Ik ben blij dat ik vandaag gewoon gewerkt heb en zodoende deze discussie gemist hebt.
Wel wil ik kort reageren op het volgende:
memento schreef:Als Mientje Vrijdag, zoals DIA zei door haar aan te halen als bewijs dat je door de gemeenschap der heiligen zekerheid kan krijgen over het "goed weg" zijn van iemand waarvan dat onduidelijk was, wederkerige gemeenschap heeft gehad (gemeenschap impliceert immers wederkerigheid, zowel in oud als hedendaags Nederlands), dan is dat gedrag de Heere een gruwel geweest. Omdat het woord dat zegt.
1. Het ontvangen van zekerheid over iemands staat na zijn/haar overlijden moeten we niet rechtstreeks koppelen aan de bijzondere ervaring van geestelijke gemeenschap met een overledene zoals DIA dat naar voren heeft gebracht. Beide zaken staan m.i. los van elkaar en moeten we ook los van elkaar beoordelen.
2. Ook Mientje Vrijdag bezat reeds lang zekerheid over de staat van haar overleden man. Het is dus niet zo dat zij door een geestelijke gemeenschap na zijn overlijden hier voor het eerst zekerheid over ontving.
3. De hele 'als'-zin van Memento gaat dus mank, dit 'als' is een veronderstelling die niet op waarheid berust.
4. Wel spreekt Mientje Vrijdag erover dat zij geestelijke gemeenschap had met haar overleden echtgenoot. Er zijn meer van dergelijke beschrijvingen te vinden uit de 20e eeuw, ik meen ook van Betje Duijzer (maar het boekje dat ik ooit las, bezit ik niet, dus ik kan het niet nakijken).
5. Memento koppelt zijn veroordeling aan het hebben van 'wederkerige gemeenschap'. Dan is naar zijn mening sprake van 'de doden vragen' zoals door God is verboden. Memento vergeet hier dat 'de doden vragen' inderdaad verboden is, maar dat dit iets geheel anders is dan het hebben van geestelijke gemeenschap als leden van hetzelfde lichaam in Christus. 'de doden vragen' betreft een occulte praktijk door de werken des satans, het betreft ook duidelijk een vorm van waarzeggerij, wat uit dit woord 'vragen' blijkt. Een wederzijds ervaren geestelijke gemeenschap tussen leden van hetzelfde lichaam door de Geest mag echter nooit occult genoemd worden, ook al zijn deze leden lichamelijk van elkaar gescheiden.
6. Ik heb zelf naar voren gebracht de vraag of de hemelingen onze toestand kennen, laat staan of het mogelijk is dat de hemelingen vergund wordt geestelijke gemeenschap te ondervinden met gelovigen die op de aarde zijn. Jes. 63:16 zou erop kunnen wijzen dat dit niet het geval is, hoewel dit niet met stelligheid uit deze tekst kan worden afgeleid. De engelen weten in vele zaken zeker van ons, en zou het dan onmogelijk zijn dat de hemelingen iets van ons weten indien hun dat door God vergund wordt?
7. Ik beschouw het als zeker dat er gevallen zijn geweest waarin mensen op aarde geestelijke gemeenschap met elkaar hebben ondervonden, hoewel zij ver van elkaar verwijderd waren en er geen communicatiemiddelen waren waardoor zij contact hadden. De geschiedenis van de Kerk op aarde vermeldt deze wonderlijke gevallen. Zij waren één in de Geest en als leden van hetzelfde lichaam van Christus en ondervonden die geestelijke eenheid ook wederzijds op dezelfde tijd. Ook dit is een zeer bijzondere ervaring die we niet als norm of regel mogen stellen, maar die we ook niet mogen ontkennen of veroordelen.
8. Gezien punt 7 en punt 6 denk ik niet dat we met grote stelligheid kunnen beweren dat iets dergelijks wat Mientje Vrijdag en Betje Duijzer beschreven hebben, tot het onmogelijke behoort. Nogmaals: Ik zeg niet dat het WAAR gebeurd is wat zij beschrijven, maar ik zeg ook niet dat het NIET WAAR gebeurd is. Ik onthoud mij hierin liever van een oordeel en ik denk dat dit het verstandigste is wanneer wij in deze zaken geen zekerheid hebben.
N.a.v. een ander punt in de discussie:
9. Dat God een God is der levenden sluit in dat Abraham, Izak en Jakob ook thans een levende ziel/geest hebben. Want God is niet alleen een God der levenden ná de opstanding uit de doden, maar evenzeer een God der levenden vóór de opstanding uit de doden.