lezenswaardig
Re: lezenswaardig
Wie leest er het blad "de Oogst" uitgegeven door Tot Heil des Volks ?
Ik verneem uit onverwachte hoek dat het een lezenswaardig blad is, terwijl ik altijd dacht dat de stichting een wat verdachte theologische visie voorstond.
Ik verneem uit onverwachte hoek dat het een lezenswaardig blad is, terwijl ik altijd dacht dat de stichting een wat verdachte theologische visie voorstond.
Re: lezenswaardig
Ik lees het blad.Wilhelm schreef:Wie leest er het blad "de Oogst" uitgegeven door Tot Heil des Volks ?
Ik verneem uit onverwachte hoek dat het een lezenswaardig blad is, terwijl ik altijd dacht dat de stichting een wat verdachte theologische visie voorstond.
Hoewel ik het niet met alles eens ben, vind ik het een blad met veel lezenswaardige artikelen.
Bovendien spreekt mij het werk wat ze verrichten onder vooral prostituees en daklozen zeer positief aan.
Re:
caprice schreef:“Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed” (Jesaja 64:6a)
Het kleed van Christus’ gerechtigheid
‘Doch wij allen zijn als een onreine…’ Zo heeft Jesaja het tweestammenrijk van Juda aangesproken! Hij noemt hen onreinen. Hij sluit er zichzelf niet buiten, want hij schrijft: ‘Wij allen’. Geliefde lezer(es), wij allen zijn in Adam peilloos diep gevallen. Niemand uitgezonderd, hoofd voor hoofd, hart voor hart. Paulus schrijft: ‘Want zij hebben gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods.’
Waarom schrijft Jesaja: ‘Doch wij allen zijn als een onreine?’ Wel, Jesaja heeft zichzelf door de bearbeiding van de Heilige Geest als een onreine voor God leren kennen. Hij schrijft: ‘Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en woon in het midden van een volk dat onrein van lippen is’. Dat is hij door de genade Gods aan de weet gekomen. Weet u hoe hij dat aan de weet gekomen is? In het licht van Gods vlekkeloze majesteit heeft hij eigen zonde, schuld en ongerechtigheid leren zien. Hij schrijft het zelf: ‘Want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien.’
Geliefde lezer(es), kent u daar ook iets van in uw persoonlijk leven? Bent u al een onreine voor de Heere geworden? In Leviticus 13:45 lezen wij van de melaatsen: ‘Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij zal de bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij roepen: Onrein, onrein!’ Hebt u het met de melaatse al voor God beweend: ‘Onrein, onrein?’
‘En al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.’ Is uw ongerechtigheid al schuld voor God geworden? Jesaja schrijft hier niet over ongerechtigheden, maar over gerechtigheden. Zijn uw gerechtigheden al schuld voor God geworden? Zolang wij daarin ons leven vinden zal de Middelaar geen waarde krijgen. Daar werkt de Heere in het leven van Zijn kinderen op aan.
Welk een pijnlijke les om gerechtigheden, ja, eigengerechtigheden voor God te verliezen. Wat zijn dat eigenlijk? In onze kanttekeningen lezen wij: Dat is, al onze beste werken, of wat wij voor goeds gedaan zouden hebben. Al mijn werken, deugden, tranen, werkzaamheden, vroomheid zijn tekort om voor God te kunnen bestaan. Ze moeten een wegwerpelijk kleed worden.
Weet u wat dat betekent? In het Hebreeuws lezen wij: Een kleed der wegwerping! Zoals onze kanttekeningen schrijven: Als een vuil, bezoedeld kleed; of een kleed van lompen en lappen samengeflanst.
Gods kinderen leren zichzelf als een goddeloze kennen. Bent u dat al geworden? En dat leert de Heere Zijn kinderen door de ontdekkende bearbeiding van de Heilige Geest. Dat is zo noodzakelijk en onmisbaar. Gods kinderen worden als goddelozen en niet als vrome mensen zalig. Niet in de uitleving, maar wel in de innerlijke doorleving voor de Heere. Dat is smartelijk om te doorleven, maar noodzakelijk om aan de weet te komen dat er maar één gerechtigheid is om voor de Heere te kunnen verschijnen.
Welke gerechtigheid? De enig geldende gerechtigheid van Christus die alleen redden kan van de dood. Welk een wonder om als een uitgewerkte, naakte zondaar voor de Heere te mogen buigen.
‘Want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan.’ Wie bekleedt de Heere met de klederen des heils? Zij die alle heiligheid in zichzelf missen. Wie doet de Heere de mantel der gerechtigheid om? Zij die ontbloot zijn van alle gerechtigheid.
De gerechtigheid heeft Christus voor Zijn volk verworven en Hij past die gerechtigheid ook toe. Nee, dat doen Gods kinderen zelf niet! Hij bekleedt! Hij doet hen die klederen aan! Hij is niet alleen een Middelaar van verdienste, maar ook van toepassing. Dat kleed der gerechtigheid heeft Hij verworven in de weg van bitter lijden en verzoenend sterven.
Hij, de Koning der koningen, is door Maria in doeken gewonden. Hij is veracht en bespot geworden door Herodes en zijn krijgsknechten. Wij lezen in Gods Woord van Herodes: ‘Deed Hem een blinkend kleed aan’. Pilatus krijgsknechten wierpen Hem een purperen kleed om. In Johannes 19:5 lezen wij: ‘Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen kleed. En Pilatus zeide tot hen: Ziet, de Mens!’ Jezus, de volkomen Zaligmaker heeft naakt aan het kruis gehangen, opdat naakte zondaren door Zijn gerechtigheid bekleed zullen worden.
Geliefde lezer(es), zijn uw zonden, uw ongerechtigheden al schuld voor God geworden? Weet het toch, buiten het kleed van Christus’ gerechtigheid kunnen wij God niet ontmoeten. Dat het heil van uw onsterfelijke ziel werd opgebonden. Smeek de Heere of Hij uw onreinheid wil bekendmaken. In Christus is alles wat tot zaligheid nodig is. Niemand heeft teveel gezondigd, is te onrein of te vuil. ‘Want het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden.’
Volk des Heeren, de Heere geve u ontdekking. Vraag daar toch om! Het is een gebed tegen uzelf in, maar wel noodzakelijk, opdat in het verlies van uw gerechtigheden, de eeuwige behoudenis ligt door Zijn gerechtigheid.
Veenendaal, Ds. J. van Belzen
(Uit: De Saambinder, 9 augustus 2007)
Een meditatie waar ik me helemaal in kan vinden. Dat is de oude waarheid! En niet wat ik elders las: alle meditaties in De Saambinder zijn hetzelfde! Er is soms een wereld van verschil, en dan bedoel ik niet alleen wat de stijl betreft.
Ds. van Belzen ligt op dezelfde geestelijke bevindelijke lijn als onze eigen herder en leraar. Gelukkig zijn er daar nog meer van in de Gereformeerde Gemeenten die me dierbaar zijn.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: lezenswaardig
Enkele brieven van Mientje Vrijdag vond ik op internet!
Deze brief beschrijft haar laatste Avondmaal op aarde
Rijssen, 2 Maart 1943.
Geliefden in den Heere.
Met de hulp van de Heere wensch ik u eenige letteren te schrijven.
Je schrijven was tot geloofsversterking.
Zeer bang wordt het op aarde, vele jonge mannen worden weggevoerd naar de vreemde.
De ellende wordt met den oorlog groot. Ik denk gedurig nog aan wat de Heere mij al voor
jaren leerde aangaande de oordelen.
O, wat is het en wordt het vervuld. Och mocht er eens een Ezra's en Nehemia's berouw en
boete komen. En toch bij al deze benauwdheden is het voor mijn ziel: dan zingen zij in God
verblijd, aan Hem gewijd, van 's Heeren wegen, enz.
Daar in God is ruste, nu en eewig. Als zij door het dal der moerbeziën doorgaan, stellen zij
Hem tot een fontijn, enz.
Ja wiens harte de gebaande wegen zijn. Het is alles uit Hem en door Hem. In Hem zij de
heerlijkheid tot in eewigheid.
De Heere rijd door vlakke velden, gedurig ontbind Hij mijn lasten.
Alles in des Heeren hand te geven, ja in de handen van mijn Almachtigen God en Vader.
Hij is groot van raad en wonderlijk van daad, Juicht vromen om uw lot.
Dit houd hun het hoofd omhoog.
Zondagmorgen was het met het ontwaken op het Avondmaal.
Ik heb, dit was Uw taal, een vast verbond gemaakt, met mijnen Gunsteling, die steeds mijn
oog bewaakt,
O, daar zo alle banden verbroken en wonderlijk aangebeden, en daar den Drieenigen God
ontmoet,
Ik werd ingezet in dien Vrederaad en werd in de zoete onderhandeling gebracht van hetgeen
dat tusschen den Heere en mijn ziel, was afgehandelt,
Daar die tusschentredende Borg weer ontmoet, O ik riep uit Rabouni, lieve Meester.
Zoo waren dan den gebaanden wegen in onzen ziel.
Daar ingeleid in het laatste hoodtstuk van Hooglied, Zoo naar de Kerk.
Ik heb grootelijks begeert dit Paascha met u te houden.
Hiermede werd ik aangesproken aan den disch, Dieka zat nevens mij te wenen.
Wat een gemeendschap, samen met knecht en volk.
Mijn broer heeft ook zoo dierbaar Avondmaal mogen houden.
Vrucht uit dat Dierbaar Hoofd. Zo verraste de Heere mij met een bezoek, Zal dit op aarde
het laatste Avondmaal zijn, om nieuw te drinken van dien wijn in het Koningkrijk hier boven?
Zoo is de Heere met mij, Hij is de God van Jacobs zaad, als een borg en toeverlaat.
De Heere zij uw schild, uw loon zeer groot.
Nog even op aarde.
Wees den Allerhoogsten opgedragen door uw onwaardige mede zuchtster
MIENTJE VRIJDAG.
Brief van Mientje Vrijdag aan Leen Potappel
Rijssen, 27 januari 1936
Geliefde broeder in onze allerschoonste en allerdierbaarste Immanuël, met uw medebroeder. De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, beware uwe harten en zinnen in Christus Jezus.
We gedachten gedurig om u samen een lettertje te schrijven. Maar ach, gedurig oponthoud en verwisseling. Sinds we de laatste maal een lettertje schreven, is het er nog niet beter op geworden. Wat liggen we diep onder de rechtvaardige en heilige oorlogen van Jehova. O, het kan toch soms zo zwaar drukken dat ik het wel zou willen uitschreeuwen, zo we alleen waren. En geliefden, niet die of die, maar wij hebben God op 't hoogst misdaan. Het is nog een ademtocht als we 't nog mogen uitzuchten. En ach dat kennelijke, dat het oordeel begint van Gods Huis. Hoe zit die stad zo eenzaam, die vol volks was. Zij is als een weduwe geworden. Zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden. O, van de dochter Sions is al haar sieraad weggegaan!
We dachten vanmorgen nog zo aan hetgeen u schreef in uw eerste brief: Sion is geen stad op een berg meer, maar is een ruïne geworden. Ach, dat ons hoofd water ware en onze ogen een springader van tranen. Ik zou niet liever doen, dan dag en nacht bewenen de breuk der dochteren mijns volks. Want, zo ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete mijn rechterhand zichzelve. Zo ik Jeruzalem niet steile boven het hoogste mijner blijdschap.
Ach geliefden, die vereniging en gemeenschap is zo teer en zo dierbaar, vloeiende uit dat dierbare Hoofd Jezus Christus. Die schone en zoete Roos van Saron. Nu zijn ze samen zo nauw verenigd, als de ranken in de Wijnstok, die al hun sappen en hun leven uit de Wijnstok halen. Groenewegen zingt er van:
Zoete banden, die mij binden,
aan des Heeren lieve volk, enz.
Maar ach, dewijl er zo weinig gemeenschapsleven is uit, en in, en met dat dierbare Hoofd, is er ook zo weinig te bespeuren van dat: Ziet hoe lief zij elkander hebben. De wereld wijst ze niet meer na. U begrijpt, we bedoelen dit niet in verkeerde zin, maar zoals de Heere Jezus met Zijn volgelingen in Zijn omwandeling. Toen waren ze toch een verachte fakkel, een sekte die overal tegengesproken werd. Maar nu heeft de Kerk zo'n werelds kleed aan. Het is vaak net of ze nog beter op hun gemak zitten bij de wereld dan bij hun broeders en zusters in den Heere. O, wee onzer, dat we zo gezondigd hebben. Zou Mijn ziel Zich niet wreken aan zulk een volk als dit is? Welk een geest des diepen slaaps is er over de Kerke Gods! Daar is geen licht en geen gezicht van den Heere. Hoe vermenigvuldigt de ongerechtigheid. Is het geen wonder dat we met land, volk en overheid nog niet vernield zijn?
Dezer dagen zijn wij er nog zo kennelijk weer bijgebracht, hoe we voor enige jaren onderwezen werden met: Te dien dage zal de mens zijn zilveren en zijn gouden afgoden werpen voor de mollen en de vledermuizen. Maar ach, er is nog al een krampachtig vasthouden tot op heden, al weten ook de mensen haast niet hoe ze 't maken zullen, daar ook hier de werkeloosheid en ook de armoede groter wordt. Maar toen onderwees ons de Heere voor enige jaren, dat het zo bang zou worden, dat we straks de afgoden van angst (dan zouden ze tot een last worden) zouden wegwerpen. O, daar is geen bestraffende en waarschuwende mond meer. Wie staat er met Habakuk op de wacht? Dan die getrouwe oudvaders, wat een lichten waren dat. Wat heeft de Heere toch gezorgd, wat is dat overjarig koren toch voedzaam en gezond.
We zagen uit het vorige briefje dat u nog gedurig onderwijs mag ontvangen, geliefde zielevriend. We waren er zo verblijd mee en gunnen u dat zo hartelijk, we zijn er zo jaloers op. Dat koren en die most maakt de jonkvrouwen toch sprekende. O, die zoete samenspraken en dat kort bij de Heere leven!
Hoe het bij ons is? Op en neer. De eerste woensdag in november is het hier dankdag. Dit is ook al net als bij het meeste, vorm en sleur; waar dat lieve Wezen van walgt en getuigt: Ik mag uw verbodsdagen niet rieken. Daags tevoren poogden we 's Heeren aangezicht te zoeken, of Hij Zich mocht ontdekken en openbaren, maar hoe we probeerden, het ging niet, de weg bleef gesloten. Dat maakte ons zeer bedroefd. We stonden de volgende dag weer net zo op. Zo bedroefd, en probeerden maar weer. Toen was het: Verzamelt Mij de kinderkens en die de borsten zuigen, de bruidegom ga uit zijn binnenkamer en de bruid uit hare slaapkamer. Laat de priesters, des Heeren dienaars, wenen tussen het voorhof en het altaar. O, daar zette ons de Heere diep in de schuld. In de eerste plaats was ik zelf de vrouw die daar schuldig stond en ik heb mijn eigen schuld en van de mijnen uitgeweend. O, mijn hoofd bedolven onder die golven, van mijn ongerechtigheên. Toen de schuld der priesters en der ganse Kerk. Ik deed maar niet anders dan dezelve uitbreiden voor 's Heeren aangezicht. Het was net of ze hoe langer hoe groter werd. Terwijl we in dat bekennen en belijdenis doen lagen, werd het krachtig in onze ziel: En het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van al onze zonden. Daar was de ganse Kerk in begrepen. Waarop we weer antwoordden: Ja, dat mogen we geloven, dat dat bloed reinigt van alle zonden. Maar ach, mochten we dan nog eens weer met dat bloed in aanraking komen. Weer eens met dat bloed besprengd en in dat bloed gewassen worden. Daarop sprak die lieve Vader zeer dierbaar: Ziet, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen. Waarop onze ziel weer sprak: Lieve Vader, plaatst U ons dan achter Uw lieve Knecht, opdat we Zijn handelingen zien mogen.
Ik moet kort zijn, verder hadden wij de gehele dag veel omgang. En dan die doorgang tot dat binnenste Heiligdom. Ook de volgende dag en 's middags was het een zoet samenzijn met 's Heeren kinderen. Dat heeft zo een week geduurd. Nooit eerder heb ik zo de Wet horen voorlezen als zondags daarop. Kennelijk hoorden we de stem van die lieve Vader in Christus: Ik ben de Heere uw God, enz. Ook hebben we veel achter die lijdende Zoenborg mogen wandelen. Ik riep maar telkens. Lieve Vader, breng en houd mij achter Uw lieve Knecht. O, dat: Ziet de Mens! Ik kan alles niet uitbreiden.
Woensdag ontwaakten we met: Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet. We zeiden: Niets liever Heere Jezus dan dat, U tegemoet. De liefde was zo sterk en de vereniging en omgang. Maar, Heere Jezus, zeiden we, hoe zal U dan komen? Naar hetgeen U ons al jaren geleerd hebt, zal toch nog niet direkt Uw komst ten oordeel zijn, naar onze gedachte. Daarop was het: Wiens wan in Zijn Hand is en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren. En ziet, geliefden, dan zal er wat komen kijken.
Hierna hebben we veel strijd gehad, aanvallen, vijandschappen, de diepe kolken van ons goddeloos bestaan, dat het nooit eens wordt met de Heere en Zijn zo goede en getrouwe leiding. Maar dat zich altijd zelf een weg uitdenkt, die hem goeddunkt. Maar waar de Heere van zegt: En het einde daarvan zijn paden des doods. Dit wetende, maar er niet te kunnen komen. O neen, ik zou nog eeuwig verdwalen en omkomen, als mijn Leidsman niet getrouw was en Zich weer ontfermde en dat dolende schaapje Zijn hand reikte. Dat mocht weer gebeuren en de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs richtte ons geloofsoog weer op Hem en kwam met het laatste vers van Psalm 35, ons oog op Hem te vestigen, om te allen tijden om Zijn gerechtigheid verblijd te zijn. O, die enige vaste grond van zaligheid, Christus en Zijn aangebrachte gerechtigheid. Toen verder dat eindigen in die hoogste God. Van regel tot regel was er in de kerk zo'n zoete aansluiting met die oudvaders.
Morgen is het veertien dagen geleden dat we onze geliefde zielszus, die al lange tijd ziek is, te Scherpenzeel bezocht hebben. [Liesje van Rooijen, getrouwd met Bart Roest] Wat mag ze veel omgang met de Heere hebben. Oude Baan en Van Noort zijn mee geweest. Oude Baan heeft ons verzocht u de hartelijke groeten te doen. U zult wel eens van die zielsvriendin gehoord hebben. De Heere maakt haar rijp voor de heerlijkheid. Voor het uiterlijke is ze een toonbeeld van ellende. Veel pijn en ze kan ook niet meer zien. Maar als ze veel pijn had, toen wij er waren, lag ze stilletjes, zachtjes te zingen van: Laat ons vrolijk zijn, vrolijk zijn. O, ik had daar wel willen blijven, om die Godsgeheimen te horen. Ik kan niet uitweiden, maar moet eindigen.
Verleden week sprak de Heere ons hiermede aan: Waakt dan te allen tijde, opdat gij waardig moogt geacht worden om te staan voor de Zoon des mensen. En dat in terugleiding naar: Ziet, de Bruidegom komt, enz. Dit heeft ons veel zuchtende doen zijn, of de Heere ons wakende mag maken en houden. We zijn zo stumperig, en kunnen niet gaan of staan buiten de Heere. We worden hoe langer hoe armer, blinder, dwazer en onwijzer. Ik had nooit gedacht dat we zo uitgeledigd werden. Het verstand raakt geheel op. Ik kan de leiding van de Heilige Geest niet op mijn weg ontberen. Ik heb een hart dat dwaalziek is en verward, niets doet dan af te keren.
Nu nog een vraag en we breken af met pen. Broeder, mag u nog wel eens gedurig arbeid en worsteling hebben, met die schaapjes die nog onder dat lieve zegel der verkiezing liggen, die nog toegebracht moeten worden?
Gedurig zijn we in de geest bij ulieden, ook op de lieve sabbatdag in het opgaan naar 's Heeren huis. Geliefden, gedenkt onzer in uw verzuchtingen, als het zijn mag. Nog een klein poosje achter die grote Kruisdrager en dan voor eeuwig thuis.
De Heere zegene u samen uit Sion om Zijns lieve Zoons wille, is onze wens en bede. Als het kan laat Johan [Johan Slager, later ds. Slager] nog eens een lettertje schrijven, hoe het u samen gaat, ook aangaande de bange en zeer donkere tijden, die we beleven.
Uw oude zielsvriendin Mientje Vrijdag
Deze brief beschrijft haar laatste Avondmaal op aarde
Rijssen, 2 Maart 1943.
Geliefden in den Heere.
Met de hulp van de Heere wensch ik u eenige letteren te schrijven.
Je schrijven was tot geloofsversterking.
Zeer bang wordt het op aarde, vele jonge mannen worden weggevoerd naar de vreemde.
De ellende wordt met den oorlog groot. Ik denk gedurig nog aan wat de Heere mij al voor
jaren leerde aangaande de oordelen.
O, wat is het en wordt het vervuld. Och mocht er eens een Ezra's en Nehemia's berouw en
boete komen. En toch bij al deze benauwdheden is het voor mijn ziel: dan zingen zij in God
verblijd, aan Hem gewijd, van 's Heeren wegen, enz.
Daar in God is ruste, nu en eewig. Als zij door het dal der moerbeziën doorgaan, stellen zij
Hem tot een fontijn, enz.
Ja wiens harte de gebaande wegen zijn. Het is alles uit Hem en door Hem. In Hem zij de
heerlijkheid tot in eewigheid.
De Heere rijd door vlakke velden, gedurig ontbind Hij mijn lasten.
Alles in des Heeren hand te geven, ja in de handen van mijn Almachtigen God en Vader.
Hij is groot van raad en wonderlijk van daad, Juicht vromen om uw lot.
Dit houd hun het hoofd omhoog.
Zondagmorgen was het met het ontwaken op het Avondmaal.
Ik heb, dit was Uw taal, een vast verbond gemaakt, met mijnen Gunsteling, die steeds mijn
oog bewaakt,
O, daar zo alle banden verbroken en wonderlijk aangebeden, en daar den Drieenigen God
ontmoet,
Ik werd ingezet in dien Vrederaad en werd in de zoete onderhandeling gebracht van hetgeen
dat tusschen den Heere en mijn ziel, was afgehandelt,
Daar die tusschentredende Borg weer ontmoet, O ik riep uit Rabouni, lieve Meester.
Zoo waren dan den gebaanden wegen in onzen ziel.
Daar ingeleid in het laatste hoodtstuk van Hooglied, Zoo naar de Kerk.
Ik heb grootelijks begeert dit Paascha met u te houden.
Hiermede werd ik aangesproken aan den disch, Dieka zat nevens mij te wenen.
Wat een gemeendschap, samen met knecht en volk.
Mijn broer heeft ook zoo dierbaar Avondmaal mogen houden.
Vrucht uit dat Dierbaar Hoofd. Zo verraste de Heere mij met een bezoek, Zal dit op aarde
het laatste Avondmaal zijn, om nieuw te drinken van dien wijn in het Koningkrijk hier boven?
Zoo is de Heere met mij, Hij is de God van Jacobs zaad, als een borg en toeverlaat.
De Heere zij uw schild, uw loon zeer groot.
Nog even op aarde.
Wees den Allerhoogsten opgedragen door uw onwaardige mede zuchtster
MIENTJE VRIJDAG.
Brief van Mientje Vrijdag aan Leen Potappel
Rijssen, 27 januari 1936
Geliefde broeder in onze allerschoonste en allerdierbaarste Immanuël, met uw medebroeder. De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, beware uwe harten en zinnen in Christus Jezus.
We gedachten gedurig om u samen een lettertje te schrijven. Maar ach, gedurig oponthoud en verwisseling. Sinds we de laatste maal een lettertje schreven, is het er nog niet beter op geworden. Wat liggen we diep onder de rechtvaardige en heilige oorlogen van Jehova. O, het kan toch soms zo zwaar drukken dat ik het wel zou willen uitschreeuwen, zo we alleen waren. En geliefden, niet die of die, maar wij hebben God op 't hoogst misdaan. Het is nog een ademtocht als we 't nog mogen uitzuchten. En ach dat kennelijke, dat het oordeel begint van Gods Huis. Hoe zit die stad zo eenzaam, die vol volks was. Zij is als een weduwe geworden. Zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden. O, van de dochter Sions is al haar sieraad weggegaan!
We dachten vanmorgen nog zo aan hetgeen u schreef in uw eerste brief: Sion is geen stad op een berg meer, maar is een ruïne geworden. Ach, dat ons hoofd water ware en onze ogen een springader van tranen. Ik zou niet liever doen, dan dag en nacht bewenen de breuk der dochteren mijns volks. Want, zo ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete mijn rechterhand zichzelve. Zo ik Jeruzalem niet steile boven het hoogste mijner blijdschap.
Ach geliefden, die vereniging en gemeenschap is zo teer en zo dierbaar, vloeiende uit dat dierbare Hoofd Jezus Christus. Die schone en zoete Roos van Saron. Nu zijn ze samen zo nauw verenigd, als de ranken in de Wijnstok, die al hun sappen en hun leven uit de Wijnstok halen. Groenewegen zingt er van:
Zoete banden, die mij binden,
aan des Heeren lieve volk, enz.
Maar ach, dewijl er zo weinig gemeenschapsleven is uit, en in, en met dat dierbare Hoofd, is er ook zo weinig te bespeuren van dat: Ziet hoe lief zij elkander hebben. De wereld wijst ze niet meer na. U begrijpt, we bedoelen dit niet in verkeerde zin, maar zoals de Heere Jezus met Zijn volgelingen in Zijn omwandeling. Toen waren ze toch een verachte fakkel, een sekte die overal tegengesproken werd. Maar nu heeft de Kerk zo'n werelds kleed aan. Het is vaak net of ze nog beter op hun gemak zitten bij de wereld dan bij hun broeders en zusters in den Heere. O, wee onzer, dat we zo gezondigd hebben. Zou Mijn ziel Zich niet wreken aan zulk een volk als dit is? Welk een geest des diepen slaaps is er over de Kerke Gods! Daar is geen licht en geen gezicht van den Heere. Hoe vermenigvuldigt de ongerechtigheid. Is het geen wonder dat we met land, volk en overheid nog niet vernield zijn?
Dezer dagen zijn wij er nog zo kennelijk weer bijgebracht, hoe we voor enige jaren onderwezen werden met: Te dien dage zal de mens zijn zilveren en zijn gouden afgoden werpen voor de mollen en de vledermuizen. Maar ach, er is nog al een krampachtig vasthouden tot op heden, al weten ook de mensen haast niet hoe ze 't maken zullen, daar ook hier de werkeloosheid en ook de armoede groter wordt. Maar toen onderwees ons de Heere voor enige jaren, dat het zo bang zou worden, dat we straks de afgoden van angst (dan zouden ze tot een last worden) zouden wegwerpen. O, daar is geen bestraffende en waarschuwende mond meer. Wie staat er met Habakuk op de wacht? Dan die getrouwe oudvaders, wat een lichten waren dat. Wat heeft de Heere toch gezorgd, wat is dat overjarig koren toch voedzaam en gezond.
We zagen uit het vorige briefje dat u nog gedurig onderwijs mag ontvangen, geliefde zielevriend. We waren er zo verblijd mee en gunnen u dat zo hartelijk, we zijn er zo jaloers op. Dat koren en die most maakt de jonkvrouwen toch sprekende. O, die zoete samenspraken en dat kort bij de Heere leven!
Hoe het bij ons is? Op en neer. De eerste woensdag in november is het hier dankdag. Dit is ook al net als bij het meeste, vorm en sleur; waar dat lieve Wezen van walgt en getuigt: Ik mag uw verbodsdagen niet rieken. Daags tevoren poogden we 's Heeren aangezicht te zoeken, of Hij Zich mocht ontdekken en openbaren, maar hoe we probeerden, het ging niet, de weg bleef gesloten. Dat maakte ons zeer bedroefd. We stonden de volgende dag weer net zo op. Zo bedroefd, en probeerden maar weer. Toen was het: Verzamelt Mij de kinderkens en die de borsten zuigen, de bruidegom ga uit zijn binnenkamer en de bruid uit hare slaapkamer. Laat de priesters, des Heeren dienaars, wenen tussen het voorhof en het altaar. O, daar zette ons de Heere diep in de schuld. In de eerste plaats was ik zelf de vrouw die daar schuldig stond en ik heb mijn eigen schuld en van de mijnen uitgeweend. O, mijn hoofd bedolven onder die golven, van mijn ongerechtigheên. Toen de schuld der priesters en der ganse Kerk. Ik deed maar niet anders dan dezelve uitbreiden voor 's Heeren aangezicht. Het was net of ze hoe langer hoe groter werd. Terwijl we in dat bekennen en belijdenis doen lagen, werd het krachtig in onze ziel: En het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van al onze zonden. Daar was de ganse Kerk in begrepen. Waarop we weer antwoordden: Ja, dat mogen we geloven, dat dat bloed reinigt van alle zonden. Maar ach, mochten we dan nog eens weer met dat bloed in aanraking komen. Weer eens met dat bloed besprengd en in dat bloed gewassen worden. Daarop sprak die lieve Vader zeer dierbaar: Ziet, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen. Waarop onze ziel weer sprak: Lieve Vader, plaatst U ons dan achter Uw lieve Knecht, opdat we Zijn handelingen zien mogen.
Ik moet kort zijn, verder hadden wij de gehele dag veel omgang. En dan die doorgang tot dat binnenste Heiligdom. Ook de volgende dag en 's middags was het een zoet samenzijn met 's Heeren kinderen. Dat heeft zo een week geduurd. Nooit eerder heb ik zo de Wet horen voorlezen als zondags daarop. Kennelijk hoorden we de stem van die lieve Vader in Christus: Ik ben de Heere uw God, enz. Ook hebben we veel achter die lijdende Zoenborg mogen wandelen. Ik riep maar telkens. Lieve Vader, breng en houd mij achter Uw lieve Knecht. O, dat: Ziet de Mens! Ik kan alles niet uitbreiden.
Woensdag ontwaakten we met: Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet. We zeiden: Niets liever Heere Jezus dan dat, U tegemoet. De liefde was zo sterk en de vereniging en omgang. Maar, Heere Jezus, zeiden we, hoe zal U dan komen? Naar hetgeen U ons al jaren geleerd hebt, zal toch nog niet direkt Uw komst ten oordeel zijn, naar onze gedachte. Daarop was het: Wiens wan in Zijn Hand is en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren. En ziet, geliefden, dan zal er wat komen kijken.
Hierna hebben we veel strijd gehad, aanvallen, vijandschappen, de diepe kolken van ons goddeloos bestaan, dat het nooit eens wordt met de Heere en Zijn zo goede en getrouwe leiding. Maar dat zich altijd zelf een weg uitdenkt, die hem goeddunkt. Maar waar de Heere van zegt: En het einde daarvan zijn paden des doods. Dit wetende, maar er niet te kunnen komen. O neen, ik zou nog eeuwig verdwalen en omkomen, als mijn Leidsman niet getrouw was en Zich weer ontfermde en dat dolende schaapje Zijn hand reikte. Dat mocht weer gebeuren en de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs richtte ons geloofsoog weer op Hem en kwam met het laatste vers van Psalm 35, ons oog op Hem te vestigen, om te allen tijden om Zijn gerechtigheid verblijd te zijn. O, die enige vaste grond van zaligheid, Christus en Zijn aangebrachte gerechtigheid. Toen verder dat eindigen in die hoogste God. Van regel tot regel was er in de kerk zo'n zoete aansluiting met die oudvaders.
Morgen is het veertien dagen geleden dat we onze geliefde zielszus, die al lange tijd ziek is, te Scherpenzeel bezocht hebben. [Liesje van Rooijen, getrouwd met Bart Roest] Wat mag ze veel omgang met de Heere hebben. Oude Baan en Van Noort zijn mee geweest. Oude Baan heeft ons verzocht u de hartelijke groeten te doen. U zult wel eens van die zielsvriendin gehoord hebben. De Heere maakt haar rijp voor de heerlijkheid. Voor het uiterlijke is ze een toonbeeld van ellende. Veel pijn en ze kan ook niet meer zien. Maar als ze veel pijn had, toen wij er waren, lag ze stilletjes, zachtjes te zingen van: Laat ons vrolijk zijn, vrolijk zijn. O, ik had daar wel willen blijven, om die Godsgeheimen te horen. Ik kan niet uitweiden, maar moet eindigen.
Verleden week sprak de Heere ons hiermede aan: Waakt dan te allen tijde, opdat gij waardig moogt geacht worden om te staan voor de Zoon des mensen. En dat in terugleiding naar: Ziet, de Bruidegom komt, enz. Dit heeft ons veel zuchtende doen zijn, of de Heere ons wakende mag maken en houden. We zijn zo stumperig, en kunnen niet gaan of staan buiten de Heere. We worden hoe langer hoe armer, blinder, dwazer en onwijzer. Ik had nooit gedacht dat we zo uitgeledigd werden. Het verstand raakt geheel op. Ik kan de leiding van de Heilige Geest niet op mijn weg ontberen. Ik heb een hart dat dwaalziek is en verward, niets doet dan af te keren.
Nu nog een vraag en we breken af met pen. Broeder, mag u nog wel eens gedurig arbeid en worsteling hebben, met die schaapjes die nog onder dat lieve zegel der verkiezing liggen, die nog toegebracht moeten worden?
Gedurig zijn we in de geest bij ulieden, ook op de lieve sabbatdag in het opgaan naar 's Heeren huis. Geliefden, gedenkt onzer in uw verzuchtingen, als het zijn mag. Nog een klein poosje achter die grote Kruisdrager en dan voor eeuwig thuis.
De Heere zegene u samen uit Sion om Zijns lieve Zoons wille, is onze wens en bede. Als het kan laat Johan [Johan Slager, later ds. Slager] nog eens een lettertje schrijven, hoe het u samen gaat, ook aangaande de bange en zeer donkere tijden, die we beleven.
Uw oude zielsvriendin Mientje Vrijdag
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: lezenswaardig
jvdg schreef:Ik lees het blad.Wilhelm schreef:Wie leest er het blad "de Oogst" uitgegeven door Tot Heil des Volks ?
Ik verneem uit onverwachte hoek dat het een lezenswaardig blad is, terwijl ik altijd dacht dat de stichting een wat verdachte theologische visie voorstond.
Hoewel ik het niet met alles eens ben, vind ik het een blad met veel lezenswaardige artikelen.
Bovendien spreekt mij het werk wat ze verrichten onder vooral prostituees en daklozen zeer positief aan.
Zijn er nog meer die dit blad lezen ?
Re: lezenswaardig
Wij hebben het gelezen, maar in het kader van bezuinigingen hebben wij helaas veel bladen de deur uitgedaan. Maar als er weer een blad bij zou komen dan zou ik toch denk ik dit blad nemen.Wilhelm schreef:jvdg schreef:Ik lees het blad.Wilhelm schreef:Wie leest er het blad "de Oogst" uitgegeven door Tot Heil des Volks ?
Ik verneem uit onverwachte hoek dat het een lezenswaardig blad is, terwijl ik altijd dacht dat de stichting een wat verdachte theologische visie voorstond.
Hoewel ik het niet met alles eens ben, vind ik het een blad met veel lezenswaardige artikelen.
Bovendien spreekt mij het werk wat ze verrichten onder vooral prostituees en daklozen zeer positief aan.
Zijn er nog meer die dit blad lezen ?
-
- Berichten: 134
- Lid geworden op: 18 nov 2008, 16:19
Re: lezenswaardig
't Is bij ons precies zo gegaan. Eerst was het blad gratis, nu kost het (meen ik) 10 euro.
Je kunt oude nummers ook op hun site nakijken: http://www.totheildesvolks.nl/cms/index ... elect&id=1
Het blad is Evangelisch, maar dan in de goede zin van het woord.
Je kunt oude nummers ook op hun site nakijken: http://www.totheildesvolks.nl/cms/index ... elect&id=1
Het blad is Evangelisch, maar dan in de goede zin van het woord.
Re: lezenswaardig
Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?
Re: lezenswaardig
Ik denk het wel. Maar ze hebben geen aureooltje meer om tegenwoordig. En dat is wel zo gezond.Gijs83 schreef:Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?
Re: lezenswaardig
En wat bedoel je met 'aureooltje'Afgewezen schreef:Ik denk het wel. Maar ze hebben geen aureooltje meer om tegenwoordig. En dat is wel zo gezond.Gijs83 schreef:Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?

Re: lezenswaardig
Geen verkeerde vraag. Toch zijn er rondom het Heilig Avondmaal betere vragen te stellen. De vraag bijvoorbeeld of je zelf tot 'des HEEREN lieve volk' behoort. Want daar komt het wel op aan. Met het geloof van Mientje Vrijdag, Bart Roest en Leen Potappel kunnen niet voor God verschijnen. Laat hen een voorbeeld tot navolging zijn, dat is meer dan een nastaren. Dat is delen in dezelfde verwondering.Gijs83 schreef:Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?
Re: lezenswaardig
Het antwoord is niet zo relevant, als je zelf niet tot 'des HEEREN lieve volk' behoort. En als je er wel toe behoort, kan je zondag na de dienst zelf het antwoord geven...Gijs83 schreef:Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?
Re: lezenswaardig
Gijs,Gijs83 schreef:En wat bedoel je met 'aureooltje'Afgewezen schreef:Ik denk het wel. Maar ze hebben geen aureooltje meer om tegenwoordig. En dat is wel zo gezond.Gijs83 schreef:Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?
Hoe denk je dat Mientje Vrijdag het gevonden zou hebben als ze had geweten dat 60 jaar na haar dood nog steeds naar haar verwezen wordt alsof zij de laatste gelovige vrouw geweest zou zijn? Hoe haar hele leven op een zalvende toon wordt uitgeplozen en als voorbeeld wordt gesteld? Ik denk dat ze er stevig tegen zou protesteren.
Denk je nou echt dat in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel alles zo geweldig was? Ook zij was bedroefd over het verval van de kerk, in haar tijd al.
Probeer eens zonder oogkleppen rond te lopen. Oogkleppen die het mooie dat in deze tijd gebeurt blokkeren en in plaats daarvan een mooi beeld schetsen van een verleden dat er in die geromantiseerde vorm waarschijnlijk nooit is geweest.
Re: lezenswaardig
Nee, uit zo'n reactie blijkt weer dat dat volk niet meer wordt verstaan en begrepen. Die mensen hadden veel zelfkennkis, die verafschuwden alle mensenverheerlijking... Ze hadden een nauwe omgang met God en bleven dicht aan de grond. Maar het waren wel mensen. Als ze zich verhieven wist God ze wel weer op de plek te zetten. Ze konden vaak niet over een strootje heenstappen zonder God. Maar het is wel waar dat er weinig over zijn die zo geleerd en ingeleid zijn in de gangen en wegen van de Heere. Zouden we dan niet moeten klagen: Ai mij, want ik ben als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld... Lees de tekst maar eens door.Marco schreef:Gijs,Gijs83 schreef:En wat bedoel je met 'aureooltje'Afgewezen schreef:Ik denk het wel. Maar ze hebben geen aureooltje meer om tegenwoordig. En dat is wel zo gezond.Gijs83 schreef:Zondag a.s. is het hier weer Avondmaal. Zou het dan ook zo zijn als in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel. Is er nog zulke gemeenschap onder 'des HEEREN lieve volk'?
Hoe denk je dat Mientje Vrijdag het gevonden zou hebben als ze had geweten dat 60 jaar na haar dood nog steeds naar haar verwezen wordt alsof zij de laatste gelovige vrouw geweest zou zijn? Hoe haar hele leven op een zalvende toon wordt uitgeplozen en als voorbeeld wordt gesteld? Ik denk dat ze er stevig tegen zou protesteren.
Denk je nou echt dat in de tijd van Mientje Vrijdag en Leen Potappel alles zo geweldig was? Ook zij was bedroefd over het verval van de kerk, in haar tijd al.
Probeer eens zonder oogkleppen rond te lopen. Oogkleppen die het mooie dat in deze tijd gebeurt blokkeren en in plaats daarvan een mooi beeld schetsen van een verleden dat er in die geromantiseerde vorm waarschijnlijk nooit is geweest.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: lezenswaardig
Dat is nog maar de vraag, hoor. Deze mensen werden op een voetstuk gezet en kregen daardoor een zekere status, waar ze ook echt wel gebruik van maakten. En niet altijd op de goede manier.Marco schreef:Hoe denk je dat Mientje Vrijdag het gevonden zou hebben als ze had geweten dat 60 jaar na haar dood nog steeds naar haar verwezen wordt alsof zij de laatste gelovige vrouw geweest zou zijn? Hoe haar hele leven op een zalvende toon wordt uitgeplozen en als voorbeeld wordt gesteld? Ik denk dat ze er stevig tegen zou protesteren.
Dit gebeurt op kleine schaal nog wel.
Daarom is het goed dat het nu niet meer zo 'zichtbaar' is wie er een kind van God is en wie niet. Dat is helemaal niet gezond in een gemeente.