De prediking van Christus, n.a.v thema-avond CGO

Gebruikersavatar
Mister
Administrator
Berichten: 11725
Lid geworden op: 25 jul 2005, 12:06

Bericht door Mister »

Adrianus schreef:Ik wacht met belangstelling op de tweede aflevering van de artikelenserie van Ds v Eckeveld.
Dat verwondert me niets... :mrgreen:
Mona Lisa
Berichten: 602
Lid geworden op: 03 feb 2007, 14:15

Bericht door Mona Lisa »

Adrianus schreef:
Mona Lisa schreef:
Erasmiaan schreef:
Petrus Immens schreef:....In eerstbeginnende christenen, die eerst op de weg komen en nog nooit verzekerd zijn geweest,.....
Kan dit als we bijv. Bart moeten geloven?
Citeer dan ook de laatste zin uit de quote:
Petrus Immens schreef:Dit zijn de voornaamste gronden van bekommering, die zich opdoen in eerst overtuigden, waarvan men hoopt, dat hun overtuiging hen op de rechte weg zal brengen.
Helemaal mee eens Mona Lisa. Hoewel Erasmiaan met zijn opmerking natuurlijk bedoelt (en daarin gelijk heeft) dat onze vaderen genuanceerd spraken, levert dit topic een paar sprekende voorbeelden hoe je met selectief citeren narigheid kunt krijgen.

Ik wacht met belangstelling op de tweede aflevering van de artikelenserie van Ds v Eckeveld.
Ik kan je niet volgen. Er is, blijkens het citaat, ook bij Immens geen nuance voor wat betreft de staat van een mens die Christus niet kent. Hij hoopt dat diegenen op "de rechte weg" gebracht worden.
Oude Paden

Bericht door Oude Paden »

Mona Lisa schreef:Met het citeren van ds. Kersten kom je er nooit uit jongens. Kersten liep eerst achter ds. Kok aan, daarna achter dr. Steenblok om aan het einde van z'n leven van die richting toch ook weer wat afstand te nemen. Iedereen in de Gereformeerde Gemeenten eventueel in Nederland hetzij binnen- hetzij buiten-verband en wat dies meer zij kan bij ds. Kersten iets van z'n gading vinden.
:shock:
Gebruikersavatar
Adrianus
Berichten: 122
Lid geworden op: 07 okt 2005, 14:04
Locatie: Grijs gebied

Bericht door Adrianus »

...
Laatst gewijzigd door Adrianus op 23 nov 2009, 14:46, 1 keer totaal gewijzigd.
Mona Lisa
Berichten: 602
Lid geworden op: 03 feb 2007, 14:15

Bericht door Mona Lisa »

Adrianus schreef:
Mona Lisa schreef: Ik kan je niet volgen. Er is, blijkens het citaat, ook bij Immens geen nuance voor wat betreft de staat van een mens die Christus niet kent. Hij hoopt dat diegenen op "de rechte weg" gebracht worden.
Zoals ik al zei: in dit topic zie je hoe je narigheid krijgt bij selectief selecteren en aan geïsoleerde citaten vervolgens een eigen uitleg geven. Ik meende dat jij ook daar juist tegen ageerde met je posting richting Erasmiaan, maar nu glij je op dit punt zelf uit!

Immens citaat is immers een zeer pastorale bemoediging voor overtuigde zielen. Bij Immens zie je wel het Bijbelse evenwicht dat hij hen geen rust geen buiten de geheel Enige Rustaanbrenger, en in dat licht zie ik ook de door jou aangehaalde woorden. Maar je moet ze wel lezen in de context waaruit je veel kunt afleiden, maar niet dat Immens waarlijk bekommerden wegslaat en hen aanzegt dat ze nog geestelijk dood zijn. Als dat erin wilt lezen doe je volgens mij precies het tegenovergestelde van hetgeen Immens beoogt te zeggen. Want hij heeft het wel over eerstbeginnende Christenen!
Oh, de waarlijk bekommerden. Het is niet pastoraal om mensen die buiten Christus zijn het leven aan te praten. Dan bedrieg je ze voor de eeuwigheid. Buiten Jezus is geen leven. Mensen die Christus kennen maar Hem zo graag nog eens zouden ontmoeten, dat zijn waarlijk bekommerden. Die Hem zoeken in de weg van dagelijkse bekering. Bekommerden die Christus niet kennen moeten zich haasten en spoeden om huns levens wil, omdat zij in de dood lggen.

Maar goed, laat verder maar. Ik ga het hier niet opnieuw over hebben. Dit onderwerp is grijs-gedraaid op het forum.
Erasmiaan
Berichten: 8596
Lid geworden op: 17 okt 2005, 21:25

Bericht door Erasmiaan »

Mona Lisa schreef:
Adrianus schreef:
Mona Lisa schreef:
Erasmiaan schreef: Kan dit als we bijv. Bart moeten geloven?
Citeer dan ook de laatste zin uit de quote:
Petrus Immens schreef:Dit zijn de voornaamste gronden van bekommering, die zich opdoen in eerst overtuigden, waarvan men hoopt, dat hun overtuiging hen op de rechte weg zal brengen.
Helemaal mee eens Mona Lisa. Hoewel Erasmiaan met zijn opmerking natuurlijk bedoelt (en daarin gelijk heeft) dat onze vaderen genuanceerd spraken, levert dit topic een paar sprekende voorbeelden hoe je met selectief citeren narigheid kunt krijgen.

Ik wacht met belangstelling op de tweede aflevering van de artikelenserie van Ds v Eckeveld.
Ik kan je niet volgen. Er is, blijkens het citaat, ook bij Immens geen nuance voor wat betreft de staat van een mens die Christus niet kent. Hij hoopt dat diegenen op "de rechte weg" gebracht worden.
Immens heeft twee kanten en dat zijn dezelfde twee kanten die ik bij veel meer oudvaders lees. Hij heeft het over eerstbeginnende Christenen, dus volgers van Christus, die nog NOOIT verzekerd zijn geweest. En toch volgers van Christus? En later zegt hij dat men hoopt dat hun overtuiging hen op de rechte weg zal brengen. Hij maakt er dus geen systeem van zoals jij en ik doen maar laat beiden naast elkaar staan.

En ik vind het flauw om mij te betichten van eenzijdig citeren, het gaat erom dat je ook bij Petrus Immens dingen leest die niet wezensvreemd zijn aan hoe men daar in de Gereformeerde Gemeenten tegenover staan (met betrekking tot de leer van de wedergeboorte en de kennis van Christus). Mijn vingers jeuken om daar een mooi stukje van ds Hegeman van over te typen dat ik laatste las maar helaas heb ik geen tijd.

En dan kan jij, Mona Lisa, wel als een olifant door een porseleinkast gaan rennen met opmerkingen over ds. Kersten die kant nog wal raken en een ongenuanceerd uitspraak over "het leven aanpraten van mensen die buiten Christus (zouden) zijn", maar als we alleen Immens al bezien dan heeft hij al de nuance, die ik helaas bij jou mis.
Gebruikersavatar
Adrianus
Berichten: 122
Lid geworden op: 07 okt 2005, 14:04
Locatie: Grijs gebied

Bericht door Adrianus »

...
Laatst gewijzigd door Adrianus op 23 nov 2009, 14:46, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
geledu
Berichten: 1465
Lid geworden op: 23 feb 2006, 21:41

Bericht door geledu »

Voor de duidelijkheid hier nogmaals het eerste deel van de lezing, wat geplaatst was in de SB van donderdag 19 juli 2007.
Ds J.J. van Eckeveld schreef:
De prediking van Christus


Wat is Christusprediking?
Hoe verhoudt de prediking van de Wet zich tot de prediking van Christus?
Kan men ons terecht verwijten dat wij meer de christen prediken dan de Christus? Welke plaats heeft hier de kenmerken prediking? Wat verstaan we onder de toeleidende weg tot Christus?
Welke plaats heeft Christus in elk van de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid? Op vragen als deze hopen we in een aantal artikelen vanuit de Schrift een antwoord te vinden.


Paulus als prediker van Christus
Christus is de grote Inhoud van de prediking van het Evangelie. Zo was de apostel Paulus een prediker van Christus. Direct na zijn bekering en nadat Ananias hem opgezocht had aan de “straat genaamd de Rechte”, lezen we van hem in Handelingen 9:20: “En hij predikte terstond Christus, dat Hij de Zoon van God is.”
De kanttekeningen tekenen hier aan dat Paulus verkondigde dat Jezus de ware Messias is. Zijn brieven leggen er getuigenis van af, hoe hij Christus gepredikt heeft.
Aan de Korinthiërs schrijft hij: “Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd” (1 Kor. 2:2).
Paulus was dus een Christusprediker.
Calvijn noemt deze tekst “een schone plaats, waaruit wij verstaan wat de getrouwe dienaars behoren te onderwijzen, wat wij ons leven lang moeten leren, en om Wiens waardigheid men alle ding als drek behoort te achten” (Commentaar op 1 Kor. 2:2).
Iedere prediker zal dus in Paulus zijn voorbeeld moeten zien.

Christus alleen
Wat is nu de prediking van Christus?
Het is niet anders dan de prediking van Christus, zoals het Woord des Heeren ons Hem voorstelt. Uiteindelijk is heel de Schrift vol van Christus.
Al is het Oude Testament de bedeling van de schaduwen, ook daar vindt u Christus.
U vindt Hem al in de moederbelofte uit Genesis 3. U vindt Hem in de geschiedenis van de aartsvaders. U vindt Hem in de offers, in de ceremoniële wassingen, in de priesterdienst, in de grote feesten, op de grote Verzoendag.
U vindt Christus in de Psalmen en in de profeten. De beloften wezen, naarmate de heilsgeschiedenis voortging, al duidelijker op Hem.
Heel het Oude Testament is al één roep om Hem. De vromen van de oude dag hebben naar Hem uitgezien.
Zo zal in de prediking van Christus ook oog zijn voor zondaren, die in hun nood en verlorenheid uitzien naar Hem.
De vromen van de oude dag hebben niet alleen naar Hem uitgezien, maar ze hebben Hem ook gezien. Abraham heeft Zijn dag gezien (Joh. 8:56). De gelovigen van de oude dag hebben de beloften niet verkregen, maar wel van verre gezien (Hebr. 11:13).
Ze zagen Hem in de beloften dus van verre; het was immers nog de bedeling van de schaduwen.
In het Nieuwe Testament gaat het volle licht over Christus op.
We volgen daar de Borg in Zijn vernedering, waarin Hij de zaligheid heeft verdiend, maar ook in Zijn verhoging, waarin Hij de zaligheid toepast.
Hoe heerlijk wordt ons Christus getekend in het Nieuwe Testament, als de enige Naam tot zaligheid, als de enige Grond van hoop, als de enige Weg tot de verzoening met God, als Degene die alles volbracht heeft en in Wie de hitte van Gods gramschap is geblust, in Wie Gods heilig recht is genoeg gedaan, in Wie de schuld van Gods volk uit Gods boek is gedaan. In Kolossenzen 3 tekent de apostel Paulus de rijkdom van Christus. Hij zegt daar in het vierde vers van Christus: “Die ons leven is”, en in het elfde vers vat hij het als het ware samen als hij zegt: “Christus is alles.” Dat is de grote Inhoud van het Evangelie. Christus is alles. Hij is het alleen.
Hij is het volkomen.
Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.
De prediking van Christus zal het niet moe worden Hem steeds maar weer aan te prijzen en aan te wijzen als de Enige Die ons met God verzoenen kan.
Die prediking zal zondaren geen rust kunnen geven buiten Christus.
Alle gronden buiten Christus, waarop een mens steunen kan, zoals zijn tranen, zijn gebeden, zijn ondervindingen, zijn gemoedsaandoeningen, en ga zo maar voort, zullen in die prediking worden ontmaskerd als onhoudbare gronden.
Mensen, die hun hoop daarop willen bouwen, ergeren zich aan die prediking,maar bekommerde zondaren, die met alles doodgelopen en vastgelopen zijn in hun leven, die geen grond meer hebben om voor de heilige God op te staan, krijgen daardoor nieuwe moed en hoop. Want als ik niets meer heb om op te staan voor God, maar dan mag ik horen, dat ik ook niets hoef te hebben, omdat de Heere alles gevonden heeft in het offer van Zijn Zoon, o, dan kan ik nog zalig worden.


[align=center]Niet het offer, dat ik breng;
Niet de tranen, die ik pleng,
Schoon ik ganse nachten ween,
Kunnen redden; Gij alleen!
[/align]
Als ik zelf nog één zucht tot mijn zaligheid moest toedoen, dan was het verloren.
Mijn beste werken zijn nog blinkende zonden in de ogen van de heilige God, Die alleen tevreden kan zijn met volmaakte werken. Maar nu heeft Hij mijn werken ook niet meer nodig als het gaat om de grond van de zaligheid, want Hij heeft alles gevonden in het offer van Zijn Zoon.
Daar hebt u de grondtoon van de prediking van Christus.
Daarbij zal Christus aan de gemeente worden verkondigd als een volkomen Zaligmaker, die van harte gewillig is om zondaren zalig te maken.


[align=center]Maar Christus wordt niet alleen aan schuldverslagen zondaren,
maar ook aan heel de gemeente verkondigd
en naar het woord van Paulus voor ogen geschilderd.
[/align]

Zo zal de prediking van Christus schuldverslagen zondaren lokken en trekken tot Hem.
Maar Christus wordt niet alleen aan schuldverslagen zondaren, maar ook aan heel de gemeente verkondigd en naar het woord van Paulus voor ogen geschilderd.
In 1931 spraken onze gemeenten uit dat er een ernstige aanbieding is van Christus en alle verbondsweldaden in het Evangelie.
Daar hebben we ernst mee te maken.


Wat zou het verschrikkelijk zijn als de gemeente met recht van haar predikant zou kunnen zeggen: hij heeft mij wel gepredikt het verschrikkelijke van de verlorenheid, maar hij heeft mij Christus niet verkondigd.
Wat is het dan nodig dat de predikant zelf uit Christus leven mag, zelf vervuld is van Hem en het Paulus na kan zeggen: “Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij” (Gal.2:20). Dat zal de gemeente merken.
Dan zullen de tranen van Christus over een onbekeerlijk Jeruzalem onder de prediking druppelen in de gemeente.
Dan zal de bewogenheid van Christus zichtbaar zijn in Zijn dienaren.

De prediking van Ds. G. H. Kersten
Ik stel nog eens de vraag: Wat is nu Christusprediking?
Het is goed om in het jaar waarin de Gereformeerde Gemeenten honderd jaar bestaan, te letten op de wijze waarop Ds. G.H. Kersten sprak over de prediking van Christus.
Ds. M. Golverdingen heeft in zijn Ds. G. H. Kersten — facetten van zijn leven en werk een hoofdstuk gewijd aan zijn prediking. De hoofdinhoud van zijn prediking was Christus als de enige Weg tot behoud.
Ds. Kersten was van oordeel dat een zogenaamde bevindelijke prediking, die over Christus zwijgt, de naam van Evangelie- prediking niet dragen mag.

Uit de preken van Ds. Kersten blijkt dat, ook als hij de noodzaak van de kennis der ellende preekte, hij dat deed met de bedoeling dat er plaats zou komen voor Christus.
In zijn preek over Johannes 14:24-25 zegt hij in dit verband het volgende: “Waar die overtuiging van schuld en zonde ontbreekt, daar is nog geen plaats voor de openbaring van Christus” (Het handschrift uitgewist; Utrecht, zonder jaar; blz. 119).
Verslagen zondaren lokt de Heere door Zijn beloften, waarvan Christus de grote Inhoud is. Die beloften worden door het geloof omhelsd. “De opening van het Evangelie; de dringende nodiging der genade: ‘gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet’, door het geloof verstaan, verwinnen alle vreze, en tegenstand en trekken de ziel naar God toe, dat zij kome gans verslagen, doch om in Christus de gunste Gods te zoeken.
En nimmer anders dan door het geloof, steunend op de verdiensten van Christus, komt de zondaar tot God, opdat Hij van Hem worde aangenomen” (Meer dan overwinnaars; Utrecht 1953, blz.50, 51).
Duidelijk is dat ds. Kersten Christus preekte, zoals Deze in het Evangelie wordt geopenbaard, maar dat hij ook preekte hoe de zondaar tot Christus komt. Zoals men vroeger wel zei, dat gepreekt moet worden een rijke Christus en een arme zondaar, maar ook hoe die twee bij elkaar komen.
(wordt vervolgd)
[align=right]Zeist, ds. J.J. van Eckeveld [/align]
Gebruikersavatar
geledu
Berichten: 1465
Lid geworden op: 23 feb 2006, 21:41

Bericht door geledu »

Hier het tweede deel van de lezing : "De prediking van Christus" uit de Saambinder van vandaag.
Ds van Eckeveld heeft deze lezing gehouden op de CGO thema-avond van 7 juni 2007..

Deel 1 is eerder in dit topic geplaatst.
Ds J.J. van Eckeveld schreef: Schriftuurlijke prediking

Als de Schrift getrouw gepredikt wordt, dan wordt Christus gepredikt.
Een schriftuurlijke prediking is een Christus prediking. Ds. A. Vergunst stelde in 1976 in De Saambinder de vraag of onze prediking voluit Schriftuurlijk genoemd kan worden. “Komt daarin de verkondiging van Wet en Evangelie op zulk een wijze aan de orde, als in de prediking behoort?


Er kan wel een “donderen met de Wet” zijn, welke geen enkele uitwerking ten goede heeft, wanneer die niet gepaard gaat met de liefelijke uitnodiging van het Evangelie” (Neem de wacht des Heeren waar; Houten 1983, blz. 166).
In dat verband haalt ds. Vergunst de bekende Alexander Comrie aan, die het volgende gezegd heeft:
“Ik heb in de loop van mijn leven en ook in mijn bediening ondervonden dat het prediken van de vrije genade, van de heerlijkheid van de Persoon des Middelaars, van het aanbod van zaligheid, van de bereidwilligheid van Christus om te zaligen en van de voorrechten derzulken, die in Hem zijn, het meest teweegbrengt om de harten tot liefelijke aandoening te brengen; integendeel heb ik ook ondervonden dat met al het donderen van de Wet niets anders voortkomt dan een Kaïns berouwen een Judas’ bekering en dat de harten door benauwdheid als tussen twee schroeven worden gesteld, zodat er van de leer des troostes niets in dezelve kan ingaan, noch enige verzuchting kan uitgaan. Gods barmhartigheid in Christus doet het hart smelten, maar Gods rechtvaardigheid doet het hart inkrimpen”
(A. Comrie: Stellige en practikale verklaring van den Heidelbergschen Catechismus; Barneveld, 1976, blz. 47).
Me dunkt dat dit citaat van Comrie, die door ds. G. H. Kersten altijd zo hoog geacht is, duidelijk maakt hoe groot het belang is van de prediking van Christus.
Daarbij wil ik wijzen op een citaat van ds. Vergunst:
Er is eens opgemerkt dat de nood van de kerk in onze tijd ten nauwste samenhangt met de nood der prediking’.
Nu is zo’n gezegde gemakkelijk aan te halen, als we daarbij vooral aan anderen willen denken.
Maar zou het niet heilzaam voor prediker én gemeente kunnen zijn, om deze zaak ook ‘met insluiting van zichzelf’ te overwegen?”

De prediking van de heerlijkheid van Christus
In de belangwekkende woorden van Comrie spreekt hij over de prediking van “de heerlijkheid van de Persoon des Middelaars”. Christus dient de grote inhoud van de prediking te zijn.
Ds. A.F. Honkoop zei tegen ons als studenten:
“Als je Jezus niet gepreekt hebt, dan heb je niet gepreekt. Neem Jezus weg en je neemt alles weg.”
De prediking moet zijn een prediking van Christus, van Zijn Persoon, zoals Comrie dat zegt, en daaraan onlosmakelijk verbonden van Zijn werk. Zijn Persoon en Zijn werk. Zijn werk is zo groot omdat Zijn Persoon zo groot is.
De prediking zal “doorgloeid” moeten zijn van Christus.
Ds. G.H. Kersten zegt in een van zijn preken: “Eén ding is u nodig; dat ge Christus tot uw Borg en Middelaar door het geloof moogt kennen en in Hem gevonden wordt. Het is geen Evangelieprediking, die Christus verzwijgt.” (Ds. G.H. Kersten: De gelovige verwachting; Utrecht, blz. 475, 476).
Tot ouderlingen en anderen, die met hem over de prediking spraken, zei hij: “Een dienaar moet proberen om de bruid bij Christus te brengen en Christus bij de bruid.” (ds. M.Golverdingen: Ds. G. H. Kersten — facetten van zijn leven en werk; Houten 1993, blz. 244).
Er wordt ons wel eens verweten dat onder ons Christus niet of te weinig gepredikt wordt, en dat in plaats daarvan de christen gepredikt wordt.
Dit verwijt moeten we ernstig nemen.
Het zou erg zijn wanneer dit verwijt terecht was. Ik geloof dat inderdaad het gevaar aanwezig is dat de prediking blijft hangen in allerlei bevindingen en kenmerken, terwijl teveel Christus op de achtergrond blijft. Of dat de prediking tezeer blijft steken in de toeleidende weg tot Christus, terwijl “de heerlijkheid van de Persoon des Middelaars” misschien de laatste minuten aan de orde komt, om maar te zwijgen van het leven des geloofs uit Hem.

Ds. Kersten zag dat gevaar ook al duidelijk onder ons:
“Doch dan dreigt gevaar, ook onder ons; het gevaar, dat men zoekt een ‘bevindelijke’ prediking, die van Christus zwijgt, die opbouwt in gestalten en zalig spreekt op tranen. Neen, ik voer geen pleit voor de bloot voorwerpelijke prediking, die het hart koud laat, en de kerk versteent; waarin de ernstige vermaning van de onwedergeborene veelal ontbreekt; en van de bevinding der heiligen gezwegen wordt; een prediking die al te zeer in ons vaderland doordrong en onberekenbare schade aanrichtte. Maar ook een tegenovergestelde prediking, die opbouwt in bevindingen, en van het Woord van Christus losweekt en van Hem als de enige grondslag zwijgt, is te schuwen” (De gelovige verwachting; blz. 475).

De woorden van ds. Kersten maken duidelijk dat er hier sprake is van een spanningsveld. Enerzijds moet Christus verkondigd worden als de enige Grond van behoud, maar anderzijds dient de prediking niet te zwijgen van de bevinding der heiligen, van de wegen die de Heere met de Zijnen gaat, van de standen in het genadeleven.
Met andere woorden, de prediking dient schriftuurlijk-bevindelijk te zijn. Er is een eenzijdig Christusprediking, waarin Hij wel de gemeente wordt voorgesteld, maar waarin de gemeente niet hoort hoe een arme zondaar deel krijgt aan Christus.
Er is ook een eenzijdige bevindelijke prediking, die blijft hangen in bevindingen en ervaringen, maar waarin Christus teveel ontbreekt. Deze beide klippen moeten we naar het woord van ds. Kersten “schuwen”.


Wet en Evangelie
Wat opvalt in bovengenoemd citaat van Comrie is, dat hij daar spreekt over de prediking van Wet en Evangelie.
Er wordt de Gereformeerde Gemeenten wel eens verweten, dat daar teveel accent ligt op de prediking van de Wet en te weinig op die van het Evangelie. Daarom zou onze prediking geen Christusprediking zijn. Ons wordt een wettische prediking verweten.

Daarbij kan men dan de vraag stellen wat men dan onder een wettische prediking verstaat.
Is dat een prediking waarin de mens wordt voorgehouden dat hij door de werken der wet tot de Heere kan opklimmen?
Het zou verschrikkelijk zijn als zo onze prediking zou zijn.
Of verstaat men onder een wettische prediking dat er sprake zou zijn van een prediking, waarin de gemeente allerlei “wettische” regels worden voorgehouden ten aanzien van de levensstijl?

Het is ongetwijfeld nodig dat ons in de prediking wordt voorgehouden wat een werkelijk christelijk leven is en dat dit te maken heeft met een breed veld, zoals onze kleding en onze uiterlijke verschijning, onze omgang met de moderne media, onze houding tegenover het materialisme en de “genotscultuur” van onze tijd, en nog zoveel dingen meer.
De prediking dient daarin concreet te zijn. Als men dat “wettisch” noemt, dan heeft men het niet begrepen
.
De oudtestamentische profeten hebben concreet over de zonde gesproken en concreet tegen de zonde gewaarschuwd. Ik vrees dat we ook in onze gemeenten vaak nog veel te abstract over de zonde spreken en preken.
Laten we maar concreet zijn.
Bij een abstract spreken over de zonde blijven we zelf buiten schot. Ik ben ervan overtuigd dat juist in een schriftuurlijke Christusprediking heel concreet en eerlijk de zonde wordt aangewezen.
In de prediking moet zo concreet over de zonde worden gesproken dat we er niet meer omheen kunnen. Maar tegelijkertijd zal de prediking duidelijk dienen te maken dat een waarachtig christelijk leven alleen geleefd kan worden in de gemeenschap met Christus. Als we de gemeente allerlei regels voorhouden om na te leven buiten het leven uit Christus om, dan is het gevaar voor een wettisch leven zeker aanwezig.
Het is een van de spanningsvelden waarin de prediking zich bevindt, dat aan de ene kant opgewekt moet worden tot een leven naar Gods Woord en gewaarschuwd moet worden tegen de zonde, en dat aan de andere kant gepredikt moet worden dat een werkelijk christelijk leven alleen maar gekend kan worden in de gemeenschap met Christus.
Nooit zal de prediking de gemeente rust mogen geven buiten Christus.
Als men onder een wettische prediking een prediking verstaat waarin de Wet aan de gemeente wordt voorgehouden, dan zeg ik het de Catechismus hartgrondig na, dat de Wet “scherpelijk” gepredikt moet worden.

De apostel Paulus leert ons immers in de Brief aan de Romeinen dat door de Wet de kennis der zonde is. Onze Heidelbergse Catechismus zegt dat na in Zondag 2. Als de Wet in al haar eisen en vloeken de gemeente niet meer wordt voorgehouden of bijna niet meer wordt voorgehouden, als het recht Gods niet meer wordt verkondigd, dan verliest de prediking zijn diepte.
Dan wordt de prediking oppervlakkig, want dan wordt ook niet meer duidelijk, wat de diepte en de betekenis is van het werk van Christus.
Juist de scherpe prediking van Gods Wet en Gods recht doet de diepte verstaan in het werk van Christus.
Hij is immers gekomen om aan de Wet te voldoen en Gods recht te bevredigen. We geloven vanuit de Schrift, dat er voor Christus en Zijn werk plaatsgemaakt moet worden.

Christusprediking is ook prediking van het plaatsmakende werk van de Heilige Geest. Van nature immers heeft de Man van smarten geen waarde voor ons, dan heeft Hij geen gedaante noch heerlijkheid, dat we Hem begeerd zouden hebben (Jes. 53). Dat zal ook eerlijk in de prediking de gemeente moeten worden voorgehouden.
Ik merk altijd weer verzet tegen de prediking van het plaatsmakende werk van Gods Geest voor Christus.
Men meent dat die prediking geen Christusprediking is, maar een christenprediking. Men noemt dat dan een voorwaardelijke prediking.
Onder een voorwaardelijke prediking echter versta ik een prediking, waarin de mens zelf eerst aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, waardoor hij zichzelf geschikt kan maken voor Christus. Of een prediking waarin alleen zondaren die aan bepaalde vereisten voldoen. zoals een diep schuldbesef, tot Christus worden genodigd. Het plaatsmakende werk van de Heilige Geest echter in het zondaarshart is geen voorwaarde. die de mens eerst vervullen moet, maar het is de weg, waarlangs de Heere Zelf door Woord en Geest zondaren leidt tot de Zaligmaker.
In dat plaatsmakende werk heeft de kennis der ellende uit de Wet Gods een belangrijke plaats.

(wordt vervolgd)
[align=right]Zeist, ds. J.J. van Eckeveld [/align]

uitgeworpen
Berichten: 939
Lid geworden op: 11 sep 2006, 20:10

Bericht door uitgeworpen »

Ik heb het één keer doorgelezen. Zal het nog een keer doen.
Mijn eerste reaktie is: Tegenover wie is hij de leer van de Geref. Gemeente aan het verdedigen?
Hij komt zo defensief over. :cry:
Heel anders als in het eerste deel.
Over de inhoud zal ik nog een keer reageren.... :idea:
Het gebed is de gouden sleutel die de poort der genade kan openen.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

uitgeworpen schreef:Mijn eerste reaktie is: Tegenover wie is hij de leer van de Geref. Gemeente aan het verdedigen?
Wat dacht je zelf? :?
Gebruikersavatar
geledu
Berichten: 1465
Lid geworden op: 23 feb 2006, 21:41

Bericht door geledu »

Hier het derde deel van de lezing : "De prediking van Christus" uit de Saambinder van 9 augustus 2007.
Ds van Eckeveld heeft deze lezing gehouden op de CGO thema-avond van 7 juni 2007.

Deel 1 en 2 zijn eerder in dit topic geplaatst.

Ds J.J. van Eckeveld schreef: De Prediking van Christus.

Calvijn, Ursinus en Comrie

Als u wilt weten welke plaats de Wet had in de prediking van Calvijn, dan verwijs ik naar zijn preek over Genesis 15:6, waar hij met nadruk stelt dat de Heere ons Zijn Wet voorhoudt opdat “iedereen zijn ongelijk erkent met eigen instemming, en dat men zich geheel veroordeeld acht, en belijdt dat het vonnis dat Hij heeft uitgesproken rechtvaardigen billijk is.

Ziedaar dan hoe de Wet ons doet inkomen in het onderzoek van geheel ons leven, dat wij anders niet hebben dan wanhoop in onszelf, en dat wij door dit middel opgewekt worden om onze Heere Jezus Christus te zoeken.” (Stemmen uit Geneve, deel 1, Meeuwen 1967, blz. 35). Zo heeft Calvijn gepreekt om zondaren tot Christus te leiden.
Niemand zal daarbij toch durven beweren dat Calvijn geen Christusprediker was.

Zacharias Ursinus. die de belangrijkste opsteller van onze Catechismus genoemd kan worden, spreekt nadrukkelijk over de noodzaak van de kennis der ellende uit de Wet Gods en dan zo, dat de kennis der ellende vooropgaat (Het Schatboek; Dordrecht 1977, deel 1, blz.27, 28 ) .
Hij stelt dan dat de kennis der ellende nodig is om een begeerte naar verlossing in ons op te wekken. “De mensen zijn geen geschikte hoorders van het Evangelie, tenzij ze hun zonde en ellende recht kennen.
Want door de verkondiging van de Wet — waaruit de ellende gekend wordt — moet de verkondiging van het Evangelie worden voorbereid.
Het mag nu wel duidelijk zijn hoe Ursinus dacht over de noodzaak van de prediking van de Wet.

Zo willen we de Wet prediken.
Zo wilde ook Comrie de Wet gepredikt hebben. Als Comrie in bovengenoemd citaat spreekt over het donderen van de Wet” dan waarschuwt hij voor een eenzijdige prediking van de Wet. Voor dat gevaar moeten onze ogen open zijn.
Ik wil u niet onthouden wat Comrie hierover vervolgens zegt:
“Het heugt mij dat er in een zekere voorname stad een leraar is geweest, die een hoge ernst en daarbij een wonderlijke allegorische wijze van voorstelling had. Nadat deze bij zekere gelegenheid eerst nat gepredikt had, begon hij uit te roepen met een heftige stem en hierbij de handen bewegende alsof hij zulks werkelijk bij zich had: nu zal ik de vonken der hel onder u werpen. Groot was hierop de zielskillende en koudmakende benauwdheid onder de toehoorders; maar er was geen smelting des harten. Sinaï droogt de springbron van tranen op, maar Sion doet ze ongeforceerd en ongedwongen druipen. De Zon der gerechtigheid ontdooit, maar Mozes is als de koude uit het noorden, die alles bevriest of verstijft.” (Heidelbergsche Catechismus, Barneveld 1976, blz. 47).

Niet alleen de Wet
Comrie maakt hier duidelijk dat alleen “het donderen van de Wet” geen enkele uitwerking ten goede heeft.
Daardoor worden de harten alleen maar kil en koud. Daardoor wordt wel benauwdheid opgeroepen, maar wordt een mens niet gebracht aan ‘s Heeren voeten met een droefheid over de zonde.

De prediking van de Wet moet gepaard gaan “met de liefelijke uitnodiging van het Evangelie” (ds. A. Vergunst).

Niet alleen de Wet moet gepredikt worden, niet alleen het Evangelie, maar Wet en Evangelie beide.
Een harde en wettische prediking wekt alleen maar benauwdheid en doet naar het woord van Comrie, “het hart inkrimpen”.
Aan de andere kant wekt een oppervlakkige “evangelische’ prediking een valse rust. Dan is er het grote gevaar dat men zich Christus toeëigent zonder zich verloren te hebben geweten voor God en zonder verbrokenheid van het hart en dat men de hoop op de zaligheid bouwt op valse gronden.

De Wet stelt ons schuldig en moet ons vloeken, de Wet plaatst ons midden in onze verlorenheid, en het Evangelie opent ons de weg tot zaligheid in Christus Jezus.
De Wet verwondt en het Evangelie heelt.
De Wet doet ons wanhopen aan onszelf en het Evangelie doet het verbrijzelde zondaarshart hopen op Christus.
De Wet baant de weg voor het Evangelie. Zo komt er in het hart plaats voor Christus.

Als de Wet gepredikt wordt, dan moet dat zijn met de bedoeling dat zondaren hun verlorenheid leren kennen en zo uitgedreven worden tot Christus, Die de grote Inhoud is van het Evangelie. “De zuivere Bijbelse verhouding van Wet en Evangelie moet daarbij telkens weer overdacht worden en de praktijk van de prediking daarop afgestemd.” (ds. A.Vergunst : Neem de wacht des Heeren waar: Houten 1983, blz.168.)

Zo zal Christus gaan schitteren tegen de donkere achtergrond van ons totale faillissement. Zo zal Christus heerlijkheid ontvangen in het hart van verloren zondaren.

Een gewillige Zaligmaker
Men kan nooit te zwart spreken over een zondaar, zoals hij is in het licht van Gods heilige Wet, maar daartegenover kan men ook nooit te rijk spreken over Christus.
Christus moet gepredikt worden als een algenoegzame Zaligmaker.
Voor Hem is niemand te slecht, heeft niemand teveel gezondigd, is niemand te diep gezonken.
Zijn bloed reinigt van alle zonden. We kunnen wel te goed zijn voor de Zaligmaker, maar nooit te slecht.

Met alle klem zal dat in de prediking aan de orde moeten komen.
Christus is ook een gewillige Zaligmaker.
We zagen al eerder, dat Comrie spreekt over “de bereidwilligheid van Christus om te zaligen”.
Dat brengt ons hij de vraag voor wie Christus gestorven is. Een belangrijke vraag als het gaat over de prediking van Christus.
In hoofdstuk 2 van de Dordtse Leerregels lezen we dat de zaligmakende kracht van de dierbare dood van Christus zich uitstrekt tot alle uitverkorenen. Tot hen allen en tot hen alleen.

Onze gereformeerde belijdenis leert geen algemene verzoening.
Een Christusprediking vanuit Schrift en belijdenis zal de gemeente nooit mogen voorhouden dat Christus voor iedereen gestorven is. Dat was de leer van de remonstranten, die door de Dordtse synode hartgrondig veroordeeld is, maar die ook vandaag in brede kringen nog springlevend is.

Hoe moet Christus in dit verband dan gepredikt worden? We zullen verschil moeten maken tussen de algenoegzaamheid en de bestemming van het offer van Christus. Het is bestemd alleen voor de uitverkorenen.
Maar wij weten niet wie die uitverkorenen zijn. Dat behoort hij de verborgen dingen. Wij hebben Christus aan heel de gemeente te verkondigen als een algenoegzame en bereidwillige Zaligmaker, tot Wie ieder genodigd wordt, die het hoort.

We kunnen hier veel leren van Schotse predikers als de Erskines en Thomas Boston.
Ze hebben de gemeente verkondigd dat er een gestorven Christus voorhanden is.
Beschikbaar voor allen en een iegelijk. Zijn bereidwilligheid om te zaligen is zo onuitsprekelijk groot. De betrouwbaarheid van het Evangelie geldt zonder enig beding.
Tegelijkertijd hebben we te verkondigen dat zalig worden werkelijkheid wordt in de weg van het wonder.
De Heere maakt in de weg van het wonder plaats voor Zijn eigen werk en voor Zijn eigen Zoon.
De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.

In dit verband denk ik aan een voorbeeld van Thomas Boston. Er is een dokter, die zich vestigt in een dorp. Die dokter is beschikbaar voor heel het dorp. Ieder is welkom bij hem. Maar wie gaat naar die dokter toe? Alleen degene die voelt dat hij een kwaal heeft. Je kunt een dodelijke ziekte bij je hebben, maar als je het niet voelt, dan ga je niet naar de dokter.
Welnu zo is Christus de grote Medicijnmeester. Beschikbaar voor ieder. Ieder is welkom bij Hem.

Maar wie komt? Alleen degene die gevoelt dat hij ten dode is opgeschreven door de kwaal van de zonde. Die leert vluchten tot de Zaligmaker.
Voor die wordt het waar: Moede kom ik, arm, en naakt, tot de Heere, Die zalig maakt. Christus Zelf heeft het gezegd dat die gezond zijn de medicijnmeester niet nodig hebben, maar die ziek zijn (Matth. 9:12; Mark. 2:17; Luk. 5:3 1).

In Psalm 65 lezen we dat de rivier Gods vol waters is. Het heil des Heeren dat beschikbaar is, is als een oceaan, zo vol en zo diep. Daar is geen tekort in die rivier Gods, vol van het water des levens om niet. Maar hoe zal die rivier nu de akker van mijn leven bevochtigen?
Wel, David zingt in diezelfde Psalm: “Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks” (Psalm 65:10).
In de belofte van de zaligheid is de ontlediging besloten. Anders is er geen plaats voor. De Heilige Geest maakt er het hart begerig naar. Juist daarin heeft de bediening van de Wet een plaats.

(wordt vervolgd)
Zeist [align=right]ds. J.J. van Eckeveld[/align]
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Bericht door memento »

@ds. Eckeveld:

Maar één reactie: Wow! Fantastisch! Ben het er helemaal mee eens. Ik hoop dat er wat mee gedaan wordt!
Gebruikersavatar
geledu
Berichten: 1465
Lid geworden op: 23 feb 2006, 21:41

Bericht door geledu »

memento schreef:@ds. Eckeveld:

Maar één reactie: Wow! Fantastisch! Ben het er helemaal mee eens. Ik hoop dat er wat mee gedaan wordt!
Zou hij meelezen ? :wink:
Omdat je zo geniet van deze bijdragen zal ik ook het vierde deel zo plaatsen.
Laatst gewijzigd door geledu op 18 aug 2007, 19:12, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
geledu
Berichten: 1465
Lid geworden op: 23 feb 2006, 21:41

Bericht door geledu »

Hier het vierde deel van de lezing : "De prediking van Christus" uit de Saambinder van 16 augustus 2007.
Ds van Eckeveld heeft deze lezing gehouden op de CGO thema-avond van 7 juni 2007.

De eerste drie delen zijn eerder in dit topic geplaatst.
Ds J.J. van Eckeveld schreef:
De prediking van Christus

Kenmerkenprediking
We hebben gezien dat de plaats van de Wet in de prediking van Christus een zaak van grote betekenis is. Dit heeft alles te maken met de toeleidende weg tot Christus.

Dit heeft ook alles te maken met de kenmerken van genade. Staat de prediking van de kenmerken niet op gespannen voet met de prediking van Christus?
Ik stel opnieuw de vraag wat we nu onder Christusprediking hebben te verstaan.
Ik denk hier aan prof. G. Wisse, die een belangrijk boek geschreven heeft met als titel :
De ambtelijke bediening van den Christus in de gelovigen,
later uitgegeven onder de titel De ambten van Christus.

Prof. Wisse maakt hier duidelijk, dat in de prediking moet doorklinken hoe Christus “functioneert” in de harten van Zijn kinderen. Daarin moet verkondigd worden wat Zijn profetische, priesterlijke en koninklijke bediening betekent in de harten van de Zijnen.
Dat heeft naar mijn stellige overtuiging alles te maken met de kenmerken van het geestelijke leven.
Die kenmerken mag u nooit losmaken van Christus, want dan gaat men de grond van hoop leggen in de kenmerken. De kenmerken van genade maken duidelijk hoe Christus in Zijn drievoudig ambt functioneert in het leven van Zijn gelovigen.
Als de kenmerken worden gepredikt, dan wordt Christus gepredikt, want de kenmerken laten ons zien hoe Christus werkt in het hart van de Zijnen.
Door de prediking van de kenmerken wordt Christus dan ook verheerlijkt in Zijn werk in zondaarsharten.

Prof. Wisse maakt duidelijk hoe Christus naar Zijn drievoudig ambt werkzaam is in elk van de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid. Daarin heeft ook de weg van de geloofsoefeningen een plaats. Het is de moeite waard hierop dieper in te gaan, omdat uit deze publicatie duidelijk wordt, dat de prediking van de “functionering” van Christus in het hart van de Zijnen ten volle Christusprediking is en tegelijk een door en door bevindelijke zaak is.

De “functionering” van de Christus in het hart
Er wordt wel eens gezegd dat het geestelijke leven niet begint met Christus. Ik vind dat een onjuiste uitdrukking.
Zou er geestelijk leven kunnen zijn buiten Christus?

Het begin van het nieuwe leven is uit Christus, de voortzetting van het nieuwe leven is uit Christus en de voltooiing van het nieuwe leven is uit Christus.

Ds. Kersten zegt in zijn preek over Johannes 14:24-25 in dit verband het volgende: “Mijn toehoorders, het is niet zo, dat Christus Zijn werk begint als wij recht vernederd en verslagen zijn in onszelf” (Het handschrift uitgewist; Utrecht, zonder jaar, blz.119).
We moeten niet zeggen dat het nieuwe leven niet begint met Christus, maar we moeten wel zeggen dat het niet begint met de kennis van Christus.

In de wedergeboorte wordt de zondaar door het geloof met Christus verenigd. Vanaf dat ogenblik begint de “functionering van de Christus in de gelovige.
Ook al is er dan nog geen sprake van een bewuste kennis van Christus, toch is Christus dan al direct werkzaam in het hart in Zijn drievoudig ambt.
Daar hebt u dan de kenmerken van het geestelijke leven.

In het stuk der ellende is Hij het Die in Zijn profetische bediening door Woord en Geest ontdekt aan de zonde. Daardoor worden we overtuigd van onze diepe verlorenheid.
Daarvoor gebruikt Christus in het bijzonder Zijn heilige Wet.

Al direct in Zondag 2 van onze Catechismus, dus in het begin van de behandeling van het stuk der ellende, noemt de Catechismus de Naam van Christus. Hij leert ons, zo staat er dan, wat de hoofdsom van de Wet is. Hoe diep schuldig gaan we ons dan weten.
Hoe gaan we dan leren dat Gods heilig recht genoegdoening vraagt en dat wij daar nooit meer aan kunnen voldoen.

Christus is het Die het mes van de ontdekking aan de zonde in ons leven zet, waardoor alle gronden buiten Christus worden weggesneden.
Dat mes heeft Hij echter eerst gedoopt in Zijn bloed. Daarom verwekt dat een heilzame wanhoop aan onszelf. maar daarom doet dat ons ook vluchten tot de Heere.


Christus is daarom ook al direct in het stuk der ellende werkzaam in Zijn priesterlijke bediening.
Hij is het Die de liefde Gods in het hart uitstort. Niet dat we dat direct allemaal een naam kunnen geven, maar die liefde wekt in het hart een onuitsprekelijk verlangen naar de Heere, doet ook de zonde zo hartelijk bewenen op de plaatsen van het berouw in ons leven.
Wonderlijk toch, maar in de tranen van de droefheid naar God ligt iets wonderlijk zoets.
Men zou ze niet willen ruilen met heel de wereld. Hoe komt dat? Wel, de liefde ligt erin.
Ze komen voort uit de priesterlijke bediening van Christus.
Daarom kan men er ook geen rust in vinden voor de eeuwigheid.

Christus is ook al direct in het stuk der ellende werkzaam in Zijn koninklijke bediening.
Als Koning werpt Hij alle verzet en vijandschap in het hart neer en doet Hij ons hartelijk buigen onder de Heere, zodat we geen kwaad meer van Hem kunnen denken, al zou Hij ons voor altijd verstoten.

We komen nu tot het stuk der verlossing. In Zijn profetische bediening gaat Christus dan door Zijn Evangelie Zichzelf aan het hart openbaren. Hij opent het Evangelie, zodat we Hem leren zien, zoals Hij in het Evangelie ons wordt voorgesteld.
Wat wordt Hij ons dan onuitsprekelijk dierbaar en noodzakelijk. We gaan het leren dat het heilig recht, dat ons voor eeuwig veroordelen moet, door Hem volkomen is genoeg gedaan.
We gaan zeggen met de bruid uit het Hooglied, dat alles aan Hem gans begeerlijk is.
Daar wil Christus als Profeet nu de prediking van Hem en Zijn volheid vanuit het Evangelie voor gebruiken.

In Zijn priesterlijke bediening gaat Christus in het stuk der verlossing het zondaarshart naar Zich toetrekken door Zijn wonderlijke liefde. Dan wordt ons hart zo ingenomen door Hem en Zijn werk, zoals ons dat in de belofte van het Evangelie wordt voorgesteld, dat we niet meer bij Hem vandaan kunnen blijven, maar naar Hem worden toegetrokken.
Dan wordt alle onmogelijkheid en alle onvrijmoedigheid weggenomen en we leren het wagen met Hem, met Hem alleen.
Overwonnen door Zijn priesterlijke liefde leren we ons aan Hem toevertrouwen, zo ellendig en schuldig als we zijn. Hij vervult dan het schuldverslagen hart met Zijn zoete vrede. Dan is er iets van die vrede met God door onze Heere Jezus Christus.

Hoe functioneert Christus nu als Koning in het stuk der verlossing?
Wel, als Koning overwint Hij ons zozeer, dat we het van harte eens worden met de weg van zalig worden in en door Christus. We zouden geen andere weg meer willen en geen andere Zaligmaker meer wensen.
Wat ligt er dan een zalige blijdschap in het buigen onder Hem en in het hartelijk goedkeuren van de weg in Hem.

Dan nog het stuk der dankbaarheid. Hoe functioneert Christus daarin als Profeet? Door ons te gaan leren dat het leven der dankbaarheid nooit uit onszelf kan voortkomen.
Al hebben we Hem leren kennen, we blijven in onszelf onverbeterlijke zondaren, die met Paulus moeten zeggen: Ik, ellendig mens.
Als Profeet gaat Christus dan leren dat de heiligmaking alleen beoefend kan worden vanuit de gemeenschap met Hem. Hij heeft het gezegd: “Die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht” (loh.15:5). Het geheim van de dankbaarheid is het leven in Hem en uit Hem, zoals de rank leeft uit de wijnstok.

Als Priester neemt Hij in het stuk der dankbaarheid het hart al meer in door Zijn liefde. Meer en meer doet Hij zien hoe onuitsprekelijk groot Zijn liefde is tegenover die diepe duisternis van ons verloren leven.
Al groter wordt dan het wonder van Zijn schuldvergevende liefde. Daardoor wordt ons de zonde steeds verfoeilijker en verschrikkelijker en wordt het hart meer en meer aangezet om voor Hem te leven, om Zijn beeld te vertonen.

Als Koning overwint Hij ons zodanig in het stuk der dankbaarheid, dat we het van ganser harte gaan zingen en al meer: Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid. We worden in Zijn koninklijke bediening zo overwonnen, dat we van harte begeren Zijn voetstappen te drukken en Hem te volgen, waar Hij ook heengaat.

Er zou veel meer van te zeggen zijn, maar ik heb u enkele lijnen willen geven van de functionering van de Christus in het hart van zondaren in elk van de drie stukken.
Daarin vindt u dan de kenmerken van het nieuwe leven.
Zou de kenmerkenprediking dan op gespannen voet met de prediking van Christus staan? Zeker niet.
Als we zo de kenmerken prediken, dan is dat niet anders van de prediking van Christus. Zo leeft Christus nu in de harten van de Zijnen.
Dan zal de prediking ook geen rust kunnen geven buiten Christus, maar juist uitdrijven naar Hem.

U zult begrijpen dat het werk van Christus in zijn drievoudige ambt in het hart van Zijn kinderen zich al meer verdiept.
Daar hebt u dan de geloofsoefeningen.
We kunnen de geloofsoefeningen samenvatten met de woorden van Johannes de Doper:
“Hij moet wassen, maar ik minder worden” (Joh.3:30).
Dan is het niet erg als wij minder worden, een al groter zondaar worden in onszelf, al meer verstaan dat wij midden in de dood liggen, als Christus dan maar meer mag worden in ons leven, als Hij dan maar alles mag worden.
Het enige Fundament van ons leven. De enige Grond van onze hoop. De grote Inhoud van onze wederliefde.
Zo zal het al meer worden verstaan, wat Paulus zegt in Kolossenzen 3: “Christus is alles!”
(wordt vervolgd)

Zeist [align=right]ds. J.J. van Eckeveld [/align]
Plaats reactie