!
2. We zullen, gezien de toegestane omvang van deze reactie, het maar niet hebben over de
exegese van Handelingen 2:39. Liever wil ik direct tot de kern komen. Hoeveel verbonden
zijn er met betrekking tot de eeuwige staat van de mens? Zó geformuleerd, gaat het inderdaad
niet over bijvoorbeeld het verbond met Noach, zoals ds. Van Sorge terecht opmerkt. Welnu,
de vraag die ik stelde staat letterlijk zo -althans in haar eerste deel- in het onder ons bekende
vragenboekje "Voorbeeld der goddelijke waarheden" van Abraham Hellenbroek, een
catechisatiemethode die binnen het kerkverband waartoe ik behoor in vele gemeenten nog
wordt gebruikt. Het antwoord luidt: "Twee: een verbond der werken en een verbond der
genade." Hellenbroek staat met deze opvatting niet alleen. Een man als Thomas Boston heeft
in Schotland, samen met vele anderen en voluit staande in de traditie van het gereformeerd
protestantisme, deze mening gedeeld.
Woelderink
3. Ds. Van Sorge acht het te betreuren wanneer de opvatting van 1931 als de enig legtitieme
wordt uitgedragen. Voor alle duidelijkheid: toen hebben de Gereformeerde Gemeenten zich in
zes synodale uitspraken rekenschap gegeven van de leer der verbonden en onder meer
uitgesproken dat er twee verbonden zijn met betrekking tot de eeuwige staat van de mens en
dat het verbond der genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid. Die
uitspraken hebben het nogal eens moeten ontgelden, toen en nu. Dr. J. G. Woelderink meende
dat men hier "eigenmachtig beschikte over de belijdenis van de kerk der hervorming", zoals
vorige week nog in "deWaarheidsvriend" te lezen stond.
Mijn vraag is: Hebben onze vaderen dat dan ook gedaan toen zij in 1693 -láng voor de
Afscheiding- de Vijf Walcherse Artikelen hebben opgesteld tegen de dwalingen van hún tijd,
artikelen die door de predikanten van de classis Walcheren nog meer dan een eeuw lang bij
hun ambtsaanvaarding moesten worden ondertekend? En: Is het dan onschriftuurlijk om te
stellen dat voor de zaligheid de verkiezing beslissend is? Met andere woorden: dat de
verkiezing bepaalt of een mens wezenlijk tot het genadeverbond mag behoren?
4. De kern van heel de kwestie wordt verwoord in een citaat dat ds. Van Sorge geeft. Het is
afkomstig van ds. J. H. Velema en luidt: "Gods beloften zijn voor ieder kind hetzelfde en ze
zijn betrouwbaar; we kunnen erop aan dat Hij meent wat Hij zegt." Dat Gods beloften
betrouwbaar zijn, zal waar zijn! Maar zijn zij voor ieder kind hetzelfde? Beloofde dan God
aan Izak hetzelfde als aan Ismaël? Aan Jakob hetzelfde als aan Ezau? Het is mijn stellige
overtuiging dat de beloften van het verbond der genade die in de heilige doop worden
verzegeld, door God de Vader aan Christus als het Hoofd van het verbond zijn gedaan en in
Hem aan al degenen die Hem toebehoren: Zijn verkorenen ten leven.
Wanneer het genadeverbond wordt losgemaakt van het verbond der verlossing, kán dit niets
anders ten gevolge hebben dan dat het verbond der genade verschraalt tot een áánbieding van
de zaligheid aan alle gedoopten. Men haalt er dan letterlijk de zenuw uit en beneemt het zijn
onwankelbare vastheid. De vraag of de beloften van het verbond vervuld worden in ons le
ven, komt dan (mede) af te hangen van ónze 'inwilliging' van het verbond. En dát bestrijd ik.
5. Overigens laten wij recht overeind staan dat er in de prediking sprake blijft van een
hartelijke evangelienodiging tot allen die het Woord horen. In dezelfde uitspraken van 1931
staat te lezen dat de verantwoordelijkheid van de mens "in het bijzonder groter wordt door de
ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie."
Wedergeboorte
6. Van harte stem ik in met ds. Van Sorge wanneer hij zegt dat verschillen in dogmatisch
inzicht een geestelijke herkenning niet in de weg behoeven te staan. Met waardering neem ik
kennis van het feit dat hij zegt een geestelijke affiniteit met de Gereformeerde Gemeenten te
gevoelen. 'k Zou willen zeggen: Als wij samen de noodzaak van de wedergeboorte maar
blijven prediken - en ook hoe dat gáát! Inmiddels zal mijn collega het mij hopelijk niet
kwalijk nemen als ik persoonlijk diep overtuigd blijf van het schriftuurlijk recht van de leer
van de twee verbonden...
De algenoegzaamheid van Christus' verdienste is geen uitgestrektheid voor ieder mens
De vermeende eenzijdigheid van dr. Steenblok
Ds. F. Mallan
Het zal vele lezers niet ontgaan zijn wat in ons Reformatorisch Dagblad van donderdag 25 mei in de
bijlage Kerkplein van de hand van ds. A. Moerkerken te lezen was over de schorsing van ds. R. Kok in
1950. Daar er een appèl-bezwaarschrift van de heer E. de Jong uit Lemmer onderweg is naar de generale
synode van de Gereformeerde Gemeenten waarin hij vraagt ds. Kok alsnog te rehabiliteren, heeft ds.
Moerkerken zich genoodzaakt gezien, daar de bezwaren van de heer De Jong in het bijzonder ook tegen
een schrijven van ds. Moerkerken gericht zijn, zich te verantwoorden voor wat hij over de schorsing van
ds. Kok in een overzicht over honderd jaar theologie heeft geschreven.
Over wat nu door ds. Moerkerken is geschreven, zullen de reacties ook wel niet uitgebleven
zijn. Daar ds. Moerkerken in zijn schrijven over de schorsing van ds. Kok ook niet voorbij
kon gaan aan de afzetting van dr. C. Steenblok als docent, blijven de reacties niet uit, niet
alleen uit het eigen kerkverband van ds. Moerkerken, maar ook van de zijde van hen die zich
achter dr. Steenblok hebben geschaard. Ds. Moerkerken erkent eerlijk ds. Kok niet gekend te
hebben en ook het kerkelijk gebeuren in verband met zijn schorsing slechts te hebben kunnen
nagaan uit de notulen van de kerkelijke vergaderingen.
Eigen standpunt
Daar de schrijver van wat nu onder de aandacht wordt gebracht alles van nabij heeft
meegemaakt, is het verzoek tot hem gekomen om verschillende dingen omtrent de schorsing
van ds. Kok en de afzetting van dr. Steenblok als docent wat nader toe te lichten. Wat we
waarderen van ds. Moerkerken is dat hij zijn eigen standpunt over de verschillende verkeerde
leeropvattingen van ds. Kok niet voor ons verborgen houdt. Hij schrijft eerlijk dat de
vereenzelviging van het aanbod van genade met de verbondsbeloften niet te tolereren is.
Aan het eind van zijn artikel gaat hij ook nog in op het laatste openbare contact tussen ds.
Kersten en ds. Kok op een classicale vergadering te Barneveld. Niet minder dan veertien
verkeerde opvattingen heeft ds. Kok toen moeten herroepen. Het is vanzelfsprekend niet
mogelijk om in dit schrijven hierop nader in te gaan, waarom ik me slechts wil bepalen bij de
uitspraken door ds. Moerkerken genoemd, als dat Christus naar Zijn menselijke natuur
zondigen kon, maar die menselijke natuur voor de zonden heeft willen bewaren. Wat duidelijk
een nestoriaanse dwaling is te noemen, want Nestorius was het wiens stelling van de
scheiding van de beide naturen van Christus reeds in de vijfde eeuw verworpen is. Ook had
ds. Kok over de hel geschreven als een plaats van verveling, daar men daar geen werk kon
verrichten. De schrijver van dit artikel hoort het ds. Kersten nog zeggen: "Wat? Als ze in de
hemel zingen, dan vloeken ze in de hel."
Ontvlieden
Een verslag van een rede die ds. Kok later voor de Spaanse Evangelische Zending te
Aagtekerke heeft gehouden en in het Eilandennieuws is opgenomen, is nog in mijn bezit.
Daar wil ik wel even het volgende uit citeren. Het volgende werd toen door ds. Kok gezegd:
"Gij zijt op de wereld om zalig te worden: het is de dag der zaligheid. Hoe ontvlieden? De
apostel zegt: Ik weet het niet. God zegt: Ik weet het niet. Want die het Evangelie versmaadt,
die versmaadt Christus! God weet raad in het geven van Christus. Wordt Christus versmaad,
wat dan? De hel.
lezen wij in Filippenzen 2 hoe het zal zijn in de hel. Daar denken we verschillend over,
maar dat zit in een slordigheid van ons. Men denkt dan dat men God daar zal lasteren. Dat
wordt hier wel gedaan. Maar dat blijft zo niet! In de hel zal God niet gelasterd noch gevloekt
worden. Al de verdoemden zijn daar op hun knieën. Alle knie zal buigen voor Christus en alle
mond Zijn Naam belijden tot de duivelen toe. 't Zal in de hel eerbiedig zijn. Geen verworpene
zal één woord ter verontschuldiging hebben in te brengen, in de volle overtuiging, dat zij in de
hel zijn, omdat zij Christus verworpen hebben. Dat is het Evangelie! Het Evangelie gaat met
ons mee naar de eeuwigheid."
Ds. Moerkerken wil over de persoon van ds. Kok geen ongunstig oordeel uitbrengen. Dat wil
ik ook niet. Het oordeel hebben we aan God over te laten. Maar wel kan men zich afvragen of
iemand die zo over de hel spreekt, wel uit de ontdekking aan zijn eigen Gode vijandig hart
vandaan, kennis met de hel gemaakt heeft.
Fouten
Dat ds. Kok terecht geschorst is, moet ds. Moerkerken erkennen. Maar ook was dr. Steenblok
volgens hem als docent niet langer te handhaven. Wel erkent ds. Moerkerken dat er bij het
ontslag van dr. Steenblok fouten zijn gemaakt. De Handelingen van de generale synode der
Gereformeerde Gemeenten van 1953 geven aan dat de beslissing inzake dr. Steenblok niet is
om onrechtzinnigheid, maar om diens eenzijdigheid in het geven van onderwijs.
Dit geeft ook weer wat te denken. Maar ook hierin komt mijn ervaring die nog zo vers uit die
tijd in mijn geheugen ligt, mij te hulp. In de voortgezette synode van 1950, toen ds. Kok was
geschorst, was het ds. A. Vergunst die zijn bezwaren inbracht tegen het doceren van dr.
Steenblok. De synode stond onder leiding van ds. D. L. Aangeenbrug. De beschuldiging van
ds. Vergunst die door hem uitvoerig tegen dr. Steenblok werd ingebracht, hield onder meer in
dat dr. Steenblok zijn studenten voorhield dat er door de geschriften van de Erskines een
remonstrantse draad liep. Na deze beschuldiging kreeg hij dadelijk bijval van ds. A. de Blois,
die het zeer waardeerde dat zijn jonge broeder dit nu eens niet verzweeg.
Die beschuldiging was echter alzo niet op haar plaats, daar evenals in 1953 zonder dat zo'n
beschuldiging eerst op het curatorium op de waarheid ervan was onderzocht, zomaar de
vergadering van de synode werd ingeworpen.
De uiteenzetting van ds. Moerkerken over de schorsing van ds. Kok en het ontslag van dr.
Steenblok noodzaakt me thans om nog even hierover een nadere toelichting te geven. Heeft
dr. Steenblok de Erskines zo omlaag gehaald tegenover de studenten? Ik zou graag even dr.
Steenblok zelf aan het woord willen laten over de Erskines. In een boek, getiteld "Om te
gedenken...", dat mij werd aangeboden bij mijn veertigjarig ambtsjubileum, is een aanspraak
te vinden van ouderling D. de Wit van Gouda van het gaande geslacht tot het komende
geslacht. Wat dr. Steenblok openlijk heeft geschreven en wat door hem ook zijn studenten ter
lering werd voorgehouden, vinden we daarin kort samengevat.
Baxter
De geschiedenis meldt ons dat er een hoge school te Saumur was, die onder invloed stond van
Baxter, een professor in Engeland. Amyraldus was een Frans predikant, uit de school van
Saumur. De Saumurse richting, die een tussenweg zocht tussen remonstranten en
contraremonstranten en zo beide partijen bij elkaar zocht te brengen, huldigde opvattingen die
de remonstrantse leer zeer nabij kwamen. In Engeland was al een afwijking ontstaan van wat
in de Westminster Catechismus geleerd werd. Er was daar een boekje verschenen over "Het
merg der hedendaagse godgeleerdheid".
Dit boekje bracht al in Engeland tot een afwijking van de zuivere belijdenis der kerk. Het
genoemde boekje kwam ook in Schotland terecht en bracht daar een grote verwarring met
zich mee. De door ons zeer geachte Erskines en Boston werden ook door dat boekje
beïnvloed. Zij waren de zogenaamde Marrow-mannen. Deze Marrow-mannen namen in hun
belijdenis van 1742 op dat de verzoening en als grond daarvan de voldoening van Christus
uitsluitend geschied is voor de uitverkorenen. Daarin waren deze leraars dus geheel
rechtzinnig, zoals ook uit hun geschriften blijkt. Alleen stelden zij dat, hoewel Christus niet
gestorven is ter zaligheid van alle mensen, Hij toch wel gestorven is ten aanzien van de
bereikbaarheid van zalig worden voor alle mensen. Ze maakten onderscheid tussen een
gevende liefde Gods in Christus, die algemeen tot alle mensen uitging, en een verkiezende
liefde, die alleen de uitverkorenen betrof. Alle hoorders zouden bij deze voorstelling al
rechten op de zaligheid krijgen, vanwege die bereikbaarheid. Ze zouden dan niet anders te
doen hebben dan in geloof aan te nemen wat bereikbaar voor hen is.
Wij stellen echter wel met hen dat de verdiensten van Christus van een algenoegzame waarde
zijn tot de zaligheid van alle mensen, maar de algenoegzaamheid is geen uitgestrektheid voor
ieder mens. Elke hoorder van het Evangelie leeft wel onder de eis Gods van bekering en van
geloof aan al wat God aan hem wil openbaren. Zo brengt de uitwendige roeping de hoorders
wel onder een zware verantwoordelijkheid, maar men kan daarmee niet spreken van een recht
op de zaligheid, want dan zou dat recht een verliesbaar recht zijn dat op een onzekere grond
zou steunen.
Dr. Steenblok heeft tegen die stelling dan ook strak eraan vastgehouden dat in de uitwendige
roeping de eis van bekering en geloof vooropgaat en dan ook daaraan verbonden wordt het
Evangelie met het geloof in de verlossing door Christus.
Dr. Steenblok heeft dat verschil van opvatting de studenten voorgehouden en ze tegelijk doen
weten dat leraars als Erskine en Boston op een voortreffelijke wijze de gangen van het
geestelijk leven in hun geschriften naar voren hebben weten te brengen. Dus daarin had hij ze
toch hoog staan.
Onderwijs
Mocht dr. Steenblok zo zijn studenten niet onderwijzen in wat in deze tijd uit de geschiedenis
zo noodzakelijk is te weten? We weten van dr. Steenblok dat hij tegenover die verkeerde
algemene aanbieding, zoals die bij de Gelderse afgescheidenen in het bijzonder was te vinden,
de zijde koos van de leraars van de kruisgemeenten die zich daar zo scherp tegen hebben
opgesteld. Wij hopen ook nog met Gods genade bij die leer te blijven waarin de gemeenten
onder het kruis ons zijn voorgegaan. Dr. Steenblok kon men niet van onrechtzinnigheid
beschuldigen, maar om een bepaalde eenzijdigheid werd hij dus van zijn docentschap
ontslagen. Voor het docentschap zou hij niet geschikt geweest zijn om zijn wijze van
lesgeven. Ds. Aangeenbrug heeft meermalen beweerd dat hij nog graag een langere tijd les
van hem had willen ontvangen. En wij sluiten ons daarbij ook altijd nog ten volle aan.
Maar goed, laten we het er wel over eens zijn dat het om Christus en Dien gekruisigd moet gaan, want anders is het al ijdelheid..
Verkiezing bepaalt of iemand wezenlijk in het genadeverbond is
Belofte niet voor elk kind hetzelfde
Ds. A. Moerkerken
Toen de redactie van deze krant mij vroeg of ik er behoefte aan had een reactie te geven op
het artikel van ds. W. van Sorge, heb ik even geaarzeld. Is een nieuwe pennenstrijd rond de
twee- of drieverbondenleer gewenst? Liever niet. Anderzijds: de vragen waarom het gaat, zijn
niet onbelangrijk. Daarom toch deze korte reactie, die ik graag puntsgewijs wil geven.
1. Het lijkt mij een goede zaak dat ds. Van Sorge het belang van de materie erkent. Wel geeft
hij aan het jammer te vinden dat de oude strijd weer zo veel aandacht krijgt en dat de
verschillen zo benadrukt worden. Overigens: mijn artikel bood een historisch overzicht van de
gereformeerde gezindte in de twintigste eeuw. Kun je dan om deze dingen heen? Dat lijkt mij
moeilijk. Maar dat het om wezenlijke dingen gaat, ontkent mijn collega niet. Gelukkig! Meer
dan eens hoort men immers suggereren dat het hier om dogmatische haarkloverijen zou gaan,
waarmee men vandaag de dag zeker bij de jeugd niet meer behoeft aan te komen. Alsof dat
laatste -de belevingswereld van onze jonge mensen- alles over de relevantie van een
onderwerp zou zeggen!
2. We zullen, gezien de toegestane omvang van deze reactie, het maar niet hebben over de
exegese van Handelingen 2:39. Liever wil ik direct tot de kern komen. Hoeveel verbonden
zijn er met betrekking tot de eeuwige staat van de mens? Zó geformuleerd, gaat het inderdaad
niet over bijvoorbeeld het verbond met Noach, zoals ds. Van Sorge terecht opmerkt. Welnu,
de vraag die ik stelde staat letterlijk zo -althans in haar eerste deel- in het onder ons bekende
vragenboekje "Voorbeeld der goddelijke waarheden" van Abraham Hellenbroek, een
catechisatiemethode die binnen het kerkverband waartoe ik behoor in vele gemeenten nog
wordt gebruikt. Het antwoord luidt: "Twee: een verbond der werken en een verbond der
genade." Hellenbroek staat met deze opvatting niet alleen. Een man als Thomas Boston heeft
in Schotland, samen met vele anderen en voluit staande in de traditie van het gereformeerd
protestantisme, deze mening gedeeld.
Woelderink
3. Ds. Van Sorge acht het te betreuren wanneer de opvatting van 1931 als de enig legtitieme
wordt uitgedragen. Voor alle duidelijkheid: toen hebben de Gereformeerde Gemeenten zich in
zes synodale uitspraken rekenschap gegeven van de leer der verbonden en onder meer
uitgesproken dat er twee verbonden zijn met betrekking tot de eeuwige staat van de mens en
dat het verbond der genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid. Die
uitspraken hebben het nogal eens moeten ontgelden, toen en nu. Dr. J. G. Woelderink meende
dat men hier "eigenmachtig beschikte over de belijdenis van de kerk der hervorming", zoals
vorige week nog in "deWaarheidsvriend" te lezen stond.
Mijn vraag is: Hebben onze vaderen dat dan ook gedaan toen zij in 1693 -láng voor de
Afscheiding- de Vijf Walcherse Artikelen hebben opgesteld tegen de dwalingen van hún tijd,
artikelen die door de predikanten van de classis Walcheren nog meer dan een eeuw lang bij
hun ambtsaanvaarding moesten worden ondertekend? En: Is het dan onschriftuurlijk om te
stellen dat voor de zaligheid de verkiezing beslissend is? Met andere woorden: dat de
verkiezing bepaalt of een mens wezenlijk tot het genadeverbond mag behoren?
4. De kern van heel de kwestie wordt verwoord in een citaat dat ds. Van Sorge geeft. Het is
afkomstig van ds. J. H. Velema en luidt: "Gods beloften zijn voor ieder kind hetzelfde en ze
zijn betrouwbaar; we kunnen erop aan dat Hij meent wat Hij zegt." Dat Gods beloften
betrouwbaar zijn, zal waar zijn! Maar zijn zij voor ieder kind hetzelfde? Beloofde dan God
aan Izak hetzelfde als aan Ismaël? Aan Jakob hetzelfde als aan Ezau? Het is mijn stellige
overtuiging dat de beloften van het verbond der genade die in de heilige doop worden
verzegeld, door God de Vader aan Christus als het Hoofd van het verbond zijn gedaan en in
Hem aan al degenen die Hem toebehoren: Zijn verkorenen ten leven.
Wanneer het genadeverbond wordt losgemaakt van het verbond der verlossing, kán dit niets
anders ten gevolge hebben dan dat het verbond der genade verschraalt tot een áánbieding van
de zaligheid aan alle gedoopten. Men haalt er dan letterlijk de zenuw uit en beneemt het zijn
onwankelbare vastheid. De vraag of de beloften van het verbond vervuld worden in ons le
ven, komt dan (mede) af te hangen van ónze 'inwilliging' van het verbond. En dát bestrijd ik.
5. Overigens laten wij recht overeind staan dat er in de prediking sprake blijft van een
hartelijke evangelienodiging tot allen die het Woord horen. In dezelfde uitspraken van 1931
staat te lezen dat de verantwoordelijkheid van de mens "in het bijzonder groter wordt door de
ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie."
Wedergeboorte
6. Van harte stem ik in met ds. Van Sorge wanneer hij zegt dat verschillen in dogmatisch
inzicht een geestelijke herkenning niet in de weg behoeven te staan. Met waardering neem ik
kennis van het feit dat hij zegt een geestelijke affiniteit met de Gereformeerde Gemeenten te
gevoelen. 'k Zou willen zeggen: Als wij samen de noodzaak van de wedergeboorte maar
blijven prediken - en ook hoe dat gáát! Inmiddels zal mijn collega het mij hopelijk niet
kwalijk nemen als ik persoonlijk diep overtuigd blijf van het schriftuurlijk recht van de leer
van de twee verbonden...
De algenoegzaamheid van Christus' verdienste is geen uitgestrektheid voor ieder mens
De vermeende eenzijdigheid van dr. Steenblok
Ds. F. Mallan
Het zal vele lezers niet ontgaan zijn wat in ons Reformatorisch Dagblad van donderdag 25 mei in de
bijlage Kerkplein van de hand van ds. A. Moerkerken te lezen was over de schorsing van ds. R. Kok in
1950. Daar er een appèl-bezwaarschrift van de heer E. de Jong uit Lemmer onderweg is naar de generale
synode van de Gereformeerde Gemeenten waarin hij vraagt ds. Kok alsnog te rehabiliteren, heeft ds.
Moerkerken zich genoodzaakt gezien, daar de bezwaren van de heer De Jong in het bijzonder ook tegen
een schrijven van ds. Moerkerken gericht zijn, zich te verantwoorden voor wat hij over de schorsing van
ds. Kok in een overzicht over honderd jaar theologie heeft geschreven.
Over wat nu door ds. Moerkerken is geschreven, zullen de reacties ook wel niet uitgebleven
zijn. Daar ds. Moerkerken in zijn schrijven over de schorsing van ds. Kok ook niet voorbij
kon gaan aan de afzetting van dr. C. Steenblok als docent, blijven de reacties niet uit, niet
alleen uit het eigen kerkverband van ds. Moerkerken, maar ook van de zijde van hen die zich
achter dr. Steenblok hebben geschaard. Ds. Moerkerken erkent eerlijk ds. Kok niet gekend te
hebben en ook het kerkelijk gebeuren in verband met zijn schorsing slechts te hebben kunnen
nagaan uit de notulen van de kerkelijke vergaderingen.
Eigen standpunt
Daar de schrijver van wat nu onder de aandacht wordt gebracht alles van nabij heeft
meegemaakt, is het verzoek tot hem gekomen om verschillende dingen omtrent de schorsing
van ds. Kok en de afzetting van dr. Steenblok als docent wat nader toe te lichten. Wat we
waarderen van ds. Moerkerken is dat hij zijn eigen standpunt over de verschillende verkeerde
leeropvattingen van ds. Kok niet voor ons verborgen houdt. Hij schrijft eerlijk dat de
vereenzelviging van het aanbod van genade met de verbondsbeloften niet te tolereren is.
Aan het eind van zijn artikel gaat hij ook nog in op het laatste openbare contact tussen ds.
Kersten en ds. Kok op een classicale vergadering te Barneveld. Niet minder dan veertien
verkeerde opvattingen heeft ds. Kok toen moeten herroepen. Het is vanzelfsprekend niet
mogelijk om in dit schrijven hierop nader in te gaan, waarom ik me slechts wil bepalen bij de
uitspraken door ds. Moerkerken genoemd, als dat Christus naar Zijn menselijke natuur
zondigen kon, maar die menselijke natuur voor de zonden heeft willen bewaren. Wat duidelijk
een nestoriaanse dwaling is te noemen, want Nestorius was het wiens stelling van de
scheiding van de beide naturen van Christus reeds in de vijfde eeuw verworpen is. Ook had
ds. Kok over de hel geschreven als een plaats van verveling, daar men daar geen werk kon
verrichten. De schrijver van dit artikel hoort het ds. Kersten nog zeggen: "Wat? Als ze in de
hemel zingen, dan vloeken ze in de hel."
Ontvlieden
Een verslag van een rede die ds. Kok later voor de Spaanse Evangelische Zending te
Aagtekerke heeft gehouden en in het Eilandennieuws is opgenomen, is nog in mijn bezit.
Daar wil ik wel even het volgende uit citeren. Het volgende werd toen door ds. Kok gezegd:
"Gij zijt op de wereld om zalig te worden: het is de dag der zaligheid. Hoe ontvlieden? De
apostel zegt: Ik weet het niet. God zegt: Ik weet het niet. Want die het Evangelie versmaadt,
die versmaadt Christus! God weet raad in het geven van Christus. Wordt Christus versmaad,
wat dan? De hel.
lezen wij in Filippenzen 2 hoe het zal zijn in de hel. Daar denken we verschillend over,
maar dat zit in een slordigheid van ons. Men denkt dan dat men God daar zal lasteren. Dat
wordt hier wel gedaan. Maar dat blijft zo niet! In de hel zal God niet gelasterd noch gevloekt
worden. Al de verdoemden zijn daar op hun knieën. Alle knie zal buigen voor Christus en alle
mond Zijn Naam belijden tot de duivelen toe. 't Zal in de hel eerbiedig zijn. Geen verworpene
zal één woord ter verontschuldiging hebben in te brengen, in de volle overtuiging, dat zij in de
hel zijn, omdat zij Christus verworpen hebben. Dat is het Evangelie! Het Evangelie gaat met
ons mee naar de eeuwigheid."
Ds. Moerkerken wil over de persoon van ds. Kok geen ongunstig oordeel uitbrengen. Dat wil
ik ook niet. Het oordeel hebben we aan God over te laten. Maar wel kan men zich afvragen of
iemand die zo over de hel spreekt, wel uit de ontdekking aan zijn eigen Gode vijandig hart
vandaan, kennis met de hel gemaakt heeft.
Fouten
Dat ds. Kok terecht geschorst is, moet ds. Moerkerken erkennen. Maar ook was dr. Steenblok
volgens hem als docent niet langer te handhaven. Wel erkent ds. Moerkerken dat er bij het
ontslag van dr. Steenblok fouten zijn gemaakt. De Handelingen van de generale synode der
Gereformeerde Gemeenten van 1953 geven aan dat de beslissing inzake dr. Steenblok niet is
om onrechtzinnigheid, maar om diens eenzijdigheid in het geven van onderwijs.
Dit geeft ook weer wat te denken. Maar ook hierin komt mijn ervaring die nog zo vers uit die
tijd in mijn geheugen ligt, mij te hulp. In de voortgezette synode van 1950, toen ds. Kok was
geschorst, was het ds. A. Vergunst die zijn bezwaren inbracht tegen het doceren van dr.
Steenblok. De synode stond onder leiding van ds. D. L. Aangeenbrug. De beschuldiging van
ds. Vergunst die door hem uitvoerig tegen dr. Steenblok werd ingebracht, hield onder meer in
dat dr. Steenblok zijn studenten voorhield dat er door de geschriften van de Erskines een
remonstrantse draad liep. Na deze beschuldiging kreeg hij dadelijk bijval van ds. A. de Blois,
die het zeer waardeerde dat zijn jonge broeder dit nu eens niet verzweeg.
Die beschuldiging was echter alzo niet op haar plaats, daar evenals in 1953 zonder dat zo'n
beschuldiging eerst op het curatorium op de waarheid ervan was onderzocht, zomaar de
vergadering van de synode werd ingeworpen.
De uiteenzetting van ds. Moerkerken over de schorsing van ds. Kok en het ontslag van dr.
Steenblok noodzaakt me thans om nog even hierover een nadere toelichting te geven. Heeft
dr. Steenblok de Erskines zo omlaag gehaald tegenover de studenten? Ik zou graag even dr.
Steenblok zelf aan het woord willen laten over de Erskines. In een boek, getiteld "Om te
gedenken...", dat mij werd aangeboden bij mijn veertigjarig ambtsjubileum, is een aanspraak
te vinden van ouderling D. de Wit van Gouda van het gaande geslacht tot het komende
geslacht. Wat dr. Steenblok openlijk heeft geschreven en wat door hem ook zijn studenten ter
lering werd voorgehouden, vinden we daarin kort samengevat.
Baxter
De geschiedenis meldt ons dat er een hoge school te Saumur was, die onder invloed stond van
Baxter, een professor in Engeland. Amyraldus was een Frans predikant, uit de school van
Saumur. De Saumurse richting, die een tussenweg zocht tussen remonstranten en
contraremonstranten en zo beide partijen bij elkaar zocht te brengen, huldigde opvattingen die
de remonstrantse leer zeer nabij kwamen. In Engeland was al een afwijking ontstaan van wat
in de Westminster Catechismus geleerd werd. Er was daar een boekje verschenen over "Het
merg der hedendaagse godgeleerdheid".
Dit boekje bracht al in Engeland tot een afwijking van de zuivere belijdenis der kerk. Het
genoemde boekje kwam ook in Schotland terecht en bracht daar een grote verwarring met
zich mee. De door ons zeer geachte Erskines en Boston werden ook door dat boekje
beïnvloed. Zij waren de zogenaamde Marrow-mannen. Deze Marrow-mannen namen in hun
belijdenis van 1742 op dat de verzoening en als grond daarvan de voldoening van Christus
uitsluitend geschied is voor de uitverkorenen. Daarin waren deze leraars dus geheel
rechtzinnig, zoals ook uit hun geschriften blijkt. Alleen stelden zij dat, hoewel Christus niet
gestorven is ter zaligheid van alle mensen, Hij toch wel gestorven is ten aanzien van de
bereikbaarheid van zalig worden voor alle mensen. Ze maakten onderscheid tussen een
gevende liefde Gods in Christus, die algemeen tot alle mensen uitging, en een verkiezende
liefde, die alleen de uitverkorenen betrof. Alle hoorders zouden bij deze voorstelling al
rechten op de zaligheid krijgen, vanwege die bereikbaarheid. Ze zouden dan niet anders te
doen hebben dan in geloof aan te nemen wat bereikbaar voor hen is.
Wij stellen echter wel met hen dat de verdiensten van Christus van een algenoegzame waarde
zijn tot de zaligheid van alle mensen, maar de algenoegzaamheid is geen uitgestrektheid voor
ieder mens. Elke hoorder van het Evangelie leeft wel onder de eis Gods van bekering en van
geloof aan al wat God aan hem wil openbaren. Zo brengt de uitwendige roeping de hoorders
wel onder een zware verantwoordelijkheid, maar men kan daarmee niet spreken van een recht
op de zaligheid, want dan zou dat recht een verliesbaar recht zijn dat op een onzekere grond
zou steunen.
Dr. Steenblok heeft tegen die stelling dan ook strak eraan vastgehouden dat in de uitwendige
roeping de eis van bekering en geloof vooropgaat en dan ook daaraan verbonden wordt het
Evangelie met het geloof in de verlossing door Christus.
Dr. Steenblok heeft dat verschil van opvatting de studenten voorgehouden en ze tegelijk doen
weten dat leraars als Erskine en Boston op een voortreffelijke wijze de gangen van het
geestelijk leven in hun geschriften naar voren hebben weten te brengen. Dus daarin had hij ze
toch hoog staan.
Onderwijs
Mocht dr. Steenblok zo zijn studenten niet onderwijzen in wat in deze tijd uit de geschiedenis
zo noodzakelijk is te weten? We weten van dr. Steenblok dat hij tegenover die verkeerde
algemene aanbieding, zoals die bij de Gelderse afgescheidenen in het bijzonder was te vinden,
de zijde koos van de leraars van de kruisgemeenten die zich daar zo scherp tegen hebben
opgesteld. Wij hopen ook nog met Gods genade bij die leer te blijven waarin de gemeenten
onder het kruis ons zijn voorgegaan. Dr. Steenblok kon men niet van onrechtzinnigheid
beschuldigen, maar om een bepaalde eenzijdigheid werd hij dus van zijn docentschap
ontslagen. Voor het docentschap zou hij niet geschikt geweest zijn om zijn wijze van
lesgeven. Ds. Aangeenbrug heeft meermalen beweerd dat hij nog graag een langere tijd les
van hem had willen ontvangen. En wij sluiten ons daarbij ook altijd nog ten volle aan.
Maar goed, laten we het er wel over eens zijn dat het om Christus en Dien gekruisigd moet gaan, want anders is het al ijdelheid..
De beste plaats op aarde is geen plaats meer waard te zijn.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Ik denk dat als we ooit de sluitende verbondsleer uitgelegd krijgen (mocht dat nodig geacht worden), deze een stuk eenvoudiger zal zijn dan wij altijd hebben gedacht.huisman schreef:geen sluitende verbondsleer ....daar ben ik het wel mee eens, ik heb mijn voorkeur op voor mij Bijbelse gronden maar ik zal dat niet als de absolute verbondsvisie durven poneren.Afgewezen schreef:Tja, ik denk dat dit soort uitspraken ook al niet veel zullen bijdragen aan de oplossing.Gian schreef:Als we de vervangingsgedachte op willen geven moeten we ook ons verbondsdenken inleveren.![]()
Misschien moeten we wel tot de conclusie komen dat er geen 'sluitende' verbondsleer is. Dat je het verbond van meerdere kanten kunt benaderen. Dat het uiteindelijk om Christus gaat, met Wie het verbond is opgericht, en Die als het ware het 'kritische midden' van het verbond vormt, zoals ik dat ergens las.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
@Johann ik ben benieuwd naar jouw reactie op mijn posting van do okt 21, 2010 7:13 pm (Welterusten)
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Gedoopte kinderen zijn apart gezet op het erve des verbonds, niet in het verbond zelf begrepen.huisman schreef:Zijn de gedoopte kinderen in het verbond ja of nee? Het probleem ligt altijd dat de tweeverbonder zijn kijk op het verbond legt op de drieverbondenleer. De tweeverbonder belijdt immers dat diegene die in het verbond der genade zijn ,de uitverkorenen zijn en dus behouden worden. Nu zegt de drieverbonder dat de gedoopte kinderen in het verbond zijn dus in de perceptie van de tweeverbonder zegt de drieverbonder alle gedoopte kinderen worden zalig.
Nee, want de drieverbonder zegt niet dat het verbond der genade met de uitverkorenen is opgericht maar met Abraham en zijn zaad (Nieuwtestamentisch de gelovigen en hun kinderen). Worden die allemaal zalig, nee zie b.v 1 Kor 10
Maar alleen die die door genade wedergeboren worden en de vervulling van de doopbeloften tot hun deel mogen krijgen.
(excuses voor de woorden twee en drieverbonder maar voor de duidelijkheid noem ik ze zo)
Verder ben ik het overigens in grote lijn met je eens, als dat is waar je op doelde.
Weltrusten ook voor nu!
De beste plaats op aarde is geen plaats meer waard te zijn.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
De erve des verbonds is een niet-bijbels verzinsel.Johann schreef:Gedoopte kinderen zijn apart gezet op het erve des verbonds, niet in het verbond zelf begrepen.huisman schreef:Zijn de gedoopte kinderen in het verbond ja of nee? Het probleem ligt altijd dat de tweeverbonder zijn kijk op het verbond legt op de drieverbondenleer. De tweeverbonder belijdt immers dat diegene die in het verbond der genade zijn ,de uitverkorenen zijn en dus behouden worden. Nu zegt de drieverbonder dat de gedoopte kinderen in het verbond zijn dus in de perceptie van de tweeverbonder zegt de drieverbonder alle gedoopte kinderen worden zalig.
Nee, want de drieverbonder zegt niet dat het verbond der genade met de uitverkorenen is opgericht maar met Abraham en zijn zaad (Nieuwtestamentisch de gelovigen en hun kinderen). Worden die allemaal zalig, nee zie b.v 1 Kor 10
Maar alleen die die door genade wedergeboren worden en de vervulling van de doopbeloften tot hun deel mogen krijgen.
(excuses voor de woorden twee en drieverbonder maar voor de duidelijkheid noem ik ze zo)
Verder ben ik het overigens in grote lijn met je eens, als dat is waar je op doelde.
Weltrusten ook voor nu!
Tenzij je bedoelt dat het erf ook gewoon bij de boerderij hoort.
Want wie (niet) in de boerderij mag komen, mag ook (niet) op het erf komen.
Met de HC belijden we dat de kinderen hetzelfde is toegezegd als de gemeente.
Neem goed en bloed ons af, was het in de tijd van de reformatie. De kinderen werden gedood, meer nog dan de ouders, maar waren gelukkig van God. Dat was een troost. Want dat had God Zelf gezegd.
Nu zitten we achter de warme kachel elkaar theologisch te bestoken. Het klopt allemaal zo precies, dat onze kinderen de dupe zijn geworden: ze horen er niet bij. Ze mogen buiten op het erf slapen, naast de landlopers.
Waarom dopen we de kinderen eigenlijk nog?
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
@ Huisman
Jij zegt best regelmatig dat er in het verbond belofte en eis is. Als er aan de eis niet voldaan wordt (door het verbondskind), dan zal dat kind de verbondswraak ontvangen. Maar volgens mij spreekt het formulier niet over die wraak. De eis is volgens het formulier ook een geheel andere dan jij eronder verstaat. Jij legt het uit als de eis van rechtvaardigmakend geloof. Het formulier heeft het over een 'nieuwe gehoorzaamheid'. De eis in het nieuwe verbond verondersteld het rechtvaardigmakend geloof. Want zonder dat geloof is er geen toerekening van de belofte en is er ook geen eis.
Zie het formulier:
Ten derde. Overmits in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zoo worden wij ook weder van God door den Doop vermaand en verpligt tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen eeniggen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur dooden, en in een nieuw Godzalig leven wandelen. en als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten wij aan Gods genade niet twijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ongetwijfeld getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der ggenade met God hebben.
Jij zegt best regelmatig dat er in het verbond belofte en eis is. Als er aan de eis niet voldaan wordt (door het verbondskind), dan zal dat kind de verbondswraak ontvangen. Maar volgens mij spreekt het formulier niet over die wraak. De eis is volgens het formulier ook een geheel andere dan jij eronder verstaat. Jij legt het uit als de eis van rechtvaardigmakend geloof. Het formulier heeft het over een 'nieuwe gehoorzaamheid'. De eis in het nieuwe verbond verondersteld het rechtvaardigmakend geloof. Want zonder dat geloof is er geen toerekening van de belofte en is er ook geen eis.
Zie het formulier:
Ten derde. Overmits in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zoo worden wij ook weder van God door den Doop vermaand en verpligt tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen eeniggen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur dooden, en in een nieuw Godzalig leven wandelen. en als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten wij aan Gods genade niet twijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ongetwijfeld getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der ggenade met God hebben.
Daartoe zijn de dingen gegeven, dat ze gebruikt worden; maar niet, opdat ze vergaard zouden worden - D. Bonhoeffer
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Maar wie drijft de wet tot Christus?memento schreef:Als het goed is, drijft het zien dat wij de wet niet houden kunnen zoals God van ons eist ons tot Christus. Dat is een nuttige functie der wet, en al alleen daarom is het goed om onze kinderen de wet te leren.Fjodor schreef:Het spijt me, maar ook dit is niet echt een bevredigend antwoord.. Wat zeg jij dan van het onderscheid tussen wet en evangelie? Volgens dat onderscheid is het leren van het onderhouden van de wet door kinderen die nog niet wedergeboren zijn toch eigengerechtigheid? En dat kunnen we onze kinderen maar beter niet leren.memento schreef:De wet is gegeven in een verbondskader. En moet daarom aan verbondskinderen (wat elke gedoopte is) geleerd worden. De HEERE, die de wet gegeven heeft, wil ook alles geven wat nodig is om die wet te houden.Fjodor schreef:Maar als we zeggen dat onze kinderen nog wedergeboren moeten worden (welk standpunt ook de mijne is), waarom leren we ze dan de wet? Want dat zou eigengerechtigheid zijn (volgens het onderscheid tussen wet en evangelie).
Daarnaast: Ook zijn wij onbekeerd, dan geldt nog steeds Gods eis om de wet volkomen te houden. "Ik ben nog onbekeerd" is een smoesje, wat voor Gods heilige rechterstoel geen stand houdt.
Zijn dat kinderen van God? Waarom moeten ze dan uitgedreven worden? (We hebben het hier immers over het voorbereidende werk van de wet)
Zijn dat geen kinderen van God? Dan kunnen we ze ook niet met recht leren te wet te onderhouden (want dan doen we alsof de kinderen daarmee aan heiligmaking doen).
Het komt zo op mij over alsof dat verbond zoals jij het ziet een soort oplossing voor alles is die eigenlijk helemaal geen duidelijkheid geeft. Je kan kinderen de wet leren onderhouden (in het stuk van de heiligmaking) want het zijn immers kinderen Gods. Je kunt ze de wet leren in het stuk van de (voorbereiding voor de) rechtvaardigmaking (want ze moeten immers nog wedergeboren worden). Dat is toch een ontzettende vermenging?
En als ze de wet dan min of meer onderhouden en later wedergeboren worden hoe kijken ze dan terug op dat onderhouden van de wet? Als ongeheiligd mensenwerk, en dus niets dan zonde?
Daartoe zijn de dingen gegeven, dat ze gebruikt worden; maar niet, opdat ze vergaard zouden worden - D. Bonhoeffer
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
@Fjodor
Ik snap, dat je dit inconsistent vindt. Het is inderdaad geen prachtig, keurig kloppend theologisch systeem.
Alleen: Lees eens open-minded hoe God de wet geeft aan Israël, en wat Hij ze beveelt. De feiten zijn:
1. God geeft Zijn wet aan verbondskinderen
2. Terwijl Hij weet dat velen van hen Hem slechts uiterlijk dienen, en niet met hun hart
3. Terwijl Hij weet, dat zij Zijn geboden niet houden kunnen, en hopeloos zullen gaan falen in het uitvoeren ervan'
Hoe je deze gegevens precies in je systematische theologie (dogmatiek) verwerkt, kan verschillen. Maar deze gegevens laten zien dat het God goeddacht, om verbondskinderen Zijn wet te geven, om die te houden, ondanks het feit dat sommigen van hen hun hart verre van Hem houden zouden.
(Volgens mij ontstaan de problemen pas, wanneer je conclusies gaat verbinden die niet terug te voeren zijn uit Gods Woord. Zoals bijvoorbeeld een hard antwoord proberen te geven op de vraag: is iemand op de toeleidende weg een kind van God of niet. Wie zulke vragen gaat stellen, en zulke conclusies gaat trekken, gaat dingen zeggen die de Schrift niet zegt of impliceert. In wezen ontkracht je met die vragen en conclusies de klem die de Schrift legt.)
Ik snap, dat je dit inconsistent vindt. Het is inderdaad geen prachtig, keurig kloppend theologisch systeem.
Alleen: Lees eens open-minded hoe God de wet geeft aan Israël, en wat Hij ze beveelt. De feiten zijn:
1. God geeft Zijn wet aan verbondskinderen
2. Terwijl Hij weet dat velen van hen Hem slechts uiterlijk dienen, en niet met hun hart
3. Terwijl Hij weet, dat zij Zijn geboden niet houden kunnen, en hopeloos zullen gaan falen in het uitvoeren ervan'
Hoe je deze gegevens precies in je systematische theologie (dogmatiek) verwerkt, kan verschillen. Maar deze gegevens laten zien dat het God goeddacht, om verbondskinderen Zijn wet te geven, om die te houden, ondanks het feit dat sommigen van hen hun hart verre van Hem houden zouden.
Ik verwijs naar de theologische oplossing van de Heidelberger. Die noemt de ontdekkende functie van de wet zowel in het stuk der ellende, als in het stuk der dankbaarheid. Ik denk niet dat dat vermenging is, maar slechts een naspreken van wat Gods Woord ons leert.Fjodor schreef: Je kan kinderen de wet leren onderhouden (in het stuk van de heiligmaking) want het zijn immers kinderen Gods. Je kunt ze de wet leren in het stuk van de (voorbereiding voor de) rechtvaardigmaking (want ze moeten immers nog wedergeboren worden). Dat is toch een ontzettende vermenging?
(Volgens mij ontstaan de problemen pas, wanneer je conclusies gaat verbinden die niet terug te voeren zijn uit Gods Woord. Zoals bijvoorbeeld een hard antwoord proberen te geven op de vraag: is iemand op de toeleidende weg een kind van God of niet. Wie zulke vragen gaat stellen, en zulke conclusies gaat trekken, gaat dingen zeggen die de Schrift niet zegt of impliceert. In wezen ontkracht je met die vragen en conclusies de klem die de Schrift legt.)
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Kan je de crusieve zin verduidelijken en/of nuanceren memento?memento schreef:De wet is gegeven in een verbondskader. En moet daarom aan verbondskinderen (wat elke gedoopte is) geleerd worden. De HEERE, die de wet gegeven heeft, wil ook alles geven wat nodig is om die wet te houden.
Terugkomend op de topicvraag: Wie moeten Gods geboden houden staat in Pred 12:13.
Van alles, wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. Hier staat wie Gods geboden moeten houden.
Dat en waarom we ze aan onze kinderen moeten leren staat in Deuteronomium 6.
Opdat gij den HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen verlengd worden.
3 Hoor dan, Israël! en neem waar, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en honig is vloeiende.
4 Hoor, Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!
5 Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen.
6 En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn.
7 En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat.
Dit zijn m.i. naast alle andere vragen de fundamenten, de discussie gaat idd weer de kant op van wanneer de wedergeboorte plaatsvindt en wat de toeleidende weg precies is.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Ik bedoel daarmee precies wat ik zeg. God geeft Zijn wet niet zomaar. Geen van de volken kreeg Gods wil te horen. Alleen Israël (Dat was bijzondere opzoekende genade van God, een bijzondere zegen. Dat is het geboren worden onder het verbond nu nog steeds). En niet zomaar, maar met de belofte dat God hun tot een God wilde zijn. Alles wat nodig is, om die wet te houden, wil Hij Zijn verbondsvolk geven: Al wat u ontbreekt, schenk ik zo gij t smeekt, mild en overvloedig.Willem schreef:Kan je de crusieve zin verduidelijken en/of nuanceren memento?memento schreef:De wet is gegeven in een verbondskader. En moet daarom aan verbondskinderen (wat elke gedoopte is) geleerd worden. De HEERE, die de wet gegeven heeft, wil ook alles geven wat nodig is om die wet te houden.
Tegelijkertijd leert de Schrift ons, dat om die wet te kunnen houden wij een nieuw hart nodig hebben. En dat wil de HEERE ieder verbondskind, ook nu nog, genadig schenken. Niet als een vanzelfsprekendheid, maar uit genade, om het gebed. Om Jezus wil. De HEERE laat geen smekende zondaar, die het Hem moet belijden dat hij de wet niet houden kan, en hopeloos verloren ligt in zonde en schuld, staan. Maar Hij zal zich over hem ontfermen. Zoals Hij beloofd heeft.
De rest van je post onderschrijf ik. Het is goed, om in dezen gewoon de Schriften te laten spreken. Ik zou zeggen: Laten we dat ook gewoon doen als het gaat om de vragen "wanneer de wedergeboorte plaatsvindt en wat de toeleidende weg precies is". Gewoon de Schrift laten spreken. En daar waar de Schrift zwijgt, ook gewoon zwijgen. We hoeven niet alles te weten. Er is maar één ding van wezenlijk belang (en de vraag wanneer de wedergeboorte nu precies is en of de toeleidende weg binnen of buiten de bekering valt leidt daar alleen maar van af), en dat is: Mag ik door een waar geloof in Christus Jezus weten dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving der zonden gegeven is.
Re: Wie moeten Gods geboden houden ?
Ben het iig eens met de verduidelijking dat de verdienste van Christus de zondaar tot gerechtigheid wordt gerekend. Over de verbondsbeschouwing moet ik nog eens goed nadenken. m.i. zijn wij zo "verknipt" door de Verlichting dat het denken in andere structuren dan het individualisme ons (mij) erg slecht af gaat.memento schreef:Ik bedoel daarmee precies wat ik zeg. God geeft Zijn wet niet zomaar. Geen van de volken kreeg Gods wil te horen. Alleen Israël (Dat was bijzondere opzoekende genade van God, een bijzondere zegen. Dat is het geboren worden onder het verbond nu nog steeds). En niet zomaar, maar met de belofte dat God hun tot een God wilde zijn. Alles wat nodig is, om die wet te houden, wil Hij Zijn verbondsvolk geven: Al wat u ontbreekt, schenk ik zo gij t smeekt, mild en overvloedig.Willem schreef:Kan je de crusieve zin verduidelijken en/of nuanceren memento?memento schreef:De wet is gegeven in een verbondskader. En moet daarom aan verbondskinderen (wat elke gedoopte is) geleerd worden. De HEERE, die de wet gegeven heeft, wil ook alles geven wat nodig is om die wet te houden.
Tegelijkertijd leert de Schrift ons, dat om die wet te kunnen houden wij een nieuw hart nodig hebben. En dat wil de HEERE ieder verbondskind, ook nu nog, genadig schenken. Niet als een vanzelfsprekendheid, maar uit genade, om het gebed. Om Jezus wil. De HEERE laat geen smekende zondaar, die het Hem moet belijden dat hij de wet niet houden kan, en hopeloos verloren ligt in zonde en schuld, staan. Maar Hij zal zich over hem ontfermen. Zoals Hij beloofd heeft.
Mee eens.memento schreef:De rest van je post onderschrijf ik. Het is goed, om in dezen gewoon de Schriften te laten spreken. Ik zou zeggen: Laten we dat ook gewoon doen als het gaat om de vragen "wanneer de wedergeboorte plaatsvindt en wat de toeleidende weg precies is". Gewoon de Schrift laten spreken. En daar waar de Schrift zwijgt, ook gewoon zwijgen. We hoeven niet alles te weten. Er is maar één ding van wezenlijk belang, en dat is: Mag ik door een waar geloof in Christus Jezus weten dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving der zonden gegeven is.