JolandaOudshoorn schreef:Dit vond ik een evenwichtig artikel
Jolanda,
Dat is absoluut niet evenwichtig!
Misschien is je bekend dat de GKV de kwestie sabbat/zondag juist onrecht hebben gedaan en dat dit één van de redenen is voor de afsplitsing die zich recent in deze kerk heeft voorgedaan.
Jezus en de sabbat
Jezus hield zich aan de sabbat. In de evangeliën lezen we meermalen over de aanvaringen die Hij over het houden van de sabbat had met de Farizeeën en schriftgeleerden. Zo veroordeelden zij de discipelen omdat het niet was toegestaan voedsel te bereiden op de sabbat terwijl de discipelen koren plukten, deze tussen hun hand stukwreven en er van aten. Jezus legt uit dat de sabbat er voor de mens is en niet andersom. Hij zegt hen dat het is toegestaan op de sabbat goed te doen.
Dat is juist. Dit alles vond plaats vóór Zijn opstanding.
De eerste gemeente en de sabbat
Met het ontstaan van de eerste gemeente veranderde er ten opzichte van de tijd waarin Jezus leefde in eerste instantie niet veel; de sabbat bleef de rustdag.
Hier gaat dit artikel reeds fout. Waar is het bewijs voor deze stellingen?
De Schrift leert dit niet. Wel leert de Schrift dat de apostelen reeds 1 week na de opstanding op zondag bijeen kwamen (Johannes 20:26). Idem dat de apostelen op de Pinksterdag (50e dag na de opstandingsdag 16 Nisan), opnieuw op zondag, bijeenkwamen. Ook lezen we in Handelingen 20: 6, 7, dat het brood gebroken werd op... welke dag? Juist de eerste dag van de week.
De gemeente was volledig geïntegreerd in de 'joodse' beleving. Wanneer Paulus op zoek gaat naar christenen gaat hij (op sabbat) de synagoges af. Wanneer er ook heidenen tot geloof komen ontstaat de vraag hoe moet worden omgegaan met de voorschriften van de wet, waaronder de besnijdenis, het houden van de voedselvoorschriften en het houden van de (voorschriften ten aanzien van de) sabbat. Besloten wordt dat de gelovigen geen andere verplichtingen moet worden opgelegd dan wat strikt noodzakelijk is: zich onthouden van offervlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed (moord), van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Het houden van de sabbat wordt hier niet bij genoemd.
Paulus bezocht inderdaad de synagoges op de sabbat. Dat is toch wel zeer logisch en geen enkel bewijs. Dat dit ook voor de christelijke gemeente blijkt, staat op geen énkele plaats in het NT. Integendeel zoals zojuist aangegeven.
Verder waren ook de heidenen niet vrij van de wet der 10 geboden. Dat wil nog niet zeggen dat van meet af aan de zondag als rustdag gold, dit kon ook niet gezien het maatschappelijk leven dat daar nog niet op was ingesteld. Dat is geleidelijk aan gekomen en volledig bevestigd ten tijde van de latere keizers. Maar de zondag als vaste dag voor de samenkomsten en de viering van het Heilig Avondmaal dateert wel degelijk uit de tijd van de apostelen.
Paulus gaat in tegen de Joden die opnieuw voorschriften willen opleggen, zoals dat de gelovigen uit de heidenen zich moeten laten besnijden en zich aan de voedsel- en sabbatsvoorschriften moeten houden. Hij laat ieder in zijn eigen overtuiging, maar waarschuwt tegen hen die anderen opnieuw voorschriften willen opleggen. Zij die dit willen opleggen “onthouden zich van spijzen, kastijden het lichaam en keuren zelfs het huwelijk af”.
Paulus heeft het vieren van de sabbat voor een tijd verdragen om het geweten der zwakken. Net als het vieren van de feestdagen en het zich houden aan andere joodse voorschriften. Maar gemeenten die reeds beter onderwezen waren, waarschuwt hij zeer ernstig voor het vasthouden aan deze joodse wetten en de onderhouding van feestdagen, besnijdenis, enzovoort.
De eerste gemeente en de zondag
Naast de sabbat werd de eerste dag van de week gebruikt om als christenen (die de mensen van ‘de Weg’ werden genoemd) samen te komen. Dit samenzijn bestond uit het houden van een gezamenlijke maaltijd op zondagavond waarbij het leven met elkaar werd gedeeld.
Gezamenlijke maaltijd?? 'om brood te breken...' staat er, dat is toch echt het Heilig Avondmaal vieren.
Inderdaad op de eerste dag van de week. Handelingen 20:6, 7.
Dat neemt niet weg dat er daarnaast ook liefdemaaltijden waren.
Henk Jan de Jonge, hoogleraar Nieuwe Testament en vroegchristelijke letterkunde aan de Universiteit van Leiden, geeft een mogelijke verklaring voor dit tijdstip van samenkomen. Bij de Joden begint de dag bij het vallen van de avond en duurt zij tot de volgende avond. De Joden vieren zowel het begin als het einde van de sabbat met een maaltijd, dat is dus op vrijdagavond en op zaterdagavond. Deze maaltijd vindt meestal plaats in gezinsverband. Omdat de zondag een gewone werkdag was, was de zondagavond het eerste moment om als christenen samen te komen.
Beslist mee oneens.
In de Evangeliën wordt nadruk gelegd op de term 'eerste dag van de week' (5 of 6 keer wordt het genoemd).
Idem in Handelingen 20:7.
Dat is geen toeval en zeker niet een soort verlengde van de sabbat.
In de Didache staat dat men “Op de dag des Heren moet samenkomen, het brood breken en dankzeggen na openlijk de zonden beleden te hebben, opdat uw offer rein mag zijn”. De benaming ‘dag des Heren’ behoeft enige toelichting. De bewoording ‘dag des Heren’ komt vier maal in het Nieuwe Testament voor.
Pertinent onjuist !!!!
Dag des Heeren komt in het Grieks in TWEE verschillende lezingingen voor:
1. dag van de Heer
2. Heer-dag
Alleen in de laatste betekenis komt het overeen met de term die we vinden bij de kerkvaders en ook in de Didachè. In die betekenis komt het ook (en alleen) voor in Openbaring 1:10.
De eerste drie maal slaat de dag des Heren op de wederkomst en de dag van het oordeel.
Dat is dus niet dezelfde uitdrukking, maar in het Grieks een ANDERE uitdrukking.
De vierde maal, in Opb.1:10 staat er in het Grieks: teh kuriakeh hemera’, of letterlijk: in de dag die de Heer toebehoort. In de Didache staat in het Grieks: ‘kata kuriakeh de kurion’ ofwel: ‘op wat de Heer toebehoort’. Een bewoording die veel lijkt op de tekst in Openbaring 1.
De Heer-dag staat er letterlijk. Inderdaad betekent dat onder meer (!): de dag die de Heere (Christus) toebehoort. Hieruit blijkt dat ook Openbaring 1:10 spreekt over de eerste dag van de week, zoals dit ook blijkt uit vergelijking met Ignatius (brief aan de Magnesiërs omstreeks 110, nog maar 15 jaar na Johannes).
Het woord 'kuriakè' (Heer-, van de Heer, wat de Heere toebehoort) komt ook voor in de term 'des Heeren avondmaal, en werd door de oude Kerk ook gebruikt in de uitdrukking 'het gebed des Heeren'. Het is een term die ALTIJD betrekking heeft op Christus. Het geeft een bijzondere betrekking aan van Christus op de genoemde zaak, het is Zijn eigen dag, Zijn eigen avondmaal, het door Hemzelf gegeven gebed, het door Hemzelf ingestelde avondmaal, de door Hemzelf gegeven dag. [Even tussendoor: Ook hieruit ben ik overtuigd van het feit dat Christus deze dag heeft ingesteld. Het bewijs ligt in deze woorden in Openbaring 1:10 door vergelijking van dezelfde term 'des Heeren avondmaal'. Maar o.k., hierover kan men wellicht van mening verschillen. Wanneer we maar wel vasthouden aan het feit dat het een apostolische instelling is en daarmee gebaseerd op de Schrift. En dat de apostelen ook niet hebben gedaan wat hen door Christus niet geopenbaard en bevolen is.]
De zondag boven de sabbat gesteld
Ignatius, de bisschop van Antiochie, schrijft (in ca. 110) over de joden-christenen dat zij vroeger leefden onder een oude toestand maar ‘tot nieuwe verwachting zijn gekomen en daarom de sabbat niet meer houden maar de dag des Heren in acht nemen waarop toch ons leven opbloeide door Hem en zijn dood’. Hij schrijft verderop: ‘Het is misplaatst te spreken van Jezus Christus en als jood te leven. De christelijke kerk waarin mensen uit elk taalgebied in geloof aan God zijn verzameld, heeft immers niet in het jodendom geloofd, maar omgekeerd. Mijn geliefden, daarvoor wil ik u bewaren.’
Wel een sterk bewijs van één van de apostolische vaders die de apostelen direct is opgevolgd en Johannes, Paulus en Petrus persoonlijk gekend heeft, dat de viering van de zondag dateert uit de tijd van de apostelen!!
En dat deze viering ook kwam in plaats van de sabbat zoals hier duidelijk staat.
N.B. Ignatius schreef dit slechts circa
15 jaar na de dood van de laatste apostel (Johannes).
De geloofsverdediger Justinus de Martelaar (114 tot 165) stelt dat wanneer Henoch, Abraham en andere gelovigen in de tijd voorafgaand aan de wetgeving de sabbat konden missen, zij die in Jezus Christus geloven ook wel kunnen leven zonder de onderhouding van deze dag. De vraagt die vervolgens bij Justinus rijst is of iemand die christen is, maar toch de geboden van Mozes (waaronder het sabbatsgebod) houdt, wel in Gods heil kan delen. Justinus' antwoord op deze vraag is bevestigend, maar hij vermeldt daarbij de volgende voorwaarde: "als hij maar niet de andere mensen - ik spreek nu over degenen die uit de heidenvolken door Christus van hun zonde besneden zijn - met alle middelen bewerkt en probeert te overreden om hetzelfde als hij waar te nemen en daarbij beweert dat zij het heil niet kunnen ontvangen als ze dat niet waarnemen." Hieruit is op te maken dat in de tweede eeuw na Chr. nog steeds christenen – mogelijk Messiaanse Joden - waren die de sabbat onderhielden.
Justinus stelt dus dat het houden van de joodse wetten niet betekent dat mensen niet zalig kunnen worden. Hieruit valt beslist niet op te maken dat de zondagsviering als een middelmatige zaak beschouwd werd.
Op het concilie van Laodicea (367) wordt het plechtige karakter van de sabbat naar de zondag verlegd. Naast het verbod om te vasten op sabbat geeft men voorschriften voor de eredienst op sabbat, die er nog steeds was, naast de eredienst op zondag. De sabbat moest vooral worden gezien in het licht van de schepping; “Laat men dan lezen uit het Nieuwe Testament en vieren dat God de wereld schiep door Christus”. Het houden van de sabbat (op de joodse wijze) wordt echter onder een anathema (banvloek) verboden; “Christenen mogen niet als Joden leven en rusten op de sabbat, maar ze moeten op die dag werken en liever de dag van de Heer eerbiedigen en, als ze kunnen, dan als christenen rusten”.
Daarvóór, in de tweede eeuw, was dit ook al gebeurd. Zie Ignatius en de Didachè die hierboven genoemd is. Het is dus onzin om te doen alsof de zondagsviering pas echt betekenis kreeg in de 4e eeuw.
Zwakke onderbouwing voor het op zondag samenkomen
Als bijbelse onderbouwing dat de gemeente op zondag zou moeten samenkomen wordt gesteld dat ook Paulus met de gemeente op de eerste dag van de week samenkwam. De aanwijzigen hiervoor zijn echter niet zo duidelijk.
Meestal wordt er verwezen naar de gebeurtenis in Handelingen 20. Het gaat hier (:7) om een afscheidsrede van Paulus omdat hij de volgende dag zou gaan reizen. Dit reizen is op de sabbat niet toegestaan.
Is dat waar? En maakt het iets uit voor het feit dat Paulus OOK op zondag nog blijft?
Aangezien bij de joden de nieuwe dag om 6 uur ’s avonds begint, duurt de sabbat van vrijdagavond 6 uur tot zaterdagavond 6 uur. De eerste dag der week begint dus op zaterdagavond. Uit het gedeelte blijkt dat deze gebeurtenis niet op de zondag(morgen) maar waarschijnlijk op zaterdagavond plaats vond.
Beslist onjuist. De breking van het brood (het Avondmaal) vond plaats op de EERSTE dag van de week, staat er uitdrukkelijk. Dat de bijeenkomst 's avonds lange tijd werd voortgezet doet daar niets aan toe.
N.B. sommige zondagsbestrijders beweren dat deze bijeenkomst plaatsvond op zaterdagavond in het verlengde van de sabbat. Andere zondagsbestrijders beweren dat deze bijeenkomst op zondagavond plaatsvond en dat het dus eigenlijk al maandag was. Zo kun je zien hoe men de Schrift wil ontwijken waar duidelijk staat EERSTE DAG van de week.
Nadat de sabbat ten einde was kwamen zij in de avond van de eerste dag der week bijeen, en volgens het gedeelte duurde de samenkomst tot diep in de nacht. Paulus ging vervolgens de volgende dag, dat is op zondagmorgen, op reis.
Pertinent onjuist. Paulus reisde de dag NA de EERSTE dag van de week zoals er duidelijk staat, dus op MAANDAG.
Ook 1 Kor.16:2 wordt genoemd als aanwijzing voor het op zondag samenkomen. Het gaat hier echter niet om een samenkomst maar een advies van Paulus om zelf thuis aan het begin van de nieuwe (werk)week iets (geld) apart te leggen voor de Heer. De gebedsbijeenkomst van Lydia was op sabbat.
Er staat ook dat dit geld verzameld moest worden, dus niet alleen weggelegd.
En de gebedsbijeenkomst van Lydia was vóór haar toetreding tot de christelijke gemeente. Als argument komt het dus absoluut niet te pas.
Tot zomaar even de historische zaken uit dit artikel kort weerlegd.