Tiberius schreef:elbert schreef:Want ik verdenk Toeschouwer er niet van dat hij de Bijbel niet van kaft tot kaft als Woord van God ziet,
Ik verdenk hem daar wel van. Omdat hij categorisch de door ons aangehaalde teksten negeert die het tegendeel van zijn visie bewijst.
Wij zullen er geen welles-nietes spelletje van maken. Ik beperk me maar weer tot Gen.17:7,8
En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.
Eenvoudig gezegd: er staat Abraham en zijn zaad. Nu is het: de gelovigen en zijn zaad?
Moet ik de tekst zo lezen?
Deze tekst is gewoon letterlijk te lezen. God richt een verbond op met Abraham en zijn fysieke nageslacht. De inhoud van dit verbond is dat God hun God zal zijn, en dat zij voor eeuwig in het land Kanaän zullen wonen. De betekenis van de woorden voldoet aan de gewone letterlijke betekenis, zoals die in de context wordt gebruikt. Zo is het land Kanaän het land waarin Abraham woont (Gen. 13:12) en dat moest hij doorwandelen, noord-, zuid-, oost- en westwaarts (Gen. 13: 14,17). Ook de belofte dat Abraham en zijn fysieke nageslacht dit land tot eeuwige bezitting zullen krijgen wordt al in Gen. 13:15,17 gegeven. Dit vers heeft een rijke geestelijke inhoud voor Abraham en zijn fysieke nageslacht: God zal hun God zijn.
Vanouds was het Abraham en zijn zaad en ook nu is het Abraham en zijn zaad. God heeft de verbonden, niet veranderd bij de komst van Christus, maar de Heere Jezus heeft ze vervuld. Het abramitisch, sinaïtisch, davidisch en ook het nieuwe verbond is gesloten met Israël, het Joodse volk. Ook het nieuwe verbond, zowel Jeremia als de brief aan de Hebreëen zeggen dat het nieuwe verbond gesloten is met het huis van Israël en het huis van Juda (Jer. 31:31, Hebr. 8:8).
Maar Galaten 3:16: "En uw zade; hetwelk is Christus" dan? Dit verandert echter de duidelijke betekenis van zaad niet, en verandert ook niet het verbond, zoals Paulus in het daaraan voorafgaande vers zegt. Het zaad is in de eerste plaats Izak (Gen. 17:19) en verder het hele Joodse volk. In de tijd van Paulus was dat voor een ieder duidelijk. Paulus voegt er hier aan toe, wat niet voor iedereen duidelijk was, namelijk dat het verbond vast ligt in die Ene unieke Jood, namelijk de Heere Jezus Christus. Daarom wijst Paulus in vers. 16 op Christus en legt in vers 17 uit wat hij met vers 16 bedoelt te zeggen dat het verbond in Christus vast ligt en niet in het onderhouden van de Tora, want dat is vraag waar Paulus op in gaat.
Om dit Schriftgedeelte te verstaan heb ik geen vergeestelijking nodig, dat heb ik ook niet nodig voor het verstaan van de gehele Schrift. Ik wil het scherper zeggen een vergeestelijking hier is in strijd met de Schrift.
Dat is totaal iets anders dan dat er geen geestelijke lessen voor ons in liggen, daar gaat het nu niet over. Wij hebben het er nu over hoe lezen wij de Bijbel.
Ik heb het ook niet nodig om te delen in de zegen die God aan Abraham schenkt.
Het is zo mooi, wij, jij en ik mogen nu delen in de zegen van dat verbond:
De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal.
En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!
En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
Dat is toch heerlijk dat heeft op ons betrekking, wij mogen delen in de zegen die God aan Abraham en zijn zaad heeft gegeven.
Tiberius jij beschuldigt me nog al met stevige woorden:
Alleen moet je je dan niet op de Bijbel beroepen, want je hebt daar kennelijk al een groot deel uitgeknipt.
Daar ga ik me niet tegen verdedigen, dat blijft voor jou rekening. Alleen dit: ik weet dat het van Genesis 1 tot Openbaring 22 gaat om die Ene, de Heere Jezus, die in dat grote heilsplan van God de centrale plaats inneemt, elke pagina van de Schrift gaat het over Hem. Wie ben ik dan, om met mijn door de zonde bedoezelt verstand maar een tittel en jota van de Schrift zou willen af- of toedoen? De Heere in de hemel weet dat. Ik val voor de ganse Schrift, maar niet voor alle menselijke uitleg.
Ik kan alleen maar van pure genade leven en daarom is de ganse Schrift mijn leven en ik hoop er mee te sterven, omdat Christus het Lam van God mij daarin geopenbaard is.