Terug naar huisgemeenten? Als de dominee een microfoon nodig heeft is de gemeente te groot? Ik las een aantal jaar terug een artikel van ds. W. van Vlastuin:
Krachtige werking van de Geest gepaard met grote aantallen kerkmensen
Groei in de breedte
niet los van dieptegroei
Wat is de ideale omvang van een christelijke gemeente? Hebben grote kerkelijke gemeenten toekomst? De Amerikaanse onderzoeker George Barna constateerde in een recent onderzoek dat christenen in grote gemeenten verloren dreigen te gaan. Voor Barna is een gemeente van 800 leden groot genoeg. Vandaag de derde aflevering in een vierdelige serie over de ideale omvang van een kerkelijke gemeente. Ds. W. van Vlastuin zou graag meer grote gemeenten zien, al kan een groei van Gods kerk in de breedte nooit worden losgemaakt van haar groei in de diepte.
Het is opmerkelijk dat er vandaag wordt nagedacht over de ideale grootte van de gemeente. Onderzoeker George Barna –en hij is niet de enige– werpt de vraag op of grote mammoetgemeenten wel toekomst hebben. Mag een gemeente wel groter zijn dan zo'n 800 leden? Of is het dan hoog tijd om tot splitsing over te gaan? Er klinkt een kritische ondertoon naar gemeenten die groter zijn dan deze norm. Op verzoek van de redactie wil ik enkele overwegingen maken.
Het is niet moeilijk om allerlei voor- en nadelen van een grote gemeente te noemen. Persoonlijk ben ik dankbaar dat ik in een kleine gemeente mijn ambtelijk werk begon. Het was in Wouterswoude goed te doen om jaarlijks elk gezin een bezoek te brengen. Het pastoraat wint op deze wijze aan diepte. Er is ook een nauwe band met elkaar. De onderlinge verbondenheid in deze gemeente was groot. Dat bevordert de meelevendheid. Het overgrote deel nam dan ook deel aan bijbellezingen of de volwassencatechese.
Inmiddels mag ik de hervormde gemeente van Katwijk dienen. Dat is met recht een â€
Ideale grootte van een gemeente
de ideale grootte van een gemeente is allang onderzocht: tussen de 300 en 500 leden. Daarboven wordt het te massaal en anoniem, daaronder kun je problemen krijgen omdat er te veel mensen familie van elkaar zijn e.d. of posten niet bezet kunnen worden door de meest geschikte persoon, maar men het moet doen met wat er voorhanden is (roeien met de riemen die je hebt...).
Ach tja. je wilt niet weten hoeveel mensen ik ken die bij mij in de kerk zitten. Als je een naam noemt dan ken ik ze van gezicht en kan ik (soms) wel aan geven wie het is. Terwijl ik in een gemeente zit die 1600 leden telt. En 1100 mensen zondags in de kerk zitten!!!!
Dit komt miss. omdat ik er in opgegroeid ben (geboren en gedoopt).
Maar goed, ik voel me totaal niet anoniem in deze grote gemeente (die groeit). Niet massaal absoluut niet. Wat wel een nadeel is dat je niet met heel je gemeente even een kopje koffie kunt drinken na de dienst. (dat vindt ik opzich wel erg jammer).
Dit komt miss. omdat ik er in opgegroeid ben (geboren en gedoopt).
Maar goed, ik voel me totaal niet anoniem in deze grote gemeente (die groeit). Niet massaal absoluut niet. Wat wel een nadeel is dat je niet met heel je gemeente even een kopje koffie kunt drinken na de dienst. (dat vindt ik opzich wel erg jammer).
Wij hebben een gemeente van iets van 15 mensen...
heeft voordelen, maar ook nadelen..... Al ben je zo wel hecht! En een ieder draagt verantwoordelijkheid, want er is niemand anders om het te doen!
Gevaar is wel dat er druk wordt uitgeoefend om te veranderen, andere muziek, andere opstelling van zitplaatsen etc....
gelukkig is dat tot nu toe niet gelukt..... wel zien we in andere kerken waar dta wel door ging dta het van kwaad tot erger ging!
heeft voordelen, maar ook nadelen..... Al ben je zo wel hecht! En een ieder draagt verantwoordelijkheid, want er is niemand anders om het te doen!
Gevaar is wel dat er druk wordt uitgeoefend om te veranderen, andere muziek, andere opstelling van zitplaatsen etc....
gelukkig is dat tot nu toe niet gelukt..... wel zien we in andere kerken waar dta wel door ging dta het van kwaad tot erger ging!
De stof van de kerk is een bepaald getal of een menigte van gelovigen, doch onbepaald beschouwd, daar God ons omtrent de juiste grootte van dit getal geen voorschrift gegeven heeft. Het kleinste getal zou dus niet gemakkelijk aangegeven kunnen worden, maar in elk geval moet het getal niet zo klein zijn, dat er ternauwernood enig verschil van gaven en enige verstandige wrijving der gevoelens plaats kan hebben, waardoor moeilijk met enig gezag kerkelijke besluiten ten uitvoer zouden kunnen gelegd worden. Maar hierover beneden bij de vragen.
IIe Vraag. Of de kerk moet bestaan uit zeer weinig of tamelijk weinig leden, opdat n.l. verwarring voorkomen worde, die een groot aantal leden misschien teweeg zou kunnen brengen? Antwoord: Neen.
Ten eerste, omdat de bijzondere of plaatselijke kerken, ten tijde van de Apostelen, door deze verzameld en georganiseerd, niet uit weinigen bestonden, zoals de kerk van AntiochiÎ, die van Efese, van Rome, Corinthe, Filippi, Thyatire en Jeruzalem. Zie van de Hand. het 2e, 4e en 13e hoofdstuk. Ten tweede, omdat de meerdere of mindere grootte van het getal niets uitstaande heeft met het wezen van de kerk, noch een wezenlijk vereiste voor haar is. Ten derde, omdat een kerk, uit zo weinig leden bestaande (b.v. uit 7 of 9), ternauwernood geschikt is tot het uitoefenen van haar regerende en rechtsprekende macht, als er n.l. aanleiding is gegeven tot ergernis en de ene broeder een andere tot aanstoot is geweest. Immers, als men de beide partijen met hun getuigen er afneemt, en de dienaren en hen, aan wie het onderzoek is opgedragen, niet meerekent, hoe groot een kerk zal er dan nog over blijven?
IVe Vraag. Of de menigte slechts zo groot mag zijn, dat zij gemakkelijk op ÈÈn plaats tot het horen van het woord en tot het verrichten van alle kerkelijke zaken zou kunnen samenkomen? Antwoord:
(...)
Wij zien niet in, dat dit noodzakelijk is, of zelfs altijd en overal nuttig. De redenen, die wij hiervoor kunnen aanvoeren, zijn deze:
1e Omdat de apostolische kerken van Jeruzalem, Korinthe, Efeze, Antiochie, Rome en van andere plaatsen niet in een synagoge of privaat huis of de bovenverdieping daarvan (grote tempels of spreekplaatsen hadden de Christenen in die tijd nog niet, zoals beneden in de verhandeling over de kerkgebouwen zal blijken) samenkwamen. Dit zou trouwens de grootte van het ledental niet veroorloofd hebben.
2e Omdat in de kerken, die onmiddellijk op de kerken van die tijd volgden, dit helemaal niet in acht is genomen, zoals vaststaat uit de Kerkgeschiedenis. Niemand zal beweren, dat de gehele kerk van Rome binnen de muren van ÈÈn spreekplaats in haar onderaardse toevluchtsoord is bijeengeweest.
3e Omdat de kerken onder het kruis en de heimelijke kerken (die kerken van het licht zijn) reeds van de tijd van de Apostelen tot op deze dag, hoezeer zij ook gedwongen werden, om in verscheidene kleine vergaderingen het woord te doen prediken en het avondmaal te laten bedienen, toch van deze gewoonte nooit zijn afgeweken, ja wat meer is, haar als noodzakelijk hebben voorgeschreven.
4e Omdat men, wanneer de plaats van de bijeenkomst iets van haar ruimte of geschiktheid, en de stem van de prediker iets van haar helderheid verloor, of wanneer de vervolging in de ene of andere stad weer meer hardnekkig werd, het ledental dadelijk zou moeten doen krimpen en de geheelheid van de kerk zou moeten opgelost worden, althans met betrekking tot een deel van haar, en dat afgesneden deel, dat groter of kleiner zou zijn al naar gelang van de mate, waarin de stem van de prediker mocht afgenomen zijn, zich daarna weer tot een nieuwe kerk zou moeten samenstellen. Ook zou natuurlijk, als op zulk een predikant weer een andere volgde die met een stentorstem begaafd was, datzelfde vroeger afgesneden deel weer opnieuw met de vorige kerk moeten verbonden worden, na de vorm van die nieuwe kerk te hebben afgeschaft. Maar dit is alles even ongerijmd.
5e Omdat daaruit zou volgen, dat tot een getal van gelovigen, hetwelk in ÈÈn bedehuis juist kan samenkomen, zolang al die gelovigen leven, geen anderen zouden moeten toegevoegd worden, om deel te hebben aan de gemeenschap van diezelfde kerk; maar dat uit hun kinderen, knechten en dienstmaagden, zo door deze in het lopende jaar het getal bij geval te groot zou worden, dadelijk een nieuwe kerk zou moeten gesticht worden, totdat zij, door het overlijden of verhuizen van enige leden, bij de kerk van hun ouders of meesters kunnen worden ingelijfd, met opheffing en ontbinding van hun eigen pas opgericht kerkje.
6e Omdat uit deze mening zou volgen, dat het wezen en de eenheid van de kerk, of haar wezenlijke vereisten, zouden te zoeken zijn in toevalligheden en zuivere uitwendigheden en bijomstandigheden, en hierin hun grond zouden hebben. Dit nu is een dwaasheid, daar de eenheid van elke bijzondere volledige en goed georganiseerde kerk afhangt van de eenheid van een kerkenraad, door welke zij wordt bestuurd, zoals wij beneden zullen aantonen.
[Aangepast op 15/11/04 door Refojongere]
IIe Vraag. Of de kerk moet bestaan uit zeer weinig of tamelijk weinig leden, opdat n.l. verwarring voorkomen worde, die een groot aantal leden misschien teweeg zou kunnen brengen? Antwoord: Neen.
Ten eerste, omdat de bijzondere of plaatselijke kerken, ten tijde van de Apostelen, door deze verzameld en georganiseerd, niet uit weinigen bestonden, zoals de kerk van AntiochiÎ, die van Efese, van Rome, Corinthe, Filippi, Thyatire en Jeruzalem. Zie van de Hand. het 2e, 4e en 13e hoofdstuk. Ten tweede, omdat de meerdere of mindere grootte van het getal niets uitstaande heeft met het wezen van de kerk, noch een wezenlijk vereiste voor haar is. Ten derde, omdat een kerk, uit zo weinig leden bestaande (b.v. uit 7 of 9), ternauwernood geschikt is tot het uitoefenen van haar regerende en rechtsprekende macht, als er n.l. aanleiding is gegeven tot ergernis en de ene broeder een andere tot aanstoot is geweest. Immers, als men de beide partijen met hun getuigen er afneemt, en de dienaren en hen, aan wie het onderzoek is opgedragen, niet meerekent, hoe groot een kerk zal er dan nog over blijven?
IVe Vraag. Of de menigte slechts zo groot mag zijn, dat zij gemakkelijk op ÈÈn plaats tot het horen van het woord en tot het verrichten van alle kerkelijke zaken zou kunnen samenkomen? Antwoord:
(...)
Wij zien niet in, dat dit noodzakelijk is, of zelfs altijd en overal nuttig. De redenen, die wij hiervoor kunnen aanvoeren, zijn deze:
1e Omdat de apostolische kerken van Jeruzalem, Korinthe, Efeze, Antiochie, Rome en van andere plaatsen niet in een synagoge of privaat huis of de bovenverdieping daarvan (grote tempels of spreekplaatsen hadden de Christenen in die tijd nog niet, zoals beneden in de verhandeling over de kerkgebouwen zal blijken) samenkwamen. Dit zou trouwens de grootte van het ledental niet veroorloofd hebben.
2e Omdat in de kerken, die onmiddellijk op de kerken van die tijd volgden, dit helemaal niet in acht is genomen, zoals vaststaat uit de Kerkgeschiedenis. Niemand zal beweren, dat de gehele kerk van Rome binnen de muren van ÈÈn spreekplaats in haar onderaardse toevluchtsoord is bijeengeweest.
3e Omdat de kerken onder het kruis en de heimelijke kerken (die kerken van het licht zijn) reeds van de tijd van de Apostelen tot op deze dag, hoezeer zij ook gedwongen werden, om in verscheidene kleine vergaderingen het woord te doen prediken en het avondmaal te laten bedienen, toch van deze gewoonte nooit zijn afgeweken, ja wat meer is, haar als noodzakelijk hebben voorgeschreven.
4e Omdat men, wanneer de plaats van de bijeenkomst iets van haar ruimte of geschiktheid, en de stem van de prediker iets van haar helderheid verloor, of wanneer de vervolging in de ene of andere stad weer meer hardnekkig werd, het ledental dadelijk zou moeten doen krimpen en de geheelheid van de kerk zou moeten opgelost worden, althans met betrekking tot een deel van haar, en dat afgesneden deel, dat groter of kleiner zou zijn al naar gelang van de mate, waarin de stem van de prediker mocht afgenomen zijn, zich daarna weer tot een nieuwe kerk zou moeten samenstellen. Ook zou natuurlijk, als op zulk een predikant weer een andere volgde die met een stentorstem begaafd was, datzelfde vroeger afgesneden deel weer opnieuw met de vorige kerk moeten verbonden worden, na de vorm van die nieuwe kerk te hebben afgeschaft. Maar dit is alles even ongerijmd.
5e Omdat daaruit zou volgen, dat tot een getal van gelovigen, hetwelk in ÈÈn bedehuis juist kan samenkomen, zolang al die gelovigen leven, geen anderen zouden moeten toegevoegd worden, om deel te hebben aan de gemeenschap van diezelfde kerk; maar dat uit hun kinderen, knechten en dienstmaagden, zo door deze in het lopende jaar het getal bij geval te groot zou worden, dadelijk een nieuwe kerk zou moeten gesticht worden, totdat zij, door het overlijden of verhuizen van enige leden, bij de kerk van hun ouders of meesters kunnen worden ingelijfd, met opheffing en ontbinding van hun eigen pas opgericht kerkje.
6e Omdat uit deze mening zou volgen, dat het wezen en de eenheid van de kerk, of haar wezenlijke vereisten, zouden te zoeken zijn in toevalligheden en zuivere uitwendigheden en bijomstandigheden, en hierin hun grond zouden hebben. Dit nu is een dwaasheid, daar de eenheid van elke bijzondere volledige en goed georganiseerde kerk afhangt van de eenheid van een kerkenraad, door welke zij wordt bestuurd, zoals wij beneden zullen aantonen.
[Aangepast op 15/11/04 door Refojongere]