is de mens dood in de zonden, als hij zijn zonden leert kennen?
ja of nee graag.
Bert wat ben je blind....
Zondekennis maakt nooit levend, want dit komt vanuit de overtuigingende werkingen der WET :
"Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn."(Gal. 3:21)
De Wet overtuigd, vervloekt, verdoemt, en doodt ---- maar het Evangelie maakt levend in Christus!!!
Dat zeide ik niet, en dat vroeg ik niet.
Is de mens geestelijk dood, als hij zijn zonden leert kennen?
Ja of nee?
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
DJK schreef:Iemand stelde mij via de PB de volgende vraag :
Geachte heer Kleen,
U benadrukt het verloren gaan onder Gods recht. Dat benadruk ik ook. Echter, u stelt feitelijk dat dán pas de bekering begint. Althans, u stelt heilsordelijk de levendmaking na de rechtvaardiging. Dit lijkt mij in tegenspraak met talloze Bijbelteksten en Bijbelverbanden. Maar misschien zie ik het verkeerd.
Wilt u het dus Bijbels onderbouwen? Hoe kan een dode zondaar, die briest en brult tegen zijn Schepper, invallen voor en het eens worden met God, zonder levend te zijn?
Dezelfde vraag stelde ik aan de heer N.N. , maar die is niet naar mijn tevredenheid beantwoord. Denk bijv. aan teksten als dat zovelen er door de Geest geleid worden, kinderen Gods zijn. Gods Geest leidt duidelijk voor het tijdstip van invallen voor God. Bij gelegenheid en genegenheid gaarne uw visie, Bijbels onderbouwd, waarvoor bij voorbaat dank.
Met vriendelijke groet,
N.N.
DJK : Dag vriend,
Laten we even in ogenschouw houden, wat Paulus ons leert in 1 Korinthe 15 : 36 “Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is.”
en in Rom. 6:7-8 lezen we het volgende : "Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonden.....etc."
Mag ik hier de gelijkenis van de verloren zoon eens bij halen, en dit dan geestelijk gaan toepassen op het leven van die verloren zoon, en hier u een vraag bij stellen?
Nooit vergeten dat een gelijkenis een beeld c.q. typologie is van het werk van de Heilige Geest, namelijk hóe en in welke weg Hij die zondaar bearbeidt en leidt tot de kennis van Christus, in en door een weg van Recht en Gerechtigheid. Waarbij de Geest altijd twee intrumenten gebruikt, namelijk WET & Evangelie.
Wanneer was die zoon nu (geestelijk) gestorven, en omkleed geworden met dat beste Kleed, hetgeen ziet op de omkleding der Gerechtigheid van Christus?
1. Was dit toen hij tot zichzelf gekomen was, toen daar bij die varkens?
2. Was dit op die (toeleidende weg) weg tot zijn Vader
3. Of was dit op het moment toen hij voor zijn Vader als een onwaardige zoon volkomen in het stof ging, met die noodschreeuw tot zijn Vader: "Vader ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor U, ik ben niet waardig uw zoon genaamd te worden, laat mij toch één van uw huurlingen worden...?"
Waarop zijn vader, zijn zoon geheel ontkleedde, en hem dat beste Kleed aan deed, en hem een zegelring aandeed, en het uitriep tot zijn knechten en huurlingen : "Weest dan blijden met mij, en slacht het gemeste kalf, want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden...!!" (Gal.2:19-20) Rom. 7:4)
Nou mag u zelf het antwoord geven, vriend.
Hartelijke groeten,
DJK
De verloren zoon was levendgemaakt, en in principe had hij alle gaven Gods ter zaligheid, op het moment dat hij zei, dat hij naar zijn vader zou gaan. Net zoals een ongelovige niet (waar) kan bidden, omdat hij geestelijk DOOD is. Een dode zondaar kent zijn zonden niet. Gij kunt het Koninkrijk zelfs NIET ZIEN, tenzij gij wedergeboren zijt. Luister even naar de DL:
3/4-3. Overzulks zo worden alle mensen in zonde ontvangen, en als kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot enig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonde. En willen en kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelven tot de verbetering daarvan schikken, zonder de genade des wederbarenden Heiligen Geestes.
3/4-4. Wel is waar dat na den val in den mens enig licht der natuur nog overgebleven is, waardoor hij behoudt enige kennis van God, van de natuurlijke dingen, van het onderscheid tussen hetgeen betamelijk en onbetamelijk is, en ook betoont enige betrachting tot de deugd en tot uiterlijke tucht. Maar zo ver is het vandaar, dat de mens door dit licht der natuur zou kunnen komen tot de zaligmakende kennis Gods, en zich tot Hem bekeren, dat hij ook in natuurlijke en burgerlijke zaken dit licht niet recht gebruikt; ja veel meer het, hoedanig het ook zij, op onderscheiden wijze geheel bezoedelt en in ongerechtigheid ten onder houdt; en dewijl hij dit doet, zo wordt hem alle verontschuldiging voor God benomen.
3/4-5. Gelijk het met het licht der natuur toegaat, zo gaat het ook in dezen toe met de wet der tien geboden, van God door Mozes den Joden in het bijzonder gegeven. Want nademaal deze de grootheid der zonde wel ontdekt en den mens meer en meer van zijn schuld overtuigt, doch het herstellingsmiddel daartegen niet aanwijst, noch enige krachten toebrengt om uit deze ellendigheid te kunnen geraken, en omdat zij alzo, door het vlees krachteloos geworden zijnde, den overtreder onder den vloek blijven laat, zo kan de mens daardoor de zaligmakende genade niet verkrijgen.
3/4-6. Hetgeen dan noch het licht der natuur noch de wet doen kan, dat doet God door de kracht des Heiligen Geestes, en door het woord of de bediening der verzoening, welke is het Evangelie van den Messias, waardoor het God behaagd heeft de gelovige mensen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zalig te maken.
3/4-7. Deze verborgenheid van Zijn wil heeft God in het Oude Testament aan weinigen ontdekt, doch in het Nieuwe Testament (het onderscheid der volken nu weggenomen zijnde) heeft Hij haar aan meer mensen geopenbaard. Van welke onderscheiden uitdeling de oorzaak niet moet gesteld worden in de waardigheid van het ene volk boven het andere, of in het beter gebruik van het licht der natuur, maar in het gans vrije welbehagen en de onverdiende liefde Gods; waarom ook diegenen, wien buiten, ja tegen alle verdiensten zo groot een genade geschiedt, haar met een nederig en dankbaar hart moeten erkennen, maar in de anderen, wien deze genade niet geschiedt, moeten zij met den apostel de gestrengheid en rechtvaardigheid van Gods oordelen aanbidden en die geenszins curieuslijk onderzoeken.
3/4-10. Maar dat anderen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, komen en bekeerd worden, dat moet men den mens niet toeschrijven, alsof hij zichzelven door zijn vrijen wil zou onderscheiden van anderen, die met even grote of genoegzame genade tot het geloof en de bekering voorzien zijn (hetwelk de hovaardige ketterij van Pelagius stelt); maar men moet het Gode toeschrijven, Die, gelijk Hij de Zijnen van eeuwigheid uitverkoren heeft in Christus, alzo ook dezelfden in den tijd krachtiglijk roept, met het geloof en de bekering begiftigt, en uit de macht der duisternis verlost zijnde, tot het Rijks Zijns Zoons overbrengt, opdat zij zouden verkondigen de deugden Desgenen, Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, en opdat zij niet in zichzelven, maar in den Heere zouden roemen, gelijk de apostolische schriften telkens getuigen.
3/4-11. Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
3/4-12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
3/4-13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
3/4-14. Zo is dan het geloof een gave Gods; niet omdat het aan den vrijen wil des mensen van God wordt aangeboden, maar omdat het den mens metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort; ook niet daarom, dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van den vrijen wil des mensen verwachten; maar omdat Hij, Die daar werkt het willen en het werken, ja alles werkt in allen, in den mens teweegbrengt beide, den wil om te geloven en het geloof zelf.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
DJK schreef:Mag ik hier de gelijkenis van de verloren zoon eens bij halen, en dit dan geestelijk gaan toepassen op het leven van die verloren zoon, en hier u een vraag bij stellen?
Nooit vergeten dat een gelijkenis een beeld c.q. typologie is van het werk van de Heilige Geest, namelijk hóe en in welke weg Hij die zondaar bearbeidt en leidt tot de kennis van Christus, in en door een weg van Recht en Gerechtigheid. Waarbij de Geest altijd twee intrumenten gebruikt, namelijk WET & Evangelie.
Wanneer was die zoon nu (geestelijk) gestorven, en omkleed geworden met dat beste Kleed, hetgeen ziet op de omkleding der Gerechtigheid van Christus?
1. Was dit toen hij tot zichzelf gekomen was, toen daar bij die varkens?
2. Was dit op die (toeleidende weg) weg tot zijn Vader
3. Of was dit op het moment toen hij voor zijn Vader als een onwaardige zoon volkomen in het stof ging, met die noodschreeuw tot zijn Vader: "Vader ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor U, ik ben niet waardig uw zoon genaamd te worden, laat mij toch één van uw huurlingen worden...?"
Waarop zijn vader, zijn zoon geheel ontkleedde, en hem dat beste Kleed aan deed, en hem een zegelring aandeed, en het uitriep tot zijn knechten en huurlingen : "Weest dan blijden met mij, en slacht het gemeste kalf, want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden...!!" (Gal.2:19-20) Rom. 7:4)
Nou mag u zelf het antwoord geven, vriend.
Hartelijke groeten,
DJK
De verloren zoon was levendgemaakt, en in principe had hij alle gaven Gods ter zaligheid, op het moment dat hij zei, dat hij naar zijn vader zou gaan. Net zoals een ongelovige niet (waar) kan bidden, omdat hij geestelijk DOOD is. Een dode zondaar kent zijn zonden niet. Gij kunt het Koninkrijk zelfs NIET ZIEN, tenzij gij wedergeboren zijt. Luister even naar de DL:
Ik leen even een uitspraak, alleen de namen even omdraaien:
MarthaMartha schreef:DJK wat lees je slecht, dat vroeg Bert niet!
D.L. : 3/4-3. Overzulks zo worden alle mensen in zonde ontvangen, en als kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot enig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonde. En willen en kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelven tot de verbetering daarvan schikken, zonder de genade des wederbarenden Heiligen Geestes.
DJK : Doodstaat in Adam, getrouwd met de Wet in Adam, en een slaaf zijnde in het dienstuis van satan.(Rom. 7:1-3)
D.L. : 3/4-4. Wel is waar dat na den val in den mens enig licht der natuur nog overgebleven is, waardoor hij behoudt enige kennis van God, van de natuurlijke dingen, van het onderscheid tussen hetgeen betamelijk en onbetamelijk is, en ook betoont enige betrachting tot de deugd en tot uiterlijke tucht. Maar zo ver is het vandaar, dat de mens door dit licht der natuur zou kunnen komen tot de zaligmakende kennis Gods, en zich tot Hem bekeren, dat hij ook in natuurlijke en burgerlijke zaken dit licht niet recht gebruikt; ja veel meer het, hoedanig het ook zij, op onderscheiden wijze geheel bezoedelt en in ongerechtigheid ten onder houdt; en dewijl hij dit doet, zo wordt hem alle verontschuldiging voor God benomen.
DJK : Krachtens de schepping eist God Zijn Beeld terug : kennis, gerechtigheid en heiligheid, middels de oproep van bekering : Bekeert u, en de oproep tot het geloof. Velen geroepen, weinigen uitverkoren...
D.L. : 3/4-5. Gelijk het met het licht der natuur toegaat, zo gaat het ook in dezen toe met de wet der tien geboden, van God door Mozes den Joden in het bijzonder gegeven. Want nademaal deze de grootheid der zonde wel ontdekt en den mens meer en meer van zijn schuld overtuigt, doch het herstellingsmiddel daartegen niet aanwijst, noch enige krachten toebrengt om uit deze ellendigheid te kunnen geraken, en omdat zij alzo, door het vlees krachteloos geworden zijnde, den overtreder onder den vloek blijven laat, zo kan de mens daardoor de zaligmakende genade niet verkrijgen.
DJK :Gal. 3:21-23 "Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn. Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden. Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
DL : 3/4-6. Hetgeen dan noch het licht der natuur noch de wet doen kan, dat doet God door de kracht des Heiligen Geestes, en door het woord of de bediening der verzoening, welke is het Evangelie van den Messias, waardoor het God behaagd heeft de gelovige mensen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zalig te maken.
DJK :Gal. 3:24-26 "Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus."
DL : 3/4-7. Deze verborgenheid van Zijn wil heeft God in het Oude Testament aan weinigen ontdekt, doch in het Nieuwe Testament (het onderscheid der volken nu weggenomen zijnde) heeft Hij haar aan meer mensen geopenbaard. Van welke onderscheiden uitdeling de oorzaak niet moet gesteld worden in de waardigheid van het ene volk boven het andere, of in het beter gebruik van het licht der natuur, maar in het gans vrije welbehagen en de onverdiende liefde Gods; waarom ook diegenen, wien buiten, ja tegen alle verdiensten zo groot een genade geschiedt, haar met een nederig en dankbaar hart moeten erkennen, maar in de anderen, wien deze genade niet geschiedt, moeten zij met den apostel de gestrengheid en rechtvaardigheid van Gods oordelen aanbidden en die geenszins curieuslijk onderzoeken.
DJK : De blindgebroene : "Heere, ik geloof. En hij aanbad Hem..." Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen...!(Psalm 89)
DL : 3/4-10. Maar dat anderen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, komen en bekeerd worden, dat moet men den mens niet toeschrijven, alsof hij zichzelven door zijn vrijen wil zou onderscheiden van anderen, die met even grote of genoegzame genade tot het geloof en de bekering voorzien zijn (hetwelk de hovaardige ketterij van Pelagius stelt); maar men moet het Gode toeschrijven, Die, gelijk Hij de Zijnen van eeuwigheid uitverkoren heeft in Christus, alzo ook dezelfden in den tijd krachtiglijk roept, met het geloof en de bekering begiftigt, en uit de macht der duisternis verlost zijnde, tot het Rijks Zijns Zoons overbrengt, opdat zij zouden verkondigen de deugden Desgenen, Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, en opdat zij niet in zichzelven, maar in den Heere zouden roemen, gelijk de apostolische schriften telkens getuigen.
DJK : Psalm 40 : 8-9 "Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven. Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands. Galaten 4 : 4-5 "Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
DL : 3/4-11. Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
DJK :Johannes 16:13 "Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen." ( dit de Geest van Christus - zie Romeinenbrief van Paulus) Rom. 8:9 "Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe."
DL : 3/4-12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
DJK : Rom. 6:5-9 "Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.
D.L. : 3/4-13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
DJK : Psalm 116 : "God heb ik lief..." -- Paulus": "Ik weet Wien ik geloof..." (2 Tim. 1:12)
D.L. : 3/4-14. Zo is dan het geloof een gave Gods; niet omdat het aan den vrijen wil des mensen van God wordt aangeboden, maar omdat het den mens metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort; ook niet daarom, dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van den vrijen wil des mensen verwachten; maar omdat Hij, Die daar werkt het willen en het werken, ja alles werkt in allen, in den mens teweegbrengt beide, den wil om te geloven en het geloof zelf.
DJK schreef:
De ziel ontvangt het nieuwe leven uit Christus, wanneer hij is gestorven aan zijn eerste man, onder dat heilige Recht, waarna die is ingelijfd door het geloof in zijn tweede Man, Christus Jezus, en het nieuwe Leven uit Hem ontvangt, waardoor de ziel geheiligd en gerechtvaardigd is in Christus = Levendmaking en Wedergeboorte. ( alles in één keer tegelijk, let alleen wel op de heilsorde)
Geen voor of na dus.
volgende vraag:
is de mens dood in de zonden, als hij zijn zonden leert kennen?
ja of nee graag.
Geachte mijnheer Mulder,
ik heb een bijbelse toelichting gegeven op je citaat uit de D.L.
Ik wenste dat je eens meer met het Woord kwam, want je gaat met al je geredeneer, en met al je Schriftuitleg, geheel aan de brieven der apostelen voorbij. Wanneer we namelijk niet weten, wat hier in staat, verstaan we geheel niets van Gods Woord, en de zuivere uitleg van dat Woord, Bertus...
DJK schreef:Mag ik hier de gelijkenis van de verloren zoon eens bij halen, en dit dan geestelijk gaan toepassen op het leven van die verloren zoon, en hier u een vraag bij stellen?
Nooit vergeten dat een gelijkenis een beeld c.q. typologie is van het werk van de Heilige Geest, namelijk hóe en in welke weg Hij die zondaar bearbeidt en leidt tot de kennis van Christus, in en door een weg van Recht en Gerechtigheid. Waarbij de Geest altijd twee intrumenten gebruikt, namelijk WET & Evangelie.
Wanneer was die zoon nu (geestelijk) gestorven, en omkleed geworden met dat beste Kleed, hetgeen ziet op de omkleding der Gerechtigheid van Christus?
1. Was dit toen hij tot zichzelf gekomen was, toen daar bij die varkens?
2. Was dit op die (toeleidende weg) weg tot zijn Vader
3. Of was dit op het moment toen hij voor zijn Vader als een onwaardige zoon volkomen in het stof ging, met die noodschreeuw tot zijn Vader: "Vader ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor U, ik ben niet waardig uw zoon genaamd te worden, laat mij toch één van uw huurlingen worden...?"
Waarop zijn vader, zijn zoon geheel ontkleedde, en hem dat beste Kleed aan deed, en hem een zegelring aandeed, en het uitriep tot zijn knechten en huurlingen : "Weest dan blijden met mij, en slacht het gemeste kalf, want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden...!!" (Gal.2:19-20) Rom. 7:4)
Nou mag u zelf het antwoord geven, vriend.
Hartelijke groeten,
DJK
De verloren zoon was levendgemaakt, en in principe had hij alle gaven Gods ter zaligheid, op het moment dat hij zei, dat hij naar zijn vader zou gaan. Net zoals een ongelovige niet (waar) kan bidden, omdat hij geestelijk DOOD is. Een dode zondaar kent zijn zonden niet. Gij kunt het Koninkrijk zelfs NIET ZIEN, tenzij gij wedergeboren zijt. Luister even naar de DL:
Ik leen even een uitspraak, alleen de namen even omdraaien:
MarthaMartha schreef:DJK wat lees je slecht, dat vroeg Bert niet!
Uiteraard moet het het 3e antwoord zijn.
Goed opgemerkt, Ander !!
En alles wat daarvoor geschiedt, is nimmer levendmakend, en noch minder zaligmakend....
ik heb een bijbelse toelichting gegeven op je citaat uit de D.L.
Ik wenste dat je eens meer met het Woord kwam, want je gaat met al je geredeneer, en met al je Schriftuitleg, geheel aan de brieven der apostelen voorbij. Wanneer we namelijk niet weten, wat hier in staat, verstaan we geheel niets van Gods Woord, en de zuivere uitleg van dat Woord, Bertus...
DJK
Insgelijks.
Neem ondertussen wel aan, dat je het in ieder geval wel met de DL eens bent? En, DJK, de Schrift is eenvoudig, die kan een (wedergeboren) kind begrijpen. Maar wat jij schrijft, kan geen mens begrijpen.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Dus het opstaan en tot zijn vader gaan van die zoon had hij beter niet kunnen doen? Hoe deed hij dat eigenlijk, als dode zondaar? Dat betekende nog niets? Of is het opstaan en tot de vader gaan iets wat tegenwoordig alle misleide kerkmensen doen, als het daar blijkbaar niet om de levendmakende genade gaat?
Jongere schreef:Dus het opstaan en tot zijn vader gaan van die zoon had hij beter niet kunnen doen? Hoe deed hij dat eigenlijk, als dode zondaar?
Tja, dat doen mensen tegenwoordig, of is dat niet waar, DJK? Die gaan uit eigen kracht tot Jezus. Dat is ondertussen zo ongeveer de oudste dwaling. Ook Kain wilde komen met vrucht van eigen akker.
Maar ik zou verloren zijn, als ik maar een zucht toe moest voegen tot mijn bekering. Het is alles uit Hem.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Jongere schreef:Dus het opstaan en tot zijn vader gaan van die zoon had hij beter niet kunnen doen? Hoe deed hij dat eigenlijk, als dode zondaar?
Tja, dat doen mensen tegenwoordig, of is dat niet waar, DJK? Die gaan uit eigen kracht tot Jezus. Dat is ondertussen zo ongeveer de oudste dwaling. Ook Kain wilde komen met vrucht van eigen akker.
Maar ik zou verloren zijn, als ik maar een zucht toe moest voegen tot mijn bekering. Het is alles uit Hem.
Ik zit er even over na te denken en te zoeken naar een voorbeeld:
Ik bevind me in gevaarlijk gebied. De kans is verkeken dat ik in leven blijf tenzij ik het huis bereik in de verte. Nu sta ik op, en ga naar dat huis lopen. Ben ik door te gaan lopen al gered van het gevaar? Nee, ik ben pas gered als ik in het huis ben en niet eerder.
Ander schreef:Ik zit er even over na te denken en te zoeken naar een voorbeeld:
Ik bevind me in gevaarlijk gebied. De kans is verkeken dat ik in leven blijf tenzij ik het huis bereik in de verte. Nu sta ik op, en ga naar dat huis lopen. Ben ik door te gaan lopen al gered van het gevaar? Nee, ik ben pas gered als ik in het huis ben en niet eerder.
Is dit een goed voorbeeld?
Nee
Want, je bevind je niet in een gevaarlijk gebied. Maar je bent al dood. En Christus, door Zijn Geest, en het Woord, maakt zelf levend, zonder dat je er iets aan doet.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Ander schreef:Ik zit er even over na te denken en te zoeken naar een voorbeeld:
Ik bevind me in gevaarlijk gebied. De kans is verkeken dat ik in leven blijf tenzij ik het huis bereik in de verte. Nu sta ik op, en ga naar dat huis lopen. Ben ik door te gaan lopen al gered van het gevaar? Nee, ik ben pas gered als ik in het huis ben en niet eerder.
Is dit een goed voorbeeld?
Nee
Want, je bevind je niet in een gevaarlijk gebied. Maar je bent al dood. En Christus, door Zijn Geest, en het Woord, maakt zelf levend, zonder dat je er iets aan doet.
Dat klopt ook niet. Want je bent niet dood. Dat is slechts een metafoor voor mensen die het evangelie nooit hoorden. Zij die het hoorden krijgen steeds de keus: gehoorzamen of afwijzen. In de preek van de apostelen hoor je dat ook: de oproep tot bekering. Ik hoor ze nooit zeggen: u bent dood etc.
--------------
Voorts ben ik van mening dat portretten van oudvaders, reformatoren en andere theologen niet zouden moeten worden toegestaan als avatar.
Welke consequenties heeft uw visie nu op de prediking?
Het besef van zonde, de bewustwording dat een mens schuldig is, omdat hij niet kan voldoen aan wat God in de Thora gebiedt doet de mens op enig moment vluchten. U zegt: voor de eisende wet, die hem achtervolgt, beschuldigt en veroordeelt. Hoewel dit besef is doorgedrongen en er naar mijn mening dus iets is veranderd ten opzichte van het zorgeloze leven voordien, kwalificeert u deze verandering toch niet als een vrucht van een ingeplant nieuw leven, het mag nog niet de uitkomst van wedergeboorte heten.
Welke mensen hebt u nu op het oog onder de prediking. Het zondebesef, dat in mensen is opgekomen, kan niet de vrucht zijn van de prediking van het Evangelie. Immers, dat Woord is een kracht van God tot de zaligheid. Dat Woord keert nooit ledig tot God terug. En dat Woord is in staat, zoals wij weten vanuit de prediking van de apostelen, velen tot het geloof te bewegen.
U schetst echter een beeld van mensen, die weliswaar innerlijk bewogen worden, verontrust, angstig misschien, aangeklaagd en wanhopig, maar deze mensen zijn in uw optiek toch nog niet in aanraking gekomen met het levenwekkende Woord, met het Evangelie. Er is immers nog geen leven?
Waar zijn ze dan mee in aanraking gekomen? Want een verandering is er. Onmiskenbaar. Ze vluchten, met de wet, de duivel en zijn gansche heir op de hielen. Wie of wat heeft dat bewerkstelligd? Is dit een voorwerk in het hart van de mens, dat geheel buiten de prediking om kan geschieden? Is dit een voorwerk in de mens, dat tijdens de prediking kan geschieden, maar waarbij het de voorwaarde is, dat het Evangelie nog niet ter sprake is gekomen. Een pure wetsprediking dus, waarbij men veroordeeld, schuldig bevonden en zondaar geworden naar huis wordt gestuurd, maar waarbij er nauwlettend voor is gewaakt om het Evangelie niet ter sprake te brengen?
En waar is de soevereine, almachtige, alleskennende en alleswerkende God in uw verhaal. Kunnen doden bewegen, zonder de adem Gods?
Is het dan zo, dat er een voorfase is in de bekering van een mens, die gewoonlijk plaatsvindt buiten de kerk en de prediking van het Evangelie? Is de prediking alleen bedoeld voor voor-bewerkte mensen, die zich reeds schuldig weten, maar nog geen genade hebben ontvangen? Uit welke bron hebben zij die ellendekennis ontvangen. Buiten de kerk? Buiten de prediking? Buiten het Woord?
Is dat de reden, dat u er geen moeite mee heeft om zich op te houden buiten de kerk? Heeft de gnostiek u zozeer te pakken, dat u zich begenadigd voelt boven degenen, die trouw de ambten van Christus voor kerk en wereld vervullen. Is er een buitenkerkelijke bron aangeboord, die u direct en zonder de "omweg" van de prediking voorbereidt op de genade?
Het zijn wel heel herkenbare begrippen, die u gebruikt. Veel ellende, veel wet, veel recht, veel toorn en verdoemenis. Maar ik zie zo weinig verbindingen met de gemeenschap der heiligen, met het Lichaam van Christus en met de prediking van het heerlijk Evangelie.
Nogmaals mijn vraag: kunt u nu eens concreet aanwijzen welke mensen in de kerk (belangrijk voor mij!) er voor u beantwoorden aan zeg maar de voorfase van ellende-kennis en bewustheid van de eis der wet, waarbij zij dus wel ontdekt zijn, maar nog niet levendgemaakt.
Kunt u mij dan ook zeggen of dat in een kerk gebeurt, waar God geen vat heeft op deze zaken?
Mijn beste, de liefde Gods in Christus opent ons de ogen voor ons armelijke, schamele en lege verleden. Hoe heb ik ooit zo oppervlakkig en op mij zelf gericht kunnen leven, nu ik gehoord heb wat God voor mij voelt! De prediking van het Evangelie, Pinksteren komt na en vanuit Goede Vrijdag en Pasen. In die prediking komt alles, alles aan de orde. Onze afkomst, onze onkunde en ons ongeloof, Gods genadegave in Zijn Zoon, de smartelijke weg, die Hij is gegaan en de heerlijke overwinning van Pasen. Dat laatste, Pasen, is de eigenlijke reden dat er nu verkondigd kan gaan worden: nu gaat het Evangelie de wereld in. Nu werkt de Geest, die zowel overtuigt van zonde en gerechtigheid, als levenwekkend werkt in het hart van de hoorders. Pasen is het hart van het christelijke geloof. Daarmee wordt zowel uitgedrukt, dat we onder de macht van zonde en dood liggen, als gezegd, dat God bevrijdend en verlossend heeft gehandeld.
refo schreef:
Dat klopt ook niet. Want je bent niet dood. Dat is slechts een metafoor voor mensen die het evangelie nooit hoorden. Zij die het hoorden krijgen steeds de keus: gehoorzamen of afwijzen. In de preek van de apostelen hoor je dat ook: de oproep tot bekering. Ik hoor ze nooit zeggen: u bent dood etc.
Oh???
Zal ik een nieuwe Bijbel moeten aanschaffen. Mag ik de jouwe lenen, Refo?
Genesis 2:17
Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
Efeziërs 2:1
EN u heeft Hij mede levend gemaakt , daar gij dood waart door de misdaden en de zonden,
Kolossensen 2:13
En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende;
enz. enz. enz.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.