Wilhelm schreef:albion schreef:Wilhelm schreef:albion schreef:[
Een farizeeër is een zondaar die verloren is maar het niet voelt en de tollenaar is een zondaar die zich in zijn bewustzijn ook verloren voelt en daarom uitroept: Wees mij zondaar genadig!
Want als God genade schenkt, leert een mens zich zowel kennen als een tollenaar maar ook zeker als een farizeeër.
Kijk en dat is denk ik wat caprice bedoelt
Nee dat bedoelt Caprice niet. In die discussie gaat het om het feit dat je je eerst zo moet "voelen" voordat de genade aangeboden mag worden. En dat is niet Bijbels. Dan leg je een voorwaarde in een bepaald ellendegevoel, terwijl als het waar werk is men altijd zal zeggen dat men zich niet genoeg verootmoedigd en boetvaardig "voelt." En wat is het dan een bevrijding om het Evangelie te horen dat nu stijven van hart, koude onboetvaardige zondaren (zo voelt een ontdekte zondaar zich !) welkom zijn bij Jezus. En mogen komen zoals ze zijn.
Fout. Dat bedoel ik wel. Maar het gaat mij er dus juist om dat de Heere een mens roepende maakt, doordat hij onder de uitwendige roeping inwendig geroepen is door Gods Geest. Want God gaat niet over de zonde heen. Hij legt ze bloot, ontdekt ze aan de zondaar en stelt ze hem voor ogen, waardoor hij gaat roepen tot God. Is er nog een weg, is er nog een middel om die welverdiende straf te ontgaan, en wederom tot genade te komen? Hierin zien we dus de lijn van de Heidelberger Catechismus, een leer en troostboek van hoe God Zijn gunstgenoten trekt en leidt.
Genade valt VRIJ en SOEVEREIN. Dan kan een mens nooit zeggen dat hij zich niet genoeg verootmoedigd en boetvaardig voelt, want als hij dat inleeft is God een verrassend God, Die hem opzoekt onder de prediking, het lezen van Zijn Woord, overkomst in het gebed of door andere middelen, en wordt de genade metterdaad geschonken in het hart. De Heere doet dan gevoelen dat hij van mij afweet. Daar voel ik de doemwaardigheid van mijn bestaan, hetwelk God en Zijn eer maar niet kan bedoelen, maar juist dan maakt de Heere ruimte bij God vandaan.
Het gaat me er dus om dat de Heere werkt in de diepten van ons verdorven bestaan. In het dal van Achor wordt er een deur der hope geopend. Dat Zijn levendgemaakte mensen die in gaan leven dat zij dood zijn in zonden en misdaden. Want een mens met genade zal hoe dan ook onomstotelijk te doen krijgen met de oude mens, een tweemens worden, waarin hij gaat gevoelen en zien dat in het vlees geen goed woont. Dat zijn mensen die gaan dorsten naar God, naar de levende God. Zij benodigen alles van Hem en willen in een rechte weg zalig worden met het behoud van al Gods deugden, hetwelk alleen zal strekken tot Zijn eer.
Er zijn kerken waar men al de hoorders houdt voor gelovigen, en hen benoemt als broeders en zusters, vanaf de kansel. Het zij in mindere of meerdere mate. Daarom is het goed het zo belangrijke onderscheid aan te tonen tussen de uitwendige en inwendige roeping. Wedergeboorte is noodzakelijk, want zonder dat, zullen wij het Koninkrijk Gods niet zien, nog ingaan.
Graag geef ik een deel van de voorafspraak mee die ds. C. Hegeman deed bij de aanvang van een preek over Hooglied 4 vers 16:
ds. C. Hegeman schreef:Mijne geliefden, dat vrije en dat soevereine Godswerk. Wat wordt dat toch heerlijk en dierbaar beschreven in dat boek Ezechiël, als wij daar mogen lezen: “Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef.”
Maar mijne geliefden, waarom zou er nu voor tweemaal daar staan: “en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef.”? Eenmaal, is dat nu niet genoeg? Waarom moet dat nu voor tweemaal daar staan? Maar nu heeft God een volk op de wereld. Het is een sekte die overal wordt tegengesproken, en bijzonder in deze dagen. Want als ge voor een voorwerpelijke waarheid zijt, dan krijgt ge nog wel vrienden. Maar als ge voor een bevindelijke, Schriftuurlijke waarheid zijt, dan wordt ge veracht. Dan wordt ge vertrapt. Dan behoort ge tot een sekte die overal wordt tegengesproken. Want de mens die wil, ja, wel horen: ‘daar ligt Arnhem en daar ligt Groningen’, maar je moet niet vertellen hoe je er komt. Daar willen ze niet van horen, van de toeleidende en ontdekkende weg die de HEERE met Zijn volk komt te houden. Maar nu dat Goddelijke wonder, dat Ezechiël nu kreeg te horen,dat hij kreeg te vernemen van dat vrije, en van dat soevereine van Gods werk, dat er staat: “ Leef”, en: “Ik zeide tot u in uw bloed: Leef” tot tweemaal toe. De eerste maal, dat is de levendmaking. Dat is wedergeboorte, die noodzakelijk is. Voor dat volk, die van eeuwigheid verkoren zijn krachtens de soevereine verkiezing die van eeuwigheid vast ligt. Dat volk, dat in de tijd van dood levend gemaakt wordt. Ja geliefden, die in de tijd door die levendmaking, door dat onwederstandelijke, door dat soevereine Godswerk bearbeid worden. De HEERE komt ze van dood levend te maken. Maar nu, dat volk dat levende gemaakt wordt, dat moet ook weten dat zij in de rechte verhouding met God komen. Zij moeten gebracht worden in die weldaad dat ze ook mogen weten waar hun schuld gebleven is. Zij moeten ook weten van verzoening. Zij moeten ook kennis krijgen van het Goddelijke recht. En gemeente, nu leven we in tijden dat de mens niet wil horen van dat Goddelijke recht. Daar moet men niet over spreken. De mens wil zo spreken met elkander, dat de mens opgebouwd wordt in gemoedelijkheden en in allerlei dingen wat geen grond is voor de eeuwigheid, maar tekort is voor de eeuwigheid. Maar wij zullen iets moeten leren kennen van het waarachtige, van de bediening van Gods Geest. Want als God met een mens gaat arbeiden door Woord en Geest, dan krijgt hij ten eerste te doen met de eerste Persoon van het Goddelijk Wezen. Hij krijgt met een rechtvaardig God te doen. Hij krijgt zijn zonde, schuld en doemwaardigheid te zien. Hij gaat het uitroepen: ‘is er dan nog een weg om van die welverdiende straf te ontkomen?’ Hij gaat het uitroepen: ‘mijn zonde, mijn zonde! Ik kan niet voor God bestaan!’ Want hij wordt een ongelukkig mens. Hij kan het nergens meer vinden. Hij gaat als een bestredene, als een arme en een ellendige over de wereld. En hij krijgt te doen, o, met die zaken dat hij daar eerlijk gemaakt wordt. Want hij gaat vragen naar gerechtigheid. Hij krijgt betrekking op de deugd van Gods recht, want Sion zal door recht verlost worden! O, die zaak, van die levendmaking, van die bewustheid, dat hij mag weten waar zijn schuld gebleven is. Want God maakt een afgesneden zaak aan deze zijde van het graf.
Auto schreef:Inhoudelijk discussieren is goed en dat mag op het scherpst van de snede, maar toon wel respect voor elkaar en gebruik argumenten.
Dit hoop ik te (blijven) doen, en anders aangesproken te worden bij onwaardig taalgebruik. Een gesprek met respect voor elkaar(s mening) is meestal het meest inhoudelijk van aard.
Gewetensbezwaarde trouwambtenaar - 'De totalitaire staat werpt het geweten van haar burgers weg als een waardeloos vod'
Dr. J.H. Bavinck