Ds. Kersten en de Joden
Ds. Kersten en de Joden
In het Nederlands Dagblad een verslag van een studie naar de houding van ds. Kersten t.o.v. de Joden.
Ik vraag me overigens af of dhr. Van Beek wel recht doet aan de visie van ds. Kersten. Van Beek zet hem weg als een aanhanger van de vervangingstheologie, terwijl hij volgens mij meer een aanhanger van de vervullingstheologie is.
Althans als ik het boek "De nachtgezichten van Zacharia" lees en goed interpreteer.
[hr]
Dominee Kersten zweeg over zijn Joodse naaste
door onze redacteur Piet H. de Jong
Vandaag 125 jaar geleden werd Gerrit Hendrik Kersten te Deventer geboren. Hij groeide uit tot onbetwiste leider van de SGP en de Gereformeerde Gemeenten. Over hem schreef godsdienstleraar Herman van Beek een studie. Hij nam de houding van Kersten tegenover de Joden onder de loep.
BARENDRECHT - ,,De oprichter van de SGP en voorman van de Gereformeerde Gemeenten ds. G.H. Kersten handelde in politiek, economisch en godsdienstig gebied niet positief naar de Joden. Anders gezegd: hij handelde hierin antisemitisch.'' Die conclusie trekt Herman M. van Beek in zijn masterscriptie ter afronding van zijn studie 'Geschiedenis van het christendom' aan de Leidse Universiteit. Van Beek onderzocht specifiek de houding van Kersten als SGP-leider tegenover de Joden. Daarvoor bestudeerde hij preken, artikelen en partijredes van Kersten.
Van Beek is godsdienstleraar en groeide op in een gezin waar met regelmaat de preken van Kersten werden gelezen. Kersten kwam al vroeg voor Herman in beeld omdat hij een 'Kerstenkoppie' had, gelet op zijn kapsel. Bij het doen van openbare belijdenis in 1982 kreeg Van Beek van zijn ouders De Gereformeerde Dogmatiek geschreven door ds. Kersten. De belangstelling voor zijn studieobject was er ook omdat Herman van Beek veel contact had met het Joodse gezin Slagter. Vader Slagter was een Messiasbelijdende Jood. Met diens zoon Ruben zat Herman van Beek al op kleuterschool.
Na zijn studie moet Van Beek concluderen dat het ,,beeld van 'de godvrezende' leider soms wreed werd verstoord als bleek hoe hij dacht over de Joden of hoe hij handelde met medechristenen die anders dachten dan hij.'' Critici in de partij of in de kerkelijke gemeenten werden hard aangepakt door middel van royement of kerkelijke censuur. Hierin vertoonde Kersten ,,dictatoriale trekken''.
Vervangingstheologie
Van Beek wil in zijn studie recht doen aan de persoon van ds. Kersten en vraagt zich af hoe de predikant-politicus tot zijn theologische opvatting over Joden kwam. Kersten blijkt een aanhanger te zijn van de 'vervangingstheologie'. De Joden kruisigden Jezus Christus en riepen daarmee het oordeel over zichzelf af. Kersten hield aan deze theologische opvatting vast, vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Van grote invloed op zijn denken was het leerbesluit van de synode van de Gereformeerde Gemeenten uit 1931. Het genadeverbond staat onder het eeuwige besluit van Gods verkiezing. Omdat de Joden niet meer de uitverkorenen van God waren, had Israël als volk en land voor Kersten afgedaan. Van Beek merkt op dat deze theologische visie destijds door veel meer gereformeerden werd beleden. Opmerkelijk is dat Kersten hierin meer op de lijn zat van de neocalvinist Abraham Kuyper dan op die van bevindelijke theologen zoals Wulfert Floor en Wilhelmus à Brakel. Op grond van zijn studie stelt Van Beek dat Kersten geen contact heeft gehad met Joden. Wel had hij contact met christen-Joden maar daarvan vond hij dat die geen Joden meer waren.
Vanuit deze uitgesproken afstandelijke houding én op basis van zijn theologische opvatting nam hij tegenover de Duitse bezetter een zeer lijdelijke houding aan. Van Beek noemt die houding tragisch. Als voorbeeld van die houding noemt hij de oproep aan de Vereniging van Gereformeerde Scholen (VGS), de scholen van de Gereformeerde Gemeenten, om Joodse kinderen bij de bezetter te melden. ,,Deze antisemitische maatregel werd zonder commentaar uitgevoerd.'' Van Beek acht het denkbaar dat Kersten in zijn hart wel begaan was met het lot van de Joden als 'de beminden om der vad'ren wil', maar ,,hij heeft daar in de oorlog geen woord over geschreven of zich er mondeling over uitgelaten''. Wel is er incidenteel hulp verleend aan Joodse onderduikers.
Op grond van zijn onderzoek trekt Van Beek de conclusie dat ds. Kersten geen handtekening heeft gezet onder het protesttelegram van de gezamenlijke kerken tegen de Jodenvervolging. Dit protest van 11 juli 1942 was gericht aan rijkscommissaris Seyss-Inquart. Van Beek neemt daarmee afstand van het Deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten. Dit deputaatschap suggereerde dat Kersten daadwerkelijk geprotesteerd heeft tegen de deportatie van Joden. In een advertentie in het Reformatorisch Dagblad van eind december 2002 steunde het deputaatschap een actie van de SGP-jongeren gericht tegen Gretta Duisenberg die aandacht vroeg voor het Palestijnse volk. Er zijn geen bewijzen dat Kersten dat protest van 11 juli 1942 daadwerkelijk heeft ondertekend. Van Beek stelt vast dat ,,tijdens de Tweede Wereldoorlog Kersten heeft stilgezwegen ten opzichte van zijn Joodse naaste.''
bron: http://www.nd.nl
Ik vraag me overigens af of dhr. Van Beek wel recht doet aan de visie van ds. Kersten. Van Beek zet hem weg als een aanhanger van de vervangingstheologie, terwijl hij volgens mij meer een aanhanger van de vervullingstheologie is.
Althans als ik het boek "De nachtgezichten van Zacharia" lees en goed interpreteer.
[hr]
Dominee Kersten zweeg over zijn Joodse naaste
door onze redacteur Piet H. de Jong
Vandaag 125 jaar geleden werd Gerrit Hendrik Kersten te Deventer geboren. Hij groeide uit tot onbetwiste leider van de SGP en de Gereformeerde Gemeenten. Over hem schreef godsdienstleraar Herman van Beek een studie. Hij nam de houding van Kersten tegenover de Joden onder de loep.
BARENDRECHT - ,,De oprichter van de SGP en voorman van de Gereformeerde Gemeenten ds. G.H. Kersten handelde in politiek, economisch en godsdienstig gebied niet positief naar de Joden. Anders gezegd: hij handelde hierin antisemitisch.'' Die conclusie trekt Herman M. van Beek in zijn masterscriptie ter afronding van zijn studie 'Geschiedenis van het christendom' aan de Leidse Universiteit. Van Beek onderzocht specifiek de houding van Kersten als SGP-leider tegenover de Joden. Daarvoor bestudeerde hij preken, artikelen en partijredes van Kersten.
Van Beek is godsdienstleraar en groeide op in een gezin waar met regelmaat de preken van Kersten werden gelezen. Kersten kwam al vroeg voor Herman in beeld omdat hij een 'Kerstenkoppie' had, gelet op zijn kapsel. Bij het doen van openbare belijdenis in 1982 kreeg Van Beek van zijn ouders De Gereformeerde Dogmatiek geschreven door ds. Kersten. De belangstelling voor zijn studieobject was er ook omdat Herman van Beek veel contact had met het Joodse gezin Slagter. Vader Slagter was een Messiasbelijdende Jood. Met diens zoon Ruben zat Herman van Beek al op kleuterschool.
Na zijn studie moet Van Beek concluderen dat het ,,beeld van 'de godvrezende' leider soms wreed werd verstoord als bleek hoe hij dacht over de Joden of hoe hij handelde met medechristenen die anders dachten dan hij.'' Critici in de partij of in de kerkelijke gemeenten werden hard aangepakt door middel van royement of kerkelijke censuur. Hierin vertoonde Kersten ,,dictatoriale trekken''.
Vervangingstheologie
Van Beek wil in zijn studie recht doen aan de persoon van ds. Kersten en vraagt zich af hoe de predikant-politicus tot zijn theologische opvatting over Joden kwam. Kersten blijkt een aanhanger te zijn van de 'vervangingstheologie'. De Joden kruisigden Jezus Christus en riepen daarmee het oordeel over zichzelf af. Kersten hield aan deze theologische opvatting vast, vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Van grote invloed op zijn denken was het leerbesluit van de synode van de Gereformeerde Gemeenten uit 1931. Het genadeverbond staat onder het eeuwige besluit van Gods verkiezing. Omdat de Joden niet meer de uitverkorenen van God waren, had Israël als volk en land voor Kersten afgedaan. Van Beek merkt op dat deze theologische visie destijds door veel meer gereformeerden werd beleden. Opmerkelijk is dat Kersten hierin meer op de lijn zat van de neocalvinist Abraham Kuyper dan op die van bevindelijke theologen zoals Wulfert Floor en Wilhelmus à Brakel. Op grond van zijn studie stelt Van Beek dat Kersten geen contact heeft gehad met Joden. Wel had hij contact met christen-Joden maar daarvan vond hij dat die geen Joden meer waren.
Vanuit deze uitgesproken afstandelijke houding én op basis van zijn theologische opvatting nam hij tegenover de Duitse bezetter een zeer lijdelijke houding aan. Van Beek noemt die houding tragisch. Als voorbeeld van die houding noemt hij de oproep aan de Vereniging van Gereformeerde Scholen (VGS), de scholen van de Gereformeerde Gemeenten, om Joodse kinderen bij de bezetter te melden. ,,Deze antisemitische maatregel werd zonder commentaar uitgevoerd.'' Van Beek acht het denkbaar dat Kersten in zijn hart wel begaan was met het lot van de Joden als 'de beminden om der vad'ren wil', maar ,,hij heeft daar in de oorlog geen woord over geschreven of zich er mondeling over uitgelaten''. Wel is er incidenteel hulp verleend aan Joodse onderduikers.
Op grond van zijn onderzoek trekt Van Beek de conclusie dat ds. Kersten geen handtekening heeft gezet onder het protesttelegram van de gezamenlijke kerken tegen de Jodenvervolging. Dit protest van 11 juli 1942 was gericht aan rijkscommissaris Seyss-Inquart. Van Beek neemt daarmee afstand van het Deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten. Dit deputaatschap suggereerde dat Kersten daadwerkelijk geprotesteerd heeft tegen de deportatie van Joden. In een advertentie in het Reformatorisch Dagblad van eind december 2002 steunde het deputaatschap een actie van de SGP-jongeren gericht tegen Gretta Duisenberg die aandacht vroeg voor het Palestijnse volk. Er zijn geen bewijzen dat Kersten dat protest van 11 juli 1942 daadwerkelijk heeft ondertekend. Van Beek stelt vast dat ,,tijdens de Tweede Wereldoorlog Kersten heeft stilgezwegen ten opzichte van zijn Joodse naaste.''
bron: http://www.nd.nl
Ach, de historische feiten wijzen erop dat Kersten in de oorlog zowel direct als indirect medegewerkt heeft aan het onrecht wat de Joden is aangedaan. Dat valt niet goed te praten.
Alleen, is het nodig dat dat steeds weer opgerakeld wordt? Is een bekend spreekwoord niet 'over de doden niets dan goeds'? Kersten heeft genoeg gedaan wat (iig van het oogpunt der GG*) zeer lovenswaardig is, en waar nog dagelijks de vrucht van geplukt wordt.
--------------------------------------------
* Ik schrijf: Vanuit het oogpunt der GG, omdat vanuit de 'waarheidsgetrouwen binnen de toenmalige NHK' (en ook sommigen uit de 'oude garde' van afgescheidenen) Kersten degene was die definitief brak met het 'wij willen terug als de kerk gezuiverd is', door een georganiseerd kerkelijk leven op te zetten, en dat in een geheel andere traditie dan binnen de NHK, en ook door zich duidelijk uit te spreken over leer-vraagstukken op zulk gedetailleerd niveau, dat er sprake was van versmalling (i.e. buiten de artikelen van 1931 om is een zuivere prediking nog steeds mogelijk).
Alleen, is het nodig dat dat steeds weer opgerakeld wordt? Is een bekend spreekwoord niet 'over de doden niets dan goeds'? Kersten heeft genoeg gedaan wat (iig van het oogpunt der GG*) zeer lovenswaardig is, en waar nog dagelijks de vrucht van geplukt wordt.
--------------------------------------------
* Ik schrijf: Vanuit het oogpunt der GG, omdat vanuit de 'waarheidsgetrouwen binnen de toenmalige NHK' (en ook sommigen uit de 'oude garde' van afgescheidenen) Kersten degene was die definitief brak met het 'wij willen terug als de kerk gezuiverd is', door een georganiseerd kerkelijk leven op te zetten, en dat in een geheel andere traditie dan binnen de NHK, en ook door zich duidelijk uit te spreken over leer-vraagstukken op zulk gedetailleerd niveau, dat er sprake was van versmalling (i.e. buiten de artikelen van 1931 om is een zuivere prediking nog steeds mogelijk).
Heel erg off-topic, maar deze zin trof mij het meest:
Dat zouden ze nu niet eens meer kunnen. Op refoscholen worden niet eens meer semi-refo's aangenomen, laat staan Joden...ND schreef:Van Beek noemt die houding tragisch. Als voorbeeld van die houding noemt hij de oproep aan de Vereniging van Gereformeerde Scholen (VGS), de scholen van de Gereformeerde Gemeenten, om Joodse kinderen bij de bezetter te melden. ,,Deze antisemitische maatregel werd zonder commentaar uitgevoerd.''
Ik vind het absoluut geen sterk voorbeeld. Het gaat hier slechts om een administratieve zaak in het begin van de oorlog. Dit moet je afwegen tegen de andere zaken die in die tijd spelen, en niet tegen de uiteindelijk Endlosung die Hilter c.s. een enkel jaar later inzette, en die in het begin van de oorlog nog niet voorzien waren voor de grijze muizen van het volk.BDS '73 schreef:Heel erg off-topic, maar deze zin trof mij het meest:
Dat zouden ze nu niet eens meer kunnen. Op refoscholen worden niet eens meer semi-refo's aangenomen, laat staan Joden...ND schreef:Van Beek noemt die houding tragisch. Als voorbeeld van die houding noemt hij de oproep aan de Vereniging van Gereformeerde Scholen (VGS), de scholen van de Gereformeerde Gemeenten, om Joodse kinderen bij de bezetter te melden. ,,Deze antisemitische maatregel werd zonder commentaar uitgevoerd.''
Je kan het tragisch noemen, en dat is terecht, maar even tragisch is het dat de joden zelf zich ook bij bosjes meldden, en even tragisch zijn die andere 98% van de nederlandsche bevolking die geen poot uitstaken in de oorlog.
Nog even alleen op deze zin afgaand. Niet positief wordt hier gelijk gesteld met anti. Alleen taalkundig al kan ik het er niet mee eens zijn.,De oprichter van de SGP en voorman van de Gereformeerde Gemeenten ds. G.H. Kersten handelde in politiek, economisch en godsdienstig gebied niet positief naar de Joden. Anders gezegd: hij handelde hierin antisemitisch.''
Ook het RD schreef hierover:
[vet = wat mij opviel...]RD schreef:„Ds. Kersten handelde soms antisemitisch”
BARENDRECHT - „Het optreden van ds. G. H. Kersten kenmerkt zich in economisch, politiek en theologisch opzicht door antisemitisme.” Deze pijnlijke conclusie trekt Herman van Beek MA uit Barendrecht in zijn afstudeerscriptie over de houding van de eerste SGP-leider tegenover de Joden.
Het waren maar enkele zinnetjes in de laatste rubriek Kort en Bondig van SGP-fractievoorzitter Van der Vlies in De Banier: „Ook iemand als ds. Kersten, met alle achting die er terecht voor hem is, was niet onfeilbaar. Zo stelde hij kort voor 1948 dat de staat Israël er niet zou komen, in dat jaar werd het toch een feit.”
De SGP-voorman schreef deze zinnen op nadat hij op 30 juni in Deventer een informele bijeenkomst bijwoonde die was georganiseerd door Van Beek. „Als één ding mij opnieuw duidelijk werd die middag, is het de les dat we maar voorzichtig en bescheiden moeten zijn”, aldus Van der Vlies in zijn column.
Van Beek is leraar godsdienst op het Wartburg College locatie De Swaef in Rotterdam en docent praktijk & begeleiding aan de Christelijke Hogeschool Ede. Hij schreef zijn scriptie als afronding van een masterstudie theologie aan de Universiteit van Leiden. Hij licht zijn studie toe vanuit een drieledig perspectief: „Ds. Kersten was een man van grote kwaliteiten. Hij heeft veel betekend voor de oprichting van de Gereformeerde Gemeenten, voor het christelijk onderwijs op reformatorische grondslag en voor de SGP. Daarnaast is het jammer dat ds. Kersten door velen in zijn kerkgenootschap en daarbuiten onfeilbaar is gemaakt. Hij was ook een schepsel met zonden en gebreken dat van genade moest leven. We hoeven de fouten van de dominee niet te verdoezelen. Anderzijds -en dat is het derde- mogen we mensen die verkeerd handelden of dachten, niet afschrijven. Nooit. Dat deed de Heere Jezus ook niet.”
In zijn scriptie haalt Van Beek nieuwe feiten boven water over ds. Kersten en (zijn houding tegenover) de Joden. Kersten, die vandaag 125 jaar geleden werd geboren, leefde in zijn geboorteplaats Deventer dicht bij belangrijke Joodse gebouwen, zoals de synagoge. „Joden waren ook bijna zijn buren. Ik heb echter geen gegevens kunnen vinden dat Kersten contact met hen had, ook niet in de andere plaatsen waar hij in de loop van zijn leven woonde, zoals Amersfoort, Den Haag en Rotterdam. De predikant had wel contact met christen-Joden, maar hen beschouwde hij niet meer als Joden.”
Bronnenonderzoek leidde Van Beek tot zijn conclusie dat Kersten soms antisemitisch handelde. „Op grond van zijn preken, artikelen en partijtoespraken constateer ik dat de SGP-voorman Joden behandelde op grond van vooroordelen. Op cruciale momenten, zoals bij Jodendeportaties, zweeg hij. Hij moet het hebben gezien hoe de Joden in Rotterdam vanuit Loods 24 werden gedeporteerd naar Westerbork. Hij liet geen protest horen.”
Ook op andere momenten liet hij zich niet positief uit over de Joden. „Gezien de grote hoeveelheid werklozen die Nederland net voor de oorlog telde, wilde Kersten liever geen Joodse vluchtelingen uit Duitsland opnemen. In de Tweede Kamer zei hij: „Zij hebben niet alleen de macht, maar de Joden eigenen zich ook het kapitaal toe, dat zij beheersen; (...) doch de vrijmetselarij (...) en het communisme, dat in de Joden ontzaglijke macht heeft, noopt meermalen om tegen hen positie te kiezen.””
Van Beek gaat met zijn conclusies een stap verder dan andere historici deden. Dr. W. Fieret concludeert dat Kersten „een neiging had tot antisemitisme” en dr. J. B. B. Stap concludeert dat de predikant „uitingen had van antisemitisme.” Van Beek: „We moeten de definitie van wat antisemitisme is, zuiver houden. Antisemitisme is je vijandig opstellen ten opzichte van Joden op grond van vooroordelen. Als we de uitspraken van ds. Kersten daarnaast leggen, dan kan mijn conclusie -helaas- niet anders luiden.”
Daartegenover staat dat ds. Kersten in 1938 enkele artikelen in het SGP-partijblad De Banier schreef over de Jodenhaat die in Duitsland opgeld deed. De partijleider wilde daar niets van weten. „Gods Woord geeft geen ruimte voor Jodenhaat. Paulus zou het niet goedkeuren zoals er nu in Duitsland met de Joden wordt omgegaan.” Van Beek: „Kersten baseerde zich daarbij onder anderen op vader Brakel. Jammer dat hij dat niet consequent heeft gedaan en in de oorlog niet voor de Joden is opgekomen.”
Als verzachtende omstandigheid voert de godsdienstleraar aan dat de gedachten van Kersten breed leefden in de christelijke wereld. „Ook binnen hervormd-gereformeerde en christelijk gereformeerde kring (prof. H. Visscher en prof. G. Wisse) waren zijn gedachten gemeengoed. Zelfs gereformeerde volgelingen van Abraham Kuyper (H. H. Kuyper, H. Diemer en K. Dijk) en sommige rooms-katholieken waren er mee behept.”
De scriptiescribent concludeert na uitvoerig bronnenonderzoek dat ds. Kersten zijn handtekening niet heeft gezet onder een protesttelegram uit juli 1942 tegen Jodendeportaties. De SGP-jongeren en het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten suggereerden dat wel in een advertentie die in 2002 tot tweemaal toe in deze krant verscheen. „De naam van de Gereformeerde Gemeenten stond er wel onder, maar dat was ten onrechte gebeurd. Iemand van het Interkerkelijk Overleg had dat zonder toestemming gedaan. Van een handtekening van Kersten was dus geen sprake.”
Nieuw in de scriptie is verder dat Van Beek concludeert dat de Gereformeerde Gemeentenpredikant aanhanger was van de vervangingstheologie. „Kern daarvan is dat de christelijke kerk de plaats van het Jodendom heeft ingenomen. Theologisch is het echter precies andersom: de Kerk is ingelijfd in Israël.”
De achtergrond van deze redenering is volgens Van Beek de leer van de voorzienigheid en de leer van de verkiezing van eeuwigheid. „De leeruitspraken van 1931 van de Gereformeerde Gemeenten stellen het genadeverbond onder beheersing van de verkiezing. De Joden zijn dan niet meer de uitverkorenen van God. De wederomgeborenen hebben hun plaats ingenomen. Israël had als land en als volk voor Kersten afgedaan. De Joden hadden de vervolging volgens de predikant aan zichzelf te wijten, omdat ze voorafgaand aan de kruisiging van de Heere Jezus het oordeel over zichzelf hebben afgeroepen.”
Deze visie betekende volgens Kersten dat Joden moesten „bukken en buigen” onder het oordeel. Dat was volgens ds. Kersten niet alleen de weg die Joden moesten gaan, maar ook Nederlanders. Van Beek maakt dat concreet: „Als de Duitsers scholen van de Gereformeerde Gemeenten oproepen om de Joodse kinderen te melden, dan moeten zij daaraan gehoorzamen.” Pijnlijk is volgens de godsdienstleraar de kwestie van een Joods meisje in Veenendaal, Mirjam de Groot. „Ds. R. Kok, die vond dat Nederland zich wel moest verzetten tegen de overheersing van de Duitsers, wilde haar beschermen. Kersten was het daar niet mee eens en zette de Veenendaalse school uit de scholenbond.”
Van Beek heeft nog e-mailcontact met deze Joodse vrouw, die ondertussen zeventig is en al jaren in Israël woont.
Hoe ds. Kersten de kwestie van het Joodse meisje afwikkelde, is volgens Van Beek typerend voor de manier waarop de predikant omging met minderheden of mensen die een andere visie hadden. „Kok zette door in de kwestie van het Joodse meisje. Maar Kersten had moeite met mensen die hem tegenspraken. Veel mensen die het oneens waren met de predikant, in de kerk en in de partij, heeft hij eruit gewerkt. Een en ander leidde in 1948 tot de oprichting van het zogenaamde Comité van Bezwaarden in de partij.”
Van Beek wil daar niet alleen Kersten op aankijken. „Het gebrek aan tegenspel en transparantie had ook te maken met het feit dat de achterban hem tot leider had gemáákt. Dat riekt naar heiligenverering. Er waren mensen die alles goed vonden als het maar uit de mond van Kersten kwam.”
Die gesloten cultuur is er volgens van Beek nog steeds. Zo wacht hij al lang op een officieel antwoord vanuit de Gereformeerde Gemeenten op de kwestie van de ondertekening van het protesttelegram uit 1942. Dezelfde geslotenheid ziet hij ook in de SGP. Van Beek adviseert de partij meer transparantie te betrachten: „Het zou de partij sieren als er meer openheid zou komen. Een mooi begin zou de vorming van een onafhankelijke commissie kunnen zijn die de rol van de SGP in de Tweede Wereldoorlog onderzoekt.”
Al met al verdriet me die houding van Ds. Kersten ten zeerste.
Hoewel eenieder wist hoe de houding van Ds. was t.o.v. de bezetting door de duitsers (God's straffende hand etc..) wist men niets (?) over diens (vermeende?) anti-semitisme.
Naast de rijkelijk door God aan hem verleende gaven kende ook Ds. Kersten zijn gebreken.
Wie zijn wij dat wij nu, meer dan zestig jaar na dato, hierover objectief kunnen oordelen?
Hoewel eenieder wist hoe de houding van Ds. was t.o.v. de bezetting door de duitsers (God's straffende hand etc..) wist men niets (?) over diens (vermeende?) anti-semitisme.
Naast de rijkelijk door God aan hem verleende gaven kende ook Ds. Kersten zijn gebreken.
Wie zijn wij dat wij nu, meer dan zestig jaar na dato, hierover objectief kunnen oordelen?
-
- Berichten: 951
- Lid geworden op: 19 jul 2004, 22:47
In de GB had je prof. H. Visser in de Ger. kerk synodaal had je prof. Kuyper, en in de Chr. kerken had je ook wel mensen die antisemitische denkbeelden hadden. In de GG en SGP had je ds. Kersten, maar daar is in tegenstelling tot de anderen het altijd geprobeerd om dit te bagataliseren.
Ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat de schorsing van ds. R. Kok hier ook mee te maken heeft omdat ds. Kok met ds. Kersten een conflict kreeg over een Joods meisje op de Kokse school.
In de GG en SGP had ds. Kersten zoveel gezag dat maar een enkeling hem durfde tegen te spreken en die werd ook de mond gesnoerd. Daar is de scriptie van Van Beek duidelijk over.
Ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat de schorsing van ds. R. Kok hier ook mee te maken heeft omdat ds. Kok met ds. Kersten een conflict kreeg over een Joods meisje op de Kokse school.
In de GG en SGP had ds. Kersten zoveel gezag dat maar een enkeling hem durfde tegen te spreken en die werd ook de mond gesnoerd. Daar is de scriptie van Van Beek duidelijk over.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
De Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog zag hij als een oordeel Gods, in verband met de zondagsontheiliging, vooral omdat Prinses Juliana het land op een zondag was ontvlucht. Hij keurde verzet tegen de bezetter af, hetgeen hem zeer kwalijk werd genomen. Van 1943 af verleende Kersten wel enige hulp aan onderduikers, maar na de oorlog was er voor de Zuiveringscommissie reden genoeg om te besluiten hem niet meer tot de Tweede Kamer toe te laten. Ook werd hem ontzegd gedurende tien jaar als journalist werkzaam te zijn. Hij legde zich toen tot zijn overlijden in 1948 toe op het schrijven van theologische werken, die in eigen kring nog steeds aanzien hebben.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gerrit_Hendrik_Kersten
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gerrit_Hendrik_Kersten
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Dat is wel enigszins kort door de bocht. Ook worden hem wel fascistische sympathieën toegeschreven.jakobmarin schreef:... na de oorlog was er voor de Zuiveringscommissie reden genoeg om te besluiten hem niet meer tot de Tweede Kamer toe te laten...
Beide zaken worden genuanceerder verwoord door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis:
ING - Den Haag schreef:De opkomst van het a-godsdienstige fascisme en nationaal-socialisme in de jaren twintig en dertig vervulde Kersten met zorg. Toch bleef hij ook toen nog 'Rome' en, in mindere mate, het socialisme grotere gevaren vinden, te meer omdat hij in het fascisme - ondanks een principiële afwijzing zijnerzijds - ook positieve aspecten meende aan te treffen, zoals het zware accent op de erkenning van het hoge gezag van de overheid.
Bij de Duitse inval in mei 1940 riep Kersten niet op tot daadwerkelijk verzet en liet hij zelfs enige bedekte steun daarvoor achterwege, maar deed hij een klemmend beroep op het Nederlandse volk, terug te keren tot Gods Woord: 'Zie toch niet op dien Duitscher. Hij is slechts een roede in Gods hand. [...] Dat Neêrlands volk het verbond met Hem vernieuwe, terwijl de tijd der genade nog is' (Geciteerd in: Golverdingen, 139). Deze zienswijze is na de bevrijding medebepalend geweest voor het besluit van de Zuiveringscommissie Kersten niet meer als Tweede-Kamerlid toe te laten. De SGP was hiervan niet onder de indruk en plaatste hem bij de kamerverkiezingen van 1946 toch als eerste op de kandidatenlijst. Om medische redenen zag de partijleider evenwel zelf af van terugkeer in het parlement.
- Bonny
- Berichten: 2511
- Lid geworden op: 03 aug 2007, 16:29
- Locatie: In partibus infidelium
- Contacteer:
Wat prof. A. Kuyper betreft, zijn antisemitisme zwoer hij al in de jaren 1880 af, nadat hij de uitwerkingen van de antisemitische uitlatingen van zijn Duitse geestverwant Adolf Stoecker onder ogen zag.Toeschouwer schreef:In de GB had je prof. H. Visser in de Ger. kerk synodaal had je prof. Kuyper, en in de Chr. kerken had je ook wel mensen die antisemitische denkbeelden hadden. In de GG en SGP had je ds. Kersten, maar daar is in tegenstelling tot de anderen het altijd geprobeerd om dit te bagataliseren.
Ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat de schorsing van ds. R. Kok hier ook mee te maken heeft omdat ds. Kok met ds. Kersten een conflict kreeg over een Joods meisje op de Kokse school.
In de GG en SGP had ds. Kersten zoveel gezag dat maar een enkeling hem durfde tegen te spreken en die werd ook de mond gesnoerd. Daar is de scriptie van Van Beek duidelijk over.
Zie hiervoor Roel Kuyper, 'Een antirevolutionair afscheid van Duitsland : Abraham Kuyper (1837-1920) en Adolf Stoecker (1835-1909)', Tijdschrift voor Geschiedenis 111 (1998) blz. 220-243.
The Groom's still waiting at the altar
Hoewel het na 60 jaar makkelijker is een genuanceerd beeld te vormen moeten we inderdaad niet willen oordelen. Wel kunnen we na 60 jaar het een en ander van leren. In dit geval zou de les kunnen zijn dat het niet goed is een leider zó op een voetstuk te plaatsen dat er geen kritiek meer mogelijk is. Iedereen heeft zijn fouten. Dat geldt dus ook voor leiders als Kuyper, Kersten, Schilder, Visser of wie ook.jvdg schreef: Naast de rijkelijk door God aan hem verleende gaven kende ook Ds. Kersten zijn gebreken.
Wie zijn wij dat wij nu, meer dan zestig jaar na dato, hierover objectief kunnen oordelen?
En misschien is de conclusie ook wel dat je uit moet kijken om niet teveel in je eigen geestelijke hokje te blijven. Ik krijg een beetje de indruk dat ds. Kersten niet echt in de gaten had wat er met Nazi-Duitsland aan de hand was, anders had dat hem toch wel wakker geschud. Maar ik zeg er meteen bij dat dat een heel moeilijk hard te maken stelling is, die achteraf ook nog makkelijker te stellen is dan in die tijd.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Het eerste kan ik wel met hem eens zijn (dat ze een roede in Gods hand waren).jakobmarin schreef:Misschien een goede aanleiding om te spreken over Kerstens stelling dat de Duitsers een roede in Gods hand waren (en je er dus niet mag tegen verzetten?).
Maar de conclusie (dus je mag je er niet tegen verzetten) is niet terecht.
Als je op die manier doorredeneert, zou je namelijk ook geen medicijnen etc. mogen gebruiken.
Wel terecht is ds. Kerstens eigen conclusie, zoals geciteerd: "Dat Neêrlands volk het verbond met Hem vernieuwe, terwijl de tijd der genade nog is"
Ik vind het altijd een beetje moeilijk om zo direct dingen aan te wijzen als "roede" of "straf". Je kunt dat indivudueel zo ervaren, maar om direct te stellen "de Duitse inval was Gods roede", dat gaat me wat ver. Ik denk dat dat ook te maken heeft met een stuk vervangingstheologie. Wat Israël was in het OT, zijn wij nu. Israël zondigde, kreeg te maken met vijanden, keerden zich tot God en DIe zond een richter. Zo gaat dat bij ons nu ook.
Ik weet dat zo net nog niet of het zo werkt.
Ik weet dat zo net nog niet of het zo werkt.
Wij hebben het gisteren toen de krant binnenkwam (hebben in de vakantie in proefabonnement op ND) het uitgebreid gehad over dit artikel.jvdg schreef:Al met al verdriet me die houding van Ds. Kersten ten zeerste.
Hoewel eenieder wist hoe de houding van Ds. was t.o.v. de bezetting door de duitsers (God's straffende hand etc..) wist men niets (?) over diens (vermeende?) anti-semitisme.
Naast de rijkelijk door God aan hem verleende gaven kende ook Ds. Kersten zijn gebreken.
Wie zijn wij dat wij nu, meer dan zestig jaar na dato, hierover objectief kunnen oordelen?
Het is best moeilijk. Ik vraag me met anderen af of dit nu weer opgerakeld moet worden.
Het is overigens ook bekend dat een heleboel mensen niet eens wisten wat er bijvoorbeeld met Joodse kinderen gebeurde. Wij staan er op dit moment achter en weten (bijna) alles. Misschien dat Kersten dit ook niet wist.
Wij hebben wel gezegd... als dit allemaal waar is... incl. vervanginstheorie... wat zou Kersten dan van het deputaatschap Israël zeggen