geledu schreef:Hij schrijft idd heel mooi en indringend over deze zaken.
Hier een citaat uit een preek van Boston over Lukas 14 : 22
Thomas Boston schreef:
“Er is voor u nog plaats in de deur, opdat u daardoor mocht binnentreden.
Jezus Christus Zelf is de deur. "Ik ben de Deur, indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden: en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden". Joh. 10 : 9. Hij is gewillig om u te ontvangen. De deur wordt geopend in het aanbod van het Evangelie. Hij is wijd geopend, zodat de slechtste der zondaren door Christus tot de Vader kan gaan. Paulus zegt tot de Korinthen: "En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in de Naam van de Heere Jezus, en door de Geest onzes Gods". 1 Kor. 6 : 11. Maar zonder Jezus Christus is er geen toegang. "Ik ben de Weg, de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij".
Het is waar dat in deze dagen, waarin de leer van het Evangelie verflauwt, de deur door sommigen alleen zover wordt geopend om degenen die zijn bekwaam gemaakt binnen te laten; alsof het de mensen zou betamen half genezen te zijn voordat zij naar de dokter zouden mogen komen. Maar Gods Woord zet de deur wijd open: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige. leven hebbe". "En de Geest en de Bruid zeggen: Kom. En die het hoort zegge: Kom! En die dorst heeft kome, en die wil, neme het water des Levens om niet".
Dus ziet u dat het Woord van God de deur wijd openzet om allen, die binnen willen komen, binnen te laten wat hun toestand ook moge zijn? Treedt dan binnen, o zondaar! “
UITSTEL VAN BEKERING LEVENSGEVAARLIJK
Er is nóg plaats
3e VIERTAL PREKEN Door
THOMAS BOSTON
3. PLAATS VOOR ZONDAREN IN CHRISTUS' HUIS.
En nóg is er plaats. Lukas 14 : 22.
Op
Theologienet is de hele preek te lezen.
Wat ik me nou altijd afvraag is: waarom zijn dit type citaten van Boston alleen maar mooi!
We zijn blijkbaar altijd meer blij als we ergens een opening en ruimte zien, en lezen dat graag.......................maar of we dat terecht graag lezen is de vraag.
Veel evenwichtiger, completer en m.i. toepasselijker om jezelf te toetsen is deze weergave:
Maar dit zijn eigenlijk niet de middelen, maar de aanleidingen die de mens ertoe bewegen acht te nemen op het Woord, wat het ware en eigenlijke middel is. Hier maakt de Geest des Heeren gebruik van beide delen van het Woord.
A. Ten eerste maakt Hij gebruik van de wet om het harde hart te verbreken: "Is Mijn Woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE; en als een hamer, die een steenrots te morzel slaat?" Jer. 23:29. Zij gaat evenals Johannes de Doper vooraf om de weg des Heeren te bereiden in het hart. En de Geest des Heeren, Die hiervan gebruik maakt in de ziel, wordt "de Geest der dienstbaarheid" genoemd, Rom. 8:15. Elk deel van de wet heeft hier zijn eigen nut.
(1) De geboden ervan dienen om de ziel van zonde te overtuigen. "Ik kende de zonde niet", zegt de apostel, "dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren", Rom. 7:7. De geboden van de wet, die de ziel in hun geestelijkheid en ontzaglijke omvang worden voorgehouden, zijn de spiegel waarin de zondaar zijn zwart gelaat, de zonden en zondigheid van zijn natuur, hart en leven getoond worden, waarvan hij zich moet bekeren.
(2) De bedreigingen ervan dienen om de ziel te overtuigen van oordeel. "Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen", Gal. 3:10. Als deze bedreigingen aan de ziel worden bekendgemaakt, verstoren zij haar rust in de zonde, en laten de mens zien dat hij geslapen heeft binnen het zeebaken van de Goddelijke wraak, en bezorgen hem dus een vreselijk ontwaken. Deze bedreigingen ontdekken het gevaar van de zonde voor tijd en eeuwigheid, en zeggen hem dat hij een nieuw leven moet beginnen, of anders is hij verloren.
B. Ten tweede maakt de Geest des Heeren gebruik van het Evangelie om het harde hart als een vuur te laten smelten: "Is Mijn woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE", om zo het hart te laten bukken en hem van de zonde tot God om te buigen. "Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene", Zach. 12:10. Zo wordt de ziel die door de wet werd gedreven, door het Evangelie vriendelijk tot boetvaardigheid geleid en getrokken. De wet dient om een verschrikkelijke opschudding in de consciëntie en de genegenheden te veroorzaken, maar het Evangelie is Christus" sleutel om het hart te openen en de wil om te buigen, zodat Hij naar binnen kan gaan, Gal. 3:2. De stormwind en aardbeving mogen in de wet voorafgaan, maar het is het suizen van de zachte stilte van het Evangelie, waarin de Heere is.
(1) Dit zal duidelijk blijken als u overweegt dat boetvaardigheid de leer van het Evangelie is. Ik geloof zeer zeker dat het niet te ontkennen valt dat de wet boetvaardigheid eist als een plicht, in zoverre zij de afvallige zondaar verplicht om tot God terug te keren; maar intussen geeft zij de boetvaardige zondaar geen hoop op genade, daar haar stem als maar blijft klinken: "Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen." Het Evangelie laat echter horen dat er een plaats van berouw is, en laat zien hoe het afvallige schepsel zal aangenomen worden als hij terugkeert. Er kan geen sprake zijn van oprechte terugkeer tot God, als er geen hoop is dat men zal worden aangenomen.
(2) Boetvaardigheid is een belofte van het Verbond der genade: "Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet goed waren; en gij zult een walging van uzelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen", Ezech. 36:31. Het is niet alleen de plicht van Gods uitverkorenen, maar ook hun voorrecht, in Jezus Christus aan hen geschonken, verworven door Zijn dood en hun geschonken door de kracht van Zijn verhoging, Hand. 5:31. En vandaar wordt het als één van de weldaden van dat Verbond in de doop verzegeld, Markus 1:4.
De kern van wat er gezegd is over dit tweede punt is, dat boetvaardigheid een evangelische teerheid van het hart en een neiging van de geest is om zich af te keren van de zonde en zich te bekeren tot God; en dit alles wordt in de ziel gewerkt door de Geest van Christus. Christus, aan Wie de Geest der heiligheid zonder mate gegeven is, schenkt Zijn uitverkorenen dezelfde Geest op de dag van Zijn heirkracht. Die Geest maakt door Zijn genade het hart week vanwege de zonde, en buigt het van de zonde tot heiligheid.