Bij mij in de Gemeente horen 3 predikanten te staan, maar nu ruim een jaar is er nog maar 1. We zijn dus dubbel vacant. De gevolgen zijn merkbaar, ondanks alle trouwe arbeid van de overgebleven predikant: werk blijft liggen, activiteiten komen niet van de grond, enzovoorts enzovoorts.
Ik denk dat een gemeente niet zonder predikant, herder en leraar kan. Niet in de zin dat hij onmisbaar is, maar een predikant heeft binnen de gemeente wel degelijk een zeer belangrijke plaats die in tijden van vacature, moeilijk over is te nemen door de andere ambtsdragers.
Een vakante gemeente
Ndonselaar,
De goddelozen aanzeggen dat zij onder het oordeel Gods liggen en de rechtvaardigen dat zij onder Gods gunst liggen, het is niet genoeg. De prediker heeft te zeggen wie er goddeloos zijn en hoe je goddeloos en dood kunt zijn onder een vrome dekmantel van veel godsdienst. Een prediker heeft uit te leggen hoe Gods kinderen hun geloof beleven en hoe de Heere werkt en vertroost in de Schriften en hoe Hij dat nu nog doet.
De hoorders bedriegen zichzelf graag en passen eerder beloften op zich toe die hun niet toekomen, dan vloeken die hun misschien wel toekomen. De prediker heeft dan duidelijk de zaken toe te passen aan hun harten.
Daarnaast blijft jouw opmerking waar dat de Heere het aan ons hart moet toepassen, wil het ons doen leven door het geloof in Hem! Maar dat ontslaat de prediker niet van de verantwoordelijkheid dat hij de schare moet troosten en vermanen en wat al niet meer:
De schare die opkomt naar Gods huis brengt haar karakteristieke zielsnoden en behoeften mee. Zal tot heilige vrucht het Woord worden bediend, dan dient men zijn naam te horen noemen, zijn beeld getekend te zien. Bovendien weten velen niet, wat zij van zichzelf moeten denken. Hun moet helder en duidelijk naar de Schrift, worden aangetoond wie en wat zij zijn, opdat zij geraken tot zelfkennis, tot verootmoediging en bekering, of ook tot het troostend inzicht, dat zij op weg naar de hemel zijn. Gods volk moet verder worden gebracht. Maar wie iemand verder wil brengen, moet eerst nauwkeurig weten aan te wijzen waar hij staat, opdat men het punt van uitgang weet, vanwaar zo iemand eerst verder geleid moet worden.
Hier kan ik echt niet inkomen. Jij staat enkel een voorwerpelijke prediking voor. Nou, als het enkel voorwerpelijk is, zonder een toepassing op ons eigen leven, dan is het voor mij een verwerpelijke prediking.Ik hoorde eens van een leraar, die zei: De verklaring van de tekst, wat de exegese aangaat, kost mij inspanning en studie, maar de toepassing van zo'n woord voor hart en leven, overeenkomstig de behoeften van de gemeente, is voor mij het allerzwaarste en moeilijkste werk. Duidelijke, nauwkeurige uiteenzetting van de kenmerken van geloof, van het onderscheid tussen schijn en wezen, tussen tijdgeloof en zaligmakend geloof, tussen ongeloof en kleingeloof, enzovoort, het is verbazend moeilijk en eist strenge, nauwgezette studie. (......)
Het eerste gedeelte van je opmerking geloof ik RJ. Het tweede moeten we overlaten aan Gods Woord. Dat Woord is als een scherp snijdend zwaard. Daar vallen we links of rechts naast. Zo, ook in de troostvolle onderwijzingen voor al Gods volk. Zij worden vertroost uit bv. de psalmen waar we Gods volk in het hart kijken. Het is zoals Zeeuw eens uitdrukte of aanhaalde: ‘Gods volk wil dat het Woord hun hart verklaart’. Kijk dan valt het Woord open en dat is iets dat kan de beste predikant niet! Dat is de ware bevinding, dat komt alleen de Geest toe!
De goddelozen aanzeggen dat zij onder het oordeel Gods liggen en de rechtvaardigen dat zij onder Gods gunst liggen, het is niet genoeg. De prediker heeft te zeggen wie er goddeloos zijn en hoe je goddeloos en dood kunt zijn onder een vrome dekmantel van veel godsdienst. Een prediker heeft uit te leggen hoe Gods kinderen hun geloof beleven en hoe de Heere werkt en vertroost in de Schriften en hoe Hij dat nu nog doet.
De hoorders bedriegen zichzelf graag en passen eerder beloften op zich toe die hun niet toekomen, dan vloeken die hun misschien wel toekomen. De prediker heeft dan duidelijk de zaken toe te passen aan hun harten.
Kun je dat nader toelichten waarom je het er niet mee eens bent? Ik dacht dat het altijd al typerend was voor de Reformatie, Nadere Reformatie en voor de bevindelijke gereformeerden dat ze een krachtige toepassing hadden, zoals Nathan zei tegen David: "Gij zijt die man!" Dat kan enkel en alleen als de prediker ontvouwt het verschil tussen waar en schijn, ongeloof en kleingeloof, oprecht en onoprecht. Als de prediker ontvouwt hoe de ware christen leeft en in het leven staat. Een christen kan enkel getroost worden als de prediker zijn situatie beschrijft en hem tekent zoals hij is en hem dan helpt. Zonder een onderwerpelijk gedeelte in de prediking, zal alles op een veilige afstand blijven.Gezond in de leer is hij die het onderwerpelijke en voorwerpelijk beide handhaaft en dat ontvouwt naar de mening des Geestes, overeenkomstig de Heilige Schrift. (Ds. G. Wisse; "Uit het zielenleven" )
Hier sluit ik me aan bij prof. Wisse, behalve een kanttekening bij zijn slot.
Daarnaast blijft jouw opmerking waar dat de Heere het aan ons hart moet toepassen, wil het ons doen leven door het geloof in Hem! Maar dat ontslaat de prediker niet van de verantwoordelijkheid dat hij de schare moet troosten en vermanen en wat al niet meer:
De schare die opkomt naar Gods huis brengt haar karakteristieke zielsnoden en behoeften mee. Zal tot heilige vrucht het Woord worden bediend, dan dient men zijn naam te horen noemen, zijn beeld getekend te zien. Bovendien weten velen niet, wat zij van zichzelf moeten denken. Hun moet helder en duidelijk naar de Schrift, worden aangetoond wie en wat zij zijn, opdat zij geraken tot zelfkennis, tot verootmoediging en bekering, of ook tot het troostend inzicht, dat zij op weg naar de hemel zijn. Gods volk moet verder worden gebracht. Maar wie iemand verder wil brengen, moet eerst nauwkeurig weten aan te wijzen waar hij staat, opdat men het punt van uitgang weet, vanwaar zo iemand eerst verder geleid moet worden.
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Voordat we elkaar misverstaan, een voorbeeld uit Gods Woord:
[]Deze is het, Die na mij komt, Die vóór mij geworden is, Wie ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden.[/i]
Hier in onze tekst zien we het vervolg van Johannes antwoord op een vraag van de Farizeeën.
Ze hadden hem immers gevraagd, waarom hij doopte. Hierop geeft Johannes het antwoord dat híj de Christus niet is, maar dat Hij na hem komt, ja Hij ís reeds gekomen. Hij is dé vervulling van de belofte der vaderen. Daar mag hij deze Farizeeën opwijzen. Ook zij kunnen immers niet buiten Hem, ook zij hebben deze Messias nodig. Wie is dan deze? Deze Messias? Dan gaat Johannes uitspreken wat Abraham eens deed toen hij alreeds deze Engel des HEEREN ontmoette voor Sodom. Daar sprak Abraham 'och Heere, verwaardig U, daar ik stof en as ben'. Daar gaat Johannes spreken over de waardigheid van Hem, ja Hij is immers vóór Hem geworden. Ja, Hij is alle lof en dankzegging waardig en dan vervolgt Johannes met de woorden waar Abrahams woorden resoneren 'ik ben niet waardig zijn schoenriem te ontbinden'. Wat lezen we hier? Hier lezen we dat Johannes zich minder weet dan een heiden! Een heidens slaaf mocht de schoenriem van zijn meester ontbinden, dat mocht een joods slaaf niet!
Bent u, ben jij, ben ik als eens in deze gestalte van Johannes gekomen. Onwaardig, ja zelfs onwaardig om Zijn schoenriem te ontbinden. Ja, zo onwaardig dat de stank van de dood ons omringt. Hij daarentegen alle lof en dankzegging waardig. Ja, Hij is die lof waardig die in alle eeuwigheid Hem toegezongen zal worden in het lied van Mozes en het Lam.
Hij mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid.
[]Deze is het, Die na mij komt, Die vóór mij geworden is, Wie ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden.[/i]
Hier in onze tekst zien we het vervolg van Johannes antwoord op een vraag van de Farizeeën.
Ze hadden hem immers gevraagd, waarom hij doopte. Hierop geeft Johannes het antwoord dat híj de Christus niet is, maar dat Hij na hem komt, ja Hij ís reeds gekomen. Hij is dé vervulling van de belofte der vaderen. Daar mag hij deze Farizeeën opwijzen. Ook zij kunnen immers niet buiten Hem, ook zij hebben deze Messias nodig. Wie is dan deze? Deze Messias? Dan gaat Johannes uitspreken wat Abraham eens deed toen hij alreeds deze Engel des HEEREN ontmoette voor Sodom. Daar sprak Abraham 'och Heere, verwaardig U, daar ik stof en as ben'. Daar gaat Johannes spreken over de waardigheid van Hem, ja Hij is immers vóór Hem geworden. Ja, Hij is alle lof en dankzegging waardig en dan vervolgt Johannes met de woorden waar Abrahams woorden resoneren 'ik ben niet waardig zijn schoenriem te ontbinden'. Wat lezen we hier? Hier lezen we dat Johannes zich minder weet dan een heiden! Een heidens slaaf mocht de schoenriem van zijn meester ontbinden, dat mocht een joods slaaf niet!
Bent u, ben jij, ben ik als eens in deze gestalte van Johannes gekomen. Onwaardig, ja zelfs onwaardig om Zijn schoenriem te ontbinden. Ja, zo onwaardig dat de stank van de dood ons omringt. Hij daarentegen alle lof en dankzegging waardig. Ja, Hij is die lof waardig die in alle eeuwigheid Hem toegezongen zal worden in het lied van Mozes en het Lam.
Hij mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Een mooi stukje vond ik in onderstaand boek. Een pleidooi voor de vervanging van twee losse termen:
Schriftondervindelijk
Tenslotte dient de moderne conceptie van religieuze ervaring met grote consequentie tegen het licht te worden gehouden van een schriftuurlijk-bevindelijke benadering van de Heilige Schrift. Met deze tweeslag wordt de interpretatie van het gereformeerde belijden doorgaans omschreven. Deze formulering kreeg echter in de praktijk een verhoogd statisch gehalte, waarbij’schriftuurlijk’ los van ‘bevindelijk’ ging functioneren en opereren, en ook omgekeerd. Dit allerminst denkbeeldige gevaar zou mijns inziens kunnen worden voorkomen door invoering van een woord dat beide elementen in zich heeft, en dat toch in één adem kan worden genoemd. Ik geef in overweging het woord ‘Schriftondervindelijk’ in te voeren, waarbij direct duidelijk is dat ‘schriftuurlijk’ ook ‘bevindelijk’ is en ‘bevindelijk’ onmiddellijk ‘schriftuurlijk’ dient te zijn. (…) uit: ‘Belijden met hoofd en hart (dr. C.A. v.d. Sluijs)
Schriftondervindelijk
Tenslotte dient de moderne conceptie van religieuze ervaring met grote consequentie tegen het licht te worden gehouden van een schriftuurlijk-bevindelijke benadering van de Heilige Schrift. Met deze tweeslag wordt de interpretatie van het gereformeerde belijden doorgaans omschreven. Deze formulering kreeg echter in de praktijk een verhoogd statisch gehalte, waarbij’schriftuurlijk’ los van ‘bevindelijk’ ging functioneren en opereren, en ook omgekeerd. Dit allerminst denkbeeldige gevaar zou mijns inziens kunnen worden voorkomen door invoering van een woord dat beide elementen in zich heeft, en dat toch in één adem kan worden genoemd. Ik geef in overweging het woord ‘Schriftondervindelijk’ in te voeren, waarbij direct duidelijk is dat ‘schriftuurlijk’ ook ‘bevindelijk’ is en ‘bevindelijk’ onmiddellijk ‘schriftuurlijk’ dient te zijn. (…) uit: ‘Belijden met hoofd en hart (dr. C.A. v.d. Sluijs)
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Dr. v.d. Sluijs doet niet moeilijk maar constateert dat twee termen een statisch leven gaan leiden.
Prof. C. van Velzen (in zijn voorwoord Ds. Smytegelt) schrijft 'hoort wat mij God deed ondervinden'. Hierin pleit hij ook voor een schriftondervinding. Het is een twee-eenheid die we nooit vaneen mogen scheuren! De Schrift doet ons ondervinden, want het gehoor is door het gepredikte Woord Gods!
Daarom doet Dr. v.d. Sluijs hiermee een legitieme oproep en verhindert een doperse annexatie van de term 'bevindelijk'.
Prof. C. van Velzen (in zijn voorwoord Ds. Smytegelt) schrijft 'hoort wat mij God deed ondervinden'. Hierin pleit hij ook voor een schriftondervinding. Het is een twee-eenheid die we nooit vaneen mogen scheuren! De Schrift doet ons ondervinden, want het gehoor is door het gepredikte Woord Gods!
Daarom doet Dr. v.d. Sluijs hiermee een legitieme oproep en verhindert een doperse annexatie van de term 'bevindelijk'.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini