Tiberius schreef:Van Judas' berouw merken de kanttekenaren terecht op:
Dit was geen oprecht berouw, gelijk Petrus had, alzo het niet was vergezelschapt met betering des levens, noch met geloof en betrouwen van vergeving zijner zonden. Paulus noemt zulk een berouw als Judas had, een droefheid der wereld die den dood werkt, 2 Kor. 7:10.
Bij deze tekst, 2 Korinthe 7 : 10, zeggen ze:
Dat is, welke in wereldse mensen is, om het verlies van wereldse zaken, of die uit vrees voor Gods straf alleen wordt veroorzaakt, waarop verharding in de zonde, wanhoop en eindelijk de verdoemenis zelve volgt, gelijk in Kaïn, Achitofel, Achab, Judas en dergelijken te zien is.
Een droefheid dus vanwege de straf op de zonde, niet vanwege de zonde zelf, laat stil staan de schuld.
Kortom: dit wenen over schuld en zonden is niet door God gewerkt.
Dus ik wil je graag uitnodigen om een ander voorbeeld te zoeken.
Geachte Tiberius,
Dit is niet sullig bedoeld, maar ik geloof dat we elkaar niet begrijpen. Maar ik wil het graag nogmaals proberen uit te leggen.
Schuld staat altijd tegenover een wet, en die wet is een vertolking, afspiegeling van een recht.
Als jij een geldschuld bij een bank hebt, dan heeft die bank een bepaald recht op jou.
En als jij in NL bijv. een moord begaat, of door een rood stoplicht rijdt, overtreed jij hiermee de wetten van NL, en sta jij dus schuldig aan die wet, maar jij wordt pas, nadat er recht gesproken is op grond van die Nederlandse Wet, veroordeeld, wanneer jij dus schuldig bevonden bent geworden aan die wet, naar de rechtsuitspraak van een Nederlandse rechter. Want als er geen wetten zijn, is er ook geen orde. Wel bij onze schuld bij onze Hemelse Schepper en Rechter is het net zo. Ik schreef dit al eerder ter verduidelijking, in de Topic over : "Wat is sterven aan de WET...." :
1. Den Heere heeft de mens in het paradijs goed en rein volmaakt geschapen naar Zijn beeld, die mens was geschapen in kennis, gerechtigheid en heiligheid.
2. God had Zijn WET in die mens gelegd en afgedrukt(Rom.2:15), en de mens droeg deze in zijn ingewanden en in zijn consciëntie, en was getrouwd met die Wet(Rom.7:1). Deze ingeschapen WET verklaarde eigenlijk gelijk het wezen van de Schepper, van het wezen Gods’, dat Hij heilig en zondeloos was, en geen gemeenschap kon hebben met zonden. Deze WET was/is tevens een beeld van het heilig recht van die Schepper. En zo de Schepper, zo het schepsel naar Zijn beeld, uitgenomen dat de mens veranderlijk was geschapen, en God onveranderlijk was en bleef in Zichzelve. De mens kon leven en zalig worden vanuit zijn eerste zondeloze zuivere beginsel : “Doet dat, en gij zult leven….!” Het was de lust van de mens om te leven ter ere van Zijn Schepper. De mens had hiermede recht op de Wet die hij volmaakt kon houden en onderhouden, en de Wet had recht op de mens. En omdat die mens zondeloos kon leven, pleitte de WET de mens vrij, en gaf hem hierom ook een recht op het eeuwige leven. Het verbond der werken.
3. Toen werd de mens verleid door satan om te zondigen tegen zijn Schepper, middels de slang, en viel in de gruwelijke zonden, en was de gemeenschap voor eeuwig kwijt met zijn Schepper, en de mens was zijn recht op de Wet kwijt geraakt, maar de Wet had nog wel recht op die mens(Rom. 7: 1), en eiste volkomen betaling over de gedane overtredingen jegens zijn Schepper, en begon de mens hiermede te vervloeken, zeggende : “Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in het boek der Wet, om dat te doen!” En zo kwam de mens van God af te vallen, en is de gehele mensheid de zonden van de 1e Adam toegerekend geworden, de erfzonde waarin de mens geboren wordt.
Ik hoop dat het nu iets duidelijker wordt. Judas stond schuldig aan Gods' heilige WET, die hem innerlijk veroordeelde c.q. alrede verdoemde. Deze wet was hem bij zijn geboorte door God ingeschapen, bij jou en mij ook trouwens. En nu is Gods' wet een altijd een afspiegeling van hetgeen die Rechter eist middels Zijn heilig onschendbare Recht. Aan dit Recht stond Judas schuldig, want dat gevoelde hij middels die ingeschapen wet. Doordat hij dit gevoelde kreeg hij berouw over zijn bedreven verraad jegens Christus. En achteraf bezien, omdat hij dus een verworpeling was, is hij nimmer aan die vloekende en verdoemende eis die er van die geestelijke bediening der Wet immer uitgaat, de kruisdood met Christus gestorven(Rom.7:4)(Gal.2:19). Hopelijk begrijp je nu waarom hij een wettisch berouw kreeg. Vanwege dus dat hij schuldig stond aan die Wet, hetgeen een afspiegeling was/is van Gods' heilig Recht.
Ik weet niet hoe ik het je eenvoudiger kan uitleggen, en hoop van harte dat je er iets aan mag hebben, ook ten opzichte van beide Topic's die ik hierover naar voren heb willen schuiven.