memento schreef: Ik heb daar heel erg veel moeite mee. Dat is namelijk puur mystiek, en staat haaks op het Reformatorische gedachtegoed.
Dit behoeft enige nuancering. Zeker wanneer het 'oordeel' van mystiek uitgesproken wordt door iemand, die (naar ik veronderstel) mede geworteld is in het gedachtengoed van de Nadere Reformatie. Deze beweging heeft, als reactie op een sterk op het Woord en de geloofsdaad gerichte publieke prediking, die Noord Europa heeft "geprotestantiseerd" weer vooral de persoonlijke, innerlijke, particuliere geloofservaring benadrukt. In de ziel van de mens vindt immers het werk van de Geest plaats, die de mens verandert en waardoor hij de verkondigde rechtvaardiging en heiliging 'aan den lijve' ondervindt.
Nu kan het daardoor gemunte begrip 'bevinding' heel goed worden gedefinieerd als een vorm van mystiek. Het is niet de hoge mystiek van Eckhart of van Tauler (die voor Luther overigens wel van waarde is geweest), de mystiek, die in het hoogste punt van de ziel van de mens een antenne of aanknopingspunt voor het goddelijke veronderstelt. Maar het is wel die vorm van mystiek, die zich kenmerkt door het feit, dat de goddelijke werkelijkheid tot een werkelijk ervaarbare werkelijkheid voor de mens kan worden. Bevindelijk spreken is spreken vanuit de
kennisse, die men door de wedergeboorte deelachtig wordt. Men kan eruit spreken (en niet alleen erover). Men heeft ervaringen van God. Van Zijn toorn, van Zijn liefde, van Zijn afwezigheid, van Zijn overkomst, van Zijn spreken tot het hart.
Natuurlijk, het wordt allemaal ingekaderd in het eenzijdig Godswerk, waardoor al die ervaringen geschonken worden. Maar is men die eenmaal deelachtig, dan ervaart men het ook ten volle. En er zijn voorbeelden van predikers uit de Nadere Reformatie, die vanuit die ervaringen komen tot zeer mystieke uitspraken, die grenzen aan die van de
gnostiek. Vanuit de inwijding en
kennisse over de geestelijke werkelijkheid wordt dan gesproken over de eenheid van de ziel met God. Het is een strikte particuliere, inwendige zaak, geheel en al verbonden aan die éne mens. Niet overdraagbaar. Er is een eeuwige verbintenis ontstaan tussen God en de ziel. Eenswillendheid met God, Christus aan ons hart geopenbaard, particuliere gaven van de Geest, ze duiden op een mystieke vereniging. Mystiek, omdat ze verborgen zijn voor het oog (van anderen). "Gods verborgen omgang".
De grote theoloog Karl Barth heeft zich sterk verzet tegen dit soort subjectieve mystiek. In die zin is hij de grote voorvechter van het Woord alleen, inderdaad een sterk reformatorisch accent. Maar niet voor niets hebben de volgelingen van de Nadere Reformatoren altijd gesproken van "een pneumatologische manco" bij Barth. Zij misten de Geest, die het inwendige werk aan het hart verricht.
Hoewel men zich niet graag ingedeeld ziet bij de Middeleeuwse mystici, denk ik toch, dat de Nadere Reformatoren in een reactie op al te voorwerpelijke godsdienst een eigen ervaringsterminologie en taal geschapen hebben (tale Kanaäns), die duiden op het belang dat men hecht aan zeer specifieke ervaringen, die alleen onder woorden gebracht kunnen worden in het gesprek tussen God , de ziel en de medegeloofsgenoten met dezelfde ervaringen (vgl. de conventikel-bijeenkomsten). Die 'verborgenheid der godzaligheid' mag mijns inziens als een specifieke vorm van mystiek worden getypeerd.
Geen mystiek misschien, die uitgaat van
een aanwezige goddelijke kern in de mens.
Maar mystiek, waarbij exact dezelfde ervaringen voorkomen, maar dan pas nadát God eerst die goddelijke kern in de ziel van de mens heeft gelegd (na de geschonken wedergeboorte dus , die in 'een punt des tijds' de mens van dood levend heeft gemaakt, zonder dat die mens dat wil, dat weet of daaraan bijdraagt).
De dan aanwezige goddelijke kern maakt het vervolgens mogelijk om de bevindelijke, mystieke weg te gaan.
gravo