Ik wil je best geloven maar kom dan toch in de knoop met de beloften op de aardse zegeningen. Die kan ik onmogelijk degraderen tot schaduwen.Afgewezen schreef:De aardse zegeningen van Israël waren schaduwen. Zij wezen vooruit en waren geen doel op zichzelf. Met de komst van het nieuwe verbond is de tijd van de schaduwen voorbij. Er is dus geen ijskast met aardse zegeningen meer voor een aards Israël.Gian schreef:God handelt met de mensen via diverse verbonden. Het abrahamitsiche verbond is de basis van Gods handelen (onderverdeeld in aardse en geestelijke zegeningen). Voor Israel geld dat de aardse en geestelijke zegeningen altijd samen gaan. Een onvoorwaardelijk verbond waarvan de geestelijke zegen nu voor alle mensen geld op voorwaarde van geloof en bekering.Afgewezen schreef:Ik denk dat hier dingen door elkaar gaan lopen. Het oude verbond is met Israël als volk opgericht, voor het nieuwe verbond geldt dit niet. Israël, als verbondsvolk, is wel uitgenodigd tot dit verbond, maar... weigerde!Gian schreef:Dat denk ik ook ja. Desalnietemin zie ik wel het onderscheid tussen 'meedelen' in het verbond of 'in het verbond zijn'. Hoe vaak ik ook met je mee zou rijden, het blijft jou auto.
Dus ik begrijp niet zo goed welk verbond noch 'van hen' zou zijn en waarin ik als gelovige dan deel.
Voor het volk Israel is er het voorwaardelijke verbond bij gekomen bij de Sinaï. Voordat het volk Kanaän binnentrekt komt God met de uitbreiding van het Sinaïtische verbond. De inhoud daarvan staat gelijk aan het nieuwe verbond uit Jer. 31.
Met het verlaten van de inzettingen van het verbond en de verwerping van Jezus is Israel alle zegen verloren, heeft Jezus de Gemeente van de Vader gekregen en zijn de geestelijke zegeningen naar de heidenen gegaan. De aardse zegeningen zijn in de ijskast gezet om het even oneerbiedig te zeggen tot de wederoprichting aller dingen.
Het geloof in het volbrachte offer is de voorwaarde om te delen in de geestelijke zegeningen. Door het geloof word de heiden kind van Abraham en deelt hij mee in de geestelijke zegeningen, uiteraard van het nieuwe verbond. De zegen van het geloven in de belofte komt voort uit het Abrahamitische verbond omdat Abraham vader aller gelovigen is (wedergeboorte). De geestelijke zegeningen waar we nu mee gezegend zijn is uiteraard de zegen van het nieuwe verbond (ingeschreven wet, inwoning vd Geest).
Bovendien heb je dan geen oog voor het Davidische verbond, ook een onvoorwaardelijk verbond. Moeten dan alle beloften aan David vergeestelijkt worden? Het is Gods belofte en Zijn uitgedrukte wil voor de toekomst! Let op het onvoorwaardelijke aspect van deze beloften;
2Sam. 7:8 Nu dan, alzo zult gij tot Mijn knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen van de schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger zoudt zijn over Mijn volk, over Israel.
9 En Ik ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde zijn.
10 En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst.
11 En van dien dag af, dat Ik geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven van al uw vijanden. Ook geeft u de HEERE te kennen, dat de HEERE u een huis maken zal.
12 Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.
13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid.
14 Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.
15 Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk als Ik die weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen.
16 Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.
Lees dit stuk in 2Sam. 7 eens verder wat David in het gebed antwoord op de profeet Nathan.
Jes. 9:6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
7 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.
Jer. 23:5 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde.
6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID.
7 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat zij niet meer zullen zeggen: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft opgevoerd.
8 Maar: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had! want zij zullen wonen in hun land.
Luc. 1:32 Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven.
Hand. 3:21 spreekt over de wederoprichting aller dingen. De context wijst toch duidelijk op een toekomst?
Moeten we deze teksten allemaal vergeestelijken?
Zach 14:1 Ziet, de dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem!
2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden.
3 En de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds.
4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeen gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden.
5 Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE!
6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis.
7 Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen.
8 Ook zal het te dien dage geschieden, dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn.
9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een zijn, en Zijn Naam een.
Ezech. 37:21 Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal de kinderen Israels halen uit het midden der heidenen, waarhenen zij getogen zijn, en zal ze vergaderen van rondom, en brengen hen in hun land;
22 En Ik zal ze maken tot een enig volk in het land, op de bergen Israels; en zij zullen allen te zamen een enigen Koning tot koning hebben; en zij zullen niet meer tot twee volken zijn, noch voortaan meer in twee koninkrijken verdeeld zijn.
23 En zij zullen zich niet meer verontreinigen met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen, en met al hun overtredingen; en Ik zal ze verlossen uit al hun woonplaatsen, in dewelke zij gezondigd hebben, en zal ze reinigen; zo zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn.
24 En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen te zamen een Herder hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die doen.
25 En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb, waarin uw vaders gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder Vorst zijn tot in eeuwigheid.
26 En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten en zal ze vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid.
27 En Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
28 En de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, Die Israel heilige, als Mijn heiligdom in het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid.
Werkelijk vele tientallen profetieen zijn nog te noemen over de tijd van vrede en herstel. Bovendien heeft Jezus zelf Johannes geopenbaard dat er een vrederijk komt. Op. 21
Waarom zegt de Heere Jezus zelf meerdere keren dat Satan de overste van der wereld is? Wie zou Paulus in 2Kor. 4 met de god dezer eeuw bedoelen? Waarom waarschuwt Petrus voor de satan als briesende leeuw? Zou Satan gebonden zijn?
Ps. 99 en vele psalmen hebben een profetische inhoud! Natuurlijk is alles in Gods hand, maar de wereld is nu overgeleverd aan Satan. Straks komt de Koning der koningen!
Wat antwoord Jezus als de discipelen vragen of Hij het Koninkrijk op aarde wederoprichten zal?
6 Zij dan, die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israel het Koninkrijk wederoprichten?
7 En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft;
8 Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.
9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.
10 En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding;
11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.
Let op de laatste zin! Hij komt terug zoals hij is opgevaren.
Zit de Christus nu op de troon van David? Nee! Hij zit bij de Vader IN de troon, aan Zijn rechterhand! Openb.3