Misschien kunnen we hier inhoudelijk eens over spreken, zonder op de persoon van ds. Moerkerken te spelen.
------------------------------------------------------------------------
Om een vrij helder beeld te geven, van wat de Ger. Gem. (in Ned.) leren, laat ik hier een citaat uit De Saambinder van 19 Juli 1984 volgen van de hand ds. A. Moerkerken over HC zondag 7. Het onderstaand citaat over ‘De inlijving in Christus’, als onderdeel van de artikelenserie : ’enkele opmerkingen over de orde des heils’ :
“Wat gebeurt er nu precies in de roeping? Wanneer God een mens roept (wij doelen hier natuurlijk steeds op de inwendige roeping), snijdt Hij hem van de oude levenswortel Adam af en plant hem Christus in. Deze inlijving in Christus vindt plaats, doordat de Heilige Geest het geloof plant in het hart van de zondaar; dat geloof nu verenigt met Christus. Zonder dit ingeplante geloofsvermogen (Comrie noemde het de habitus of hebbelijkheid van het geloof) is de zondaar buiten Christus en dus nog dood in de zonden en de misdaden. Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus zegt zo terecht, dat alleen diegenen zalig zullen worden die Christus door een waar geloof zullen worden ingelijfd en die al Zijn weldaden aannemen. Over deze dingen nu bestaat in het kerkelijk leven in ons land een ontzettende verwarring. Velen menen, dat een zondaar, die Christus wordt ingelijfd, Hem dus ook kent. Dan zou de wedergeboorte dus hetzelfde zijn als de openbaring van Christus aan het hart. Dit is echter volstrekt niet waar! De inlijving in Christus vindt plaats in de inwendige roeping, betekent de levendmaking van de dode zondaar en is het beginpunt van alle geestelijk leven. Maar zulk een levend gemaakte zondaar kent Christus niet! Hij krijgt met God en met zichzelf te doen, met zijn zonden en met zijn gescheiden staat van God. Laten wij toch scherp blijven onderscheiden tussen deze inlijving in Christus en tussen de openbaring van Christus aan het hart! Tussen de inlijving in Christus en de openbaring van Christus ligt de toeleidende weg tot Christus. Altijd is onder ons geleerd –
en dat blijve zo - dat er géén toeleidende weg is tot de wedergeboorte (’t is dood óf leven!), maar wel tot Christus. Ik weet, dat dit een punt is, waarop velen, ons overigens nauw verwant, hun pijlen richten. Men verwijt ons, dat in zulk een prediking geestelijk leven geleerd wordt buiten Christus. Deze prediking zou de mensen rust en troost geven in de kenmerken van het wedergeboren zijn. Ik zou zulke verwijten bijna lasterlijk willen noemen. Ronduit gezegd komen deze verwijten er immers op neer, dat deze prediking de mens bedriegen zou, valse gronden zou geven voor de eeuwigheid. Maar dit is nu juist niet het geval. Integendeel: door scherp te onderscheiden tussen de inlijving in Christus (inwendige roeping, wedergeboorte, staatsverwisseling, levendmaking!) en de openbaring van Christus (de ‘tiende ure’, Joh. 1:40) worden twee dingen bereikt. In de eerste plaats wordt zo geleerd, dat elke traan, waarlijk om de zonden door een verbroken hart tot God geschreid, voortvloeit uit Christus; zo krijgt God de eer ook van de allereerste beginselen van het geestelijke leven. In de tweede plaats wordt zo geleerd, dat de rust der ziel alleen daar bevorderd wordt, waar het Gode behaagt Zijn Zoon in haar te openbaren. Zo worden twee uitersten vermeden : de mens wordt niet opgebouwd in zijn tranen en gemis, maar Gods bekommerde tobbers krijgen ook geen klappen die zij niet verdienen.”
Lees en vergelijk hier wat Zacharias Ursinus over HC zondag 7 schreef :
http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/up ... ndag-7.pdf