Tiberius schreef:Nee hoor, integendeel.
Die discussie is snel klaar, als je de Bijbel het laatste woord geeft.
'De Bijbel is een trekpaard voor iedere kar', ja. Lees zelf maar.
[Ik wil het best vanaf het begin weer opbouwen. Maar de term homoseksualiteit is in jouw ogen zo beladen dat er níets positiefs, niets dankbaars, niets liefdevols bij zit. En áls er al iets positiefs te ontdekken valt dan maken wettelijke argumenten korte metten met geestelijke groei. Het is niet voor niets dat voor de heiligmaking de rechtvaardigmaking komt. De rechtvaardigmaking legt namelijk eerst de wet het zwijgen op in zijn heersende en verdoemende kracht om ruimte te maken in opbouw.
Maar zelfs in die opbouw (dankbaarheid) komt (met als argument: God zegt het) er een eis naar voren die te maken heeft gradatie in zonde. Alsof meer zonde je meer scheidt van de liefde van God. Weet je zeker dat je Romeinen 8 gelezen hebt?
1 Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
2 Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.
3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en [dat] voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.
4 Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
Met andere woorden: degenen die de Geest van God hebben ontvangen met zijn gaven zijn niet meer onder de wet van de zonde en de dood.
5 Want die naar het vlees zijn, bedenken, dat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, [bedenken], dat des Geestes is.
Weet je nog wat des geestes is? liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.
6 Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede;
Wat is het bedenken des vleses? overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen
7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.
8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.
9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.
11 En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.
12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.
14 Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!
16 Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met [Hem] lijden, opdat wij ook met [Hem] verheerlijkt worden.
18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
19 Want het schepsel, [als] met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het [der] [ijdelheid] onderworpen heeft;
21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.
22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen [als] in barensnood is tot nu toe.
23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, [zeg] [ik], zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, [namelijk] de verlossing onzes lichaams.
24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?
25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
27 En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.
28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, [namelijk] dengenen, die naar [Zijn] voornemen geroepen zijn.
29 Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen.
30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt.
34 Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter [hand] Gods is, Die ook voor ons bidt.
35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard?
36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.)
37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.
38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,
39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
Het station van de verwijten van God zijn op dit punt al gepasseerd. God verwijt jou en mij op dit punt niets. Hij staat niet meer met de meetlat naast jouw en mijn leven. De meetlat is door Jezus met eerbied gezegd in beslag genomen. Er is slechts een persoonlijke relatie met God. Die uitgediept wordt.
En omdat die relatie tussen de Vader en zijn kind zo hecht is, kan dat kind groeien, zonder angst. En dat kind groeit juist zo goed omdat hij niet bang hoeft te zijn. De belofte is immers: wie de Geest ontvangt en daaruit leeft: tegen de zodanigen is de wet niet. Dát is de vrijmoedigheid waarmee we mogen staan in de dag des oordeels.
Tegen een vrijgemaakt kind roepen dat hij God's eis verkwanselt is duizelingwekkend angstig. Dat is namelijk een station oproepen wat juist gepasseerd was. Het verstoort de relatie tussen Vader en kind, en reduceert het tot een verhouding "Rechter en veroordeelde". Zolang je in dat kringetje blijft hangen is er geen ruimte voor een doorbraak in genade.
De rijke jongeling moest nog leren dat hij een veroordeelde was ten opzichte van de wet. Hij moest eerst toestemmen dat hij niet onder de eis van de wet uit kon. Had hij dat gedaan dan zou er plaats zijn geweest voor de Vader kind relatie, in plaats van de Rechter die spreekt tot de schuldige.
En verder als antwoord op de vraag 'op basis waarvan iemand een praktiserende homo mag zijn':
Op basis van dezelfde helende kracht die jij gebruikt in je heterobestaan waarvan aard en daad verdorven is, die geneigd is tot het haten van God en de naaste.
Door die helende kracht kan je het leven door ondanks het feit dat je in zonde leeft ondanks dat je voor de zonde kiest. Mijn lichaam is gebonden aan dit leven, mijn geest is vrij. Eens zal mijn lichaam en mijn geest samen vrij zijn. In de tussentijd geniet ik onder de bezielende leiding van de Geest van alle positieve aspecten van mijn relatie met mijn vriend. Ik geniet er van omdat ik in die relatie dingen proef die me laten zien hoe goed het was, en hoe goed het zal zijn. Daarom kan ik óók genieten van hoe het nu is. Net zoals jij kunt genieten van je hetero-relatie. Ook die is in het lichamelijke gebonden aan dit leven, hoewel je (als het goed is) geestelijk vrij bent, genietend van dat wat heenwijst naar de oorsprong en reikt naar het toekomende.
Uiteindelijk is het een definitie kwestie:
Homo - per definitie ongeschikt als heenwijzing naar het goede en als aangrijpingspunt van Christus en zijn Geest.
Homo - ondanks zijn beperkingen, een heenwijzing naar het goede, aangrijpingspunt van Christus en zijn Geest.
Je kunt niet goed overzien wat homoseksualiteit precies is. Dat neem ik je ook niet kwalijk, aangezien iets ervaren iets anders is dan het er over hebben (en dat bedoel ik oprecht niet cynisch). Twee antwoorden:
Ja, homoseksualiteit is zondig omdat het de eis van de wet niet kan beantwoorden. Als je bewust homoseksueel bent zou je kunnen zeggen: je laat de zonde bewust toe in je leven.
(even als schaduw: ik hou van eenheid dat weet je, Ja heteroseksualiteit is zondig omdat het aan de eis van de wet niet kan beantwoorden. Als je bewust heteroseksueel bent zou je kunnen zeggen; je laat de zonde bewust toe in je leven)
Ik wordt er verdrietig van dat dit een feit is. Ik wordt verdrietig van de wetenschap dat ik niet kan beantwoorden aan de eis van de wet van God. Ik wordt verdrietig omdat ik weet welk effect zonde heeft:overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen.
Waar ik nog verdrietiger van wordt is de wetenschap dat élk alternatief wat ik zou kiezen dit negatieve aspect heeft. Als homo in relatie, als celibatair, als hetero in of zonder relatie zou ik dezelfde verdrietige conclusie moeten trekken. Tot zover mijn verdriet over (in mijn geval) mijn homoseksualiteit.
Als het gaat over mijn relatie dan kan ik zeggen: ik kies níet bewust voor om te zondigen. Mijn relatie heeft niet als doelstelling: ik wil God en mijn medemensen op het hart trappen. Juist het tegenovergestelde. Het inzicht in mijn verdriet heeft er voor gezorgd dat ik troost heb gevonden in mijn Heiland. Die troost kwam er, en werkte door in mijn bestaan.
In mijn relatie kan ik die troost handen en voeten geven. Ik kan mijn bestaan invullen met genadgiften. Giften die tot uitting komen in liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.
Daarom ben ik blij met mijn homoseksualiteit. Of misschien moet ik zeggen: God's werk ondanks mijn homoseksualiteit. Ik ben er zo blij mee dat ik die talenten kan koesteren en delen met mijn partner en met God.
Ik hoop dat hetero's ook blij kunnen worden van hun heteroseksualiteit. Zich niet bij elke liefdesuiting af hoeven vragen: kan het stand houden ten opzichte van de 10 geboden? Snap je het delicate verschil?
Het is niet zo dat ik zonde wil vieren. Het is niet zo dat ik zonde op een voetstuk zet en zeg: dáár kies ik voor, dat wil ik eren. Het is andersom. Ik wil God eren, en de mensheid laten delen in mijn geluk.
Verdriet en blijdschap om hetzelfde. Ik hoop dat hetero's dat herkennen.
Romeinen 7 & 8 leggen dit principe trouwens in bijbelse termen uit.
En als laatst:
1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde?
2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?
3 Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?
4 Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.
5 Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn [in] [de] [gelijkmaking] [Zijner] opstanding;
6 Dit wetende, dat onze oude mens met [Hem] gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. 7 Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.
8 Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven;
9 Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.
10 Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.
11 Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.
12 Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven [lichaams].
De tekst heeft mij niet zozeer te zeggen dat ik niet meer zou moeten zondigen, maar dat de zonde dankzij de opstanding van Jezus niet meer over mij heerst. De zonde is niet meer de baas in mijn leven. De zonde en de dood kunnen niet meer mijn toekomst in de war schoppen. Dat zal Christus niet toestaan omdat hij de zonde en de dood heeft overwonnen.
Paulus zegt eigenlijk: de zonde kan jou niet meer vinden: je bestaat niet meer voor de zonde. Dat betekend. Vroeger was de zonde mijn eigenaar. Nu ben ik niet meer van die eigenaar. Christus is mijn eigenaar.
13 En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende [geworden] zijnde, en [stelt] uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
14 Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre.
Als de zonde niet meer mijn eigenaar is, moet ik me dan nog gedragen alsof hij mijn eigenaar is? Of moet ik belijden dat Christus mijn eigenaar is; en hoe doe ik dat dan?
16 Weet gij niet, dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt, of der zonde tot den dood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid?
17 Maar Gode zij dank, dat gij [wel] dienstknechten der zonde waart, maar [dat] gij [nu] van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt;
18 En vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid.
19 Ik spreek op menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt, [om] dienstbaar [te] [zijn] der onreinigheid en der ongerechtigheid, tot ongerechtigheid, alzo stelt nu uw leden, [om] dienstbaar [te] [zijn] der gerechtigheid, tot heiligmaking.
20 Want toen gij dienstknechten waart der zonde, zo waart gij vrij van de gerechtigheid.
21 Wat vrucht dan hadt gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt? Want het einde derzelve is de dood.
22 Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven.
23 Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere.
Nu snap je hoop ik ook waarom ik elke keer hamer op die vruchten. Die geestelijke vruchten. Die vruchten zijn namelijk een teken van heiligmaking. Een teken dat Geest werkt.
Wat ik bedoel met: ondanks het feit dat je in zonde leeft, en voor de zonde kiest is dit: Hoewel de zonde geen eigenaar meer is van ons. is er nog steeds een strijd. Een strijd tussen de neiging om mijzelf lief te hebben boven God en mijn naaste, en de neiging om God lief te hebben boven alles en mijn naaste als mezelf.
Afgemeten aan de wet struikel ik dagelijks in vele. Afgemeten aan de genade struikel ik niet meer omdat de angel uit de zonde is gehaald. De zonde kan mijn lot niet meer raken.
Nu kan ik met dat gegeven twee dingen doen: mijn zonden zien en dan kijken naar de wet, en enorm verdrietig worden. Echter dat is niet vruchtbaar. De wet maakt mij niet vrij, de wet heelt geen wonden.
of
Mijn zonden zien en dan gaan tot Christus. En enorm blij worden. Want hij schenkt mij meer talent om vrucht te dragen in heiligmaking. Hij maakt mij vrij en heelt mijn wonden.