Jammer dat men zichzelf als enige ware Kerk ziet, hier wordt ik erg verdrietig van.Mag ik ......? II
Mag ik? Mag ik naar een eredienst, belegd door de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt? Of misschien zelfs een ander kerkgenootschap? Als we een dag bij familie zijn,bij broers en zussen, bij ouders, bij kinderen? Als het gaat om dopen, belijdenis doen, een huwelijk? Van naaste familie, van eigen kleinkind,van eigen kind? Is dat erg? Zijn we daar vrij in?
Over die vraag zijn we in een vorig artikel begonnen te schrijven.
Ieder moet beslissen over deze zaken in eigen geweten. Maar dat is niet hetzelfde als: ieder moet het zelf weten. Ons geweten is gebonden aan Gods Woord. En als we er niet uitkomen hebben we de gemeenschap der heiligen om ons te helpen.
We hebben laten zien dat het voor de beantwoording van die vragen belangrijk is eerst na te gaan wat onze vrijmaking betekent. Dat is een geloofsbeslissing. De Kerk van de Here heeft een ander adres gekregen. Daarmee zijn erediensten van een ander kerkgenootschap onwettig.
In dit artikel willen we nog andere aspecten rond de vraag "Mag ik" bekijken.
Eigenwillig
De Here heeft in zijn Woord heel duidelijk gemaakt wat het betekent trouw te zijn in het Verbond. Hij wil slechts op één plaats gediend worden. Slechts op één plaats, op de door de Here aangewezen plaats, kan de dienst der verzoening plaatsvinden. Wie niet naar de plaats gaat die de Here wijst, wie gaat naar eigen gekozen plekken voor de eredienst, handelt tegen Gods wil en roept Gods toorn af. Zo was het onder het Oude Testament.
"Toen overlegde de koning en maakte twee gouden kalveren, en zeide tot het volk: Het is te veel voor u om op te trekken naar Jeruzalem. Dit zijn uw goden, o Israël, die u uit het land Egypte hebben geleid. Hij stelde het ene op te Betel en het andere plaatste hij te Dan. En dit werd een oorzaak tot zonde. Zelfs was het volk voor het ene beeld uitgelopen tot Dan toe. Verder maakte hij tempels op de hoogten, en stelde priesters aan uit alle kringen van het volk, die niet tot de Levieten behoorden. Ook voerde Jerobeam een feest in voor de achtste maand, voor de vijftiende dag dier maand, overeenkomstig het feest in Juda, en hij besteeg het altaar. Zo deed hij te Betel en offerde aan de kalveren die hij gemaakt had. Daarbij liet hij telkens de priesters der hoogten, die hij aangesteld had, in Betel optreden.
Toen hij het altaar bestegen had, dat hij te Betel gemaakt had op de vijftiende dag in de achtste maand, in de maand die hij eigener beweging had uitgekozen om voor de Israëlieten een feest in te stellen) toen hij dan het altaar bestegen had om het offer te ontsteken, zie, daar kwam een man Gods door het woord des HEREN uit Juda te Betel, terwijl Jerobeam op het altaar stond om het offer te ontsteken.
Deze nu predikte tegen het altaar door het woord des HEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HERE: zie, een zoon zal aan Davids huis geboren worden met name Josia; en hij zal op u de priesters der hoogten slachten, die offers op u ontsteken, en mensenbeenderen zal men op u verbranden." (I Kon. 12:28 - 3:2
Het verhaal van koning Jerobeam is wel bekend. Na de scheuring van het rijk van Salomo leidt Jerobeam de tien stammen waarvoor hij van de Here de verantwoordelijkheid kreeg, op de weg van eigenwilligheid. Om politieke redenen koos hij ervoor eigen tempels, eigen altaren en eigen offerplaatsen in te stellen en stelde hij ook een eigen priesterdienst in. Opdat "zijn" onderdanen maar niet naar de door de Here gekozen plaats zouden gaan. Opdat ze maar niet naar Jeruzalem zouden trekken.
Daar in Jeruzalem had de Here zijn woonplaats gemaakt. Daar wilde Hij gediend worden. Daar wilde Hij de dienst der verzoening doen plaatsvinden.
Door de dienst van de profeet uit Juda maakt de Here dat heel duidelijk. Kinderen van Israël, op deze weg is geen zegen te verwachten maar vloek! De Here roept koning Jerobeam en u allen ergens anders!
Geen gemeenschap
Onder het Nieuwe Testament is dat niet anders. De regels van het Verbond zijn door onze Here Christus niet ongeldig verklaard. De gemeente van de Here is daar waar de waarheid is. De waarheid van het volle Woord van onze God, niet ingekort, niet uitgebreid. Een andere basis voor Gods gemeente, en een andere basis voor de eredienst is er niet.
Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld; en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook
"Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben. Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.
zij geheiligd mogen zijn in waarheid.
En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt."(Joh. 17:14-21)
Daarover spreekt de Here Christus in wat wij noemen het hogepriesterlijk gebed. Daarover horen we o.a. in Efeziërs 1:13 en 14:
"In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid." (Ef. 1:13,14).
Wanneer we een kerkdienst bezoeken, dan zoeken we de plaats waar de Here door ons aangebeden wil worden. Dan gaan we naar de plaats waar de waarheid is. Daar, waar de waarheid van Gods Woord is, zoeken we de eenheid met Gods verbondsvolk. Dat is de reden dat we ons hebben vrijgemaakt: omdat de waarheid geweld werd aangedaan. Omdat eigenwilligheid een plaats heeft gekregen naast en door de Bijbelse eredienst. En wanneer dat het geval is roept de Here ons naar een andere plaats. Zoals Hij Jerobeam riep en de tien stammen van Israël.
"En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen."(Op. 18:4).
Meedoen?
Als we een eredienst bezoeken die niet wettig is, een eredienst ingesteld door een ontrouwe kerkenraad, die niet opkomt voor de waarheid van Gods Woord, hoe zit het dan met die gemeenschap? Kunnen we daar dan als niet betrokken toeschouwer zitten? Kunnen we dan met een goed geweten mee bidden en mee danken? Mee de Here lof geven? Zou zo´n gebed, zo´n lofzang, voor de Here aangenaam zijn? Kunnen we met een goed geweten aanhoren hoe een vader of moeder die een kindje ten doop houden, een jonge broeder of een zuster die belijdenis doet, een ambtsdrager die bevestigd wordt, belijdt dat wat ?hier in de christelijke kerk geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is?"
Kunnen we ons dan buiten die gemeenschap houden? Of is ons meedoen (je gaat toch niet demonstratief en onbehoorlijk steeds iets anders zitten doen?) toch bewust deelhebben aan de gemeenschap met ontrouwe kinderen?
Overgangstijd
Er wordt wel gezegd dat we kerkelijk in een overgangstijd leven. Er is in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt nog heel veel verontrusting. Tal van broeders en zusters voeren nog strijd en zijn nog niet toe aan vrijmaking. En, wordt er dan gezegd, door niet te oordelen, door niet te scherp te zijn, door ons zoekend op te stellen, kunnen we juist díe broeders en zusters winnen. En die broeders en zusters kunnen soms heel dicht bij zijn. In eigen familie. In eigen gezin soms.
En in dat kader is het toch niet zo verkeerd om nog eens een andere kerkdienst te bezoeken? Vooral niet als we het ook nog zo weten uit te zoeken dat we onze eigen dienst niet hoeven verzuimen? Bijvoorbeeld als het gaat om een trouwdienst (raar woord!) door de week?
We moeten ons dan afvragen wat zwaarder weegt, het gebod en de roeping van de Here, of onze menselijke overweging om anderen te winnen. En we moeten ons afvragen of die roeping van de Here door de week anders is dan op zondag.
Een overgangstijd? Met veel onzekerheid? Maar komt het er dàn juist niet extra op aan om helder en klaar te getuigen? Om juist dan geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan? Om juist dan niet de indruk te wekken dat het met dat wegroepen van de Here, dat wegroepen bij eigenwillige eredienst,nog wel een beetje meevalt? Zoeken we dan onze broeders en zusters? Zoeken we dan onze familie- en gezinsleden? Zoeken we dan echt hun behoud? Of eerder de menselijke verstandhouding met hen?
Banden van het bloed
Het kan moeilijk zijn om krachtig te getuigen wanneer het gaat om hen met wie we ons nog zo sterk verbonden voelen en voor wie we zo vaak bidden. Het kan nog veel moeilijker zijn om krachtig te getuigen met woord en daad wanneer het gaat om hen met wie met banden van het bloed verbonden zijn. Wanneer het gaat om ouders, om broers en zusters, om kinderen,om kleinkinderen. We willen van die moeite niets af doen. We kunnen het gevoel hebben dat we in een bepaalde situatie niet anders kunnen dan toch maar te gaan. Want anders ...... een slechte verhouding met familie, ruzie binnen het gezin, verwijdering, misschien zelfs een huwelijk op het spel?
Als we voor zulke moeilijke vragen staan, en zoeken naar antwoorden die misschien ingrijpende gevolgen kunnen hebben, dan moeten we, zoals altijd, Gods Woord weer laten spreken.
"Daarop antwoordde Petrus en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd; wat zal dan ons deel zijn? Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten. En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven." (Matt. 19:27-29)
"En een schare zat rondom Hem en zij zeiden tot Hem: Zie, uw moeder en uw broeders en uw zusters staan buiten en zoeken U.
En Hij antwoordde en zeide tot hen: Wie zijn mijn moeder en broeders? En rondziende over degenen, die in een kring rondom Hem zaten, zeide Hij: Zie, mijn moeder en mijn broeders. Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder." (Markus 3:32-35).
"Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn." (Lukas 14:26).
Wijzen
Voor één belangrijke overweging willen we hierbij nog aandacht vragen. Het kan natuurlijk nooit zo zijn dat we zomaar, zonder waarschuwing, zonder gesprek vooraf, wegblijven uit een dienst waar anderen ons toch verwachten. Het kan natuurlijk nooit zo zijn dat we geen rekening houden met gevoelens van naasten. Juist als we trouw willen zijn aan de Here moeten we ons als wijze mensen gedragen. Als kinderen van de Here die weet hebben van zijn grote liefde voor ons. Als hoorders en daders van het grote gebod om de naaste lief te hebben als ons zelf. Het is goed om vooraf het gesprek te zoeken. Om van hart tot hart met elkaar te spreken.
"Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u de gelegenheid ten nutte. Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven." (Koloss. 4:5,6).
Dan wordt het getuigenis alleen maar sterker.
En als er geen begrip is? Als een echt gesprek niet mogelijk is? Als harten gesloten blijken? Toegeven of standhouden?
Mag ik?
We zeggen het nog eens: dan moeten we het antwoord zoeken bij onze Here. In zijn Woord. Dan moeten we bidden om kracht en om wijsheid van boven. Dan moeten we bidden om de sterkte van Geest. Dan moeten we bidden om voor alles trouw te kunnen zijn en blijven.
Dan mogen we onze wijkouderling vragen om raad. Dan mogen we aankloppen bij onze broeders en zusters. Dan mogen we van onze gemeente vragen om samen een antwoord te geven en dat antwoord samen in praktijk te brengen.
Maar ook als dat niet lukt, als broeders en zusters oprecht in goed geweten tot verschillende antwoorden komen, dan blijft staan: heel ons leven is van de Here, geen stukje uitgezonderd. Heel ons leven zullen we onderwerpen aan Gods Woord. Dan moeten we onze antwoorden daaraan ook toetsen.
Voor wie trouw is, we hebben het gelezen in Matth. 19, is er een grote troost en een rijke belofte.
Is het erg? Een keertje? Het gaat toch om ...? Moet je daar echt zo moeilijk over doen? Vraagt de Here dat? Hoort dat niet onder de christelijke vrijheid? Zondig ik daarmee? Wat is trouw?
Mag ik?
[c]"Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.
Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.
Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt." Op. 3:11-13).
Bron: http://www.gereformeerdkerkbladdebazuin ... rtikel/379