Afgewezen schreef:Gian schreef:12,90 zelfs
Douma hang net als drs H de Jong de verbredingstheologie aan. Leuke gedache, echter zonder grond.
Vervangingstheologie tot en met.
En dat is zo ongeveer het ergste wat er bestaat, vervangingstheologie...

De vervangingsgedachte, of dat het ergste is, wil ik niet zeggen, maar wel dat het al bijna 2000 jaar heeft bijgedragen aan een haat tegen joden, dat heeft miljoenen joden het leven gekost.
Theologisch heeft het er aan bijgedragen dat het rechte zicht op de eschatologie is verdwenen. Men onderscheid niet meer het plan van God met Israël, maar men heeft daardoor ook geen zicht meer op het plan van God met de gemeente als het lichaam van Christus.
Daarom voor de liefhebber een korte uiteenzetting over Israël en de kerk, deze is van een oude vriend van mij, waarvan ik veel heb geleerd.
Er wordt naar veel Bijbelteksten verwezen, wil je er serieus over spreken/schrijven dan zul je wel je Bijbel moeten openen.
De belijdenis van de kerk kent geen uitgewerkte eschatologie, alleen een summiere verwijzing naar de wederkomst, de opstanding en het laatste oordeel.
Om ook maar enige helderheid in deze materie te verkrijgen, dienen wij te beseffen dat niet de Kerk maar Israël het centrale thema is van en de sleutelpositie inneemt in de Godsopenbaring. Velen/sommigen op dit forum beweren dat reeds eeuwenlang dat Israël geen aparte heilsfunctie meer heeft en dat de Kerk deze plaats heeft ingenomen, dat is als een axioma voor hen. Daarom eerst iets over de roeping en beloften van Israël en dan iets over de roeping en erfenis der Gemeente. Israël heeft een aardse roeping en beloften, Gods verbond met en beloften aan Israël zijn altijd betrokken op het aardse leven. Vandaar ook het sabbatsgebod. (Gen. 12:3; Ps. 37:9,11,22; Ps. 67:7,8). Het is van het begin af aan Gods bedoeling geweest door middel van Israël al de volken der aarde te brengen tot de kennis en de vreze van Zijn Naam. (Deut. 4:6; Ps. 22:28,29; Ps. 96; Ps. 102:14-23; Zach. 8:20-23). Als Israël in gehoorzaamheid aan Gods geboden wandelde, beloofde de Heere hen een lang leven en voortdurende gezondheid op aarde, overwinning op hun vijanden, Zijn zegen over hun huisgezin, over hun vee, over het gewas van het veld en over hun wijngaarden enz. (Deut. 28:1-14; Lev. 26:1-13; Mal. 3:10). Allemaal aardse zegeningen, opdat Zijn Naam daardoor bekend zou worden aan alle volken (Deut. 28:10; 1 Sam. 17:46). De grootste beloften aan Israël waren echter verbonden aan de komst van de beloofde Messias, de grote Zoon uit het huis van David. Want dan zou het aan Israël beloofde Koninkrijk Gods op aarde (Ps. 72:8; Zach. 9:10 en 14:9), pas ten volle doorbreken en universeel worden. Wij weten echter hoe het gegaan is, Israël heeft aan zijn roeping niet beantwoord, (evenmin als later de gemeente) maar verbrak het verbond, diende de afgoden en begeerde te zijn als de andere volken. (1 Sam. 8:5,20; Ezech. 20:32). Daardoor haalde Israël zich de vloek van het verbond op de hals. (Lev. 26; Deut. 28 en 31:14-20). Toen de door God bepaalde tijd vervuld was, kwam de beloofde Messias om het beloofde Koninkrijk op te richten (Mat. 4: 17; 3:2; Mark. 1:15). Iedere Jood wist wat er met deze woorden bedoeld werd. Daar werd niet het hemelse heil voor de Gemeente (dat pas veel later geopenbaard is) mee bedoeld maar het Koninkrijk voor Israël op aarde (Math. 5:5). De bergrede is dan ook de grondwet van het Koninkrijk, al bevat deze natuurlijk wel zedelijke normen en waarden die altijd en overal gelden. Als Israël Hem toen aangenomen had, zou het Koninkrijk toen ook gekomen zijn, ik spreek nu naar de mens en volgens de geopenbaarde wil van God, want in de verborgen raad van God was het anders besloten (Hand. 3:17,18). Maar doordat Israël zijn Koning verwierp en kruisigde (Math. 27:37) werd de komst van het Koninkrijk uitgesteld; nu moet het wachten tot Hij wederkomt. (Luk. 13:35; 19:11,12-15; Hand. 15:13-18), want dan zal Israël Hem wel aannemen, vergelijk Zach. 12:10-13:1 met Openb. 1:7. God zal dwars door alles heen met Israël tot Zijn doel komen. Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk (Rom. 11:29).
Tot zover voorlopig over Israël. Nu kom ik tot de Gemeente. Deze verschilt zoveel van Israël als de hemel van de aarde. Want zij is een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17), met Christus opgewekt en in de hemel gezet (Ef. 2:6). Zij heeft geen aardse maar een hemelse roeping en erfenis (Joh. 16:33; Joh. 15:18-25; Fill. 3:20,21; Hebr. 3:1; Koll. 3:1-3, 1 Petr. 1:1-4; Ef. 1:3). De Gemeente is de verborgenheid welke in andere eeuwen aan de kinderen der mensen niet is bekend gemaakt (Ef. 3:5-10). Zij is organisch aan Christus verbonden in Zijn opstandingsleven (Koll. 3:1-3; Rom. 6:1-12) door de inwonende Geest (Ef. 1:13; 2 Kor. 5:5). Zij is voorbestemd om met Christus in een opstandingslichaam geopenbaard te worden (Fill. 3:21; 1 Joh. 3:2), en met Hem over Israël en de volken te oordelen (Math.19:28; Luk. 22:29,30; 1 Cor. 6:1-3; Openb. 5:10; Rom. 8:17) en te regeren (Openb. 20:4). Omdat de Gemeente aan Christus verbonden is in Zijn opstandingsleven kon zij er ook niet zijn voordat Hij opgestaan en ten hemel gevaren was en de Heilige Geest gezonden had. (Joh. 7:39; 1 Cor. 12:13; Ef. 1:15-23).Het is dan ook een fundamentele dwaling die de oorzaak geworden is van alle verwarring en misverstand met betrekking tot de verhouding Kerk - Israël, dat men de Kerk bij Adam laat beginnen in plaats van bij de opstanding van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest.