Bert Mulder schreef:
Toch spreekt het een het ander niet tegen, Klavier. Als je er een aanbod van maakt, waar het op de mens aankomt om de eerste stap te nemen, de mens die nog in de doodstaat is, dan is die mens totaal ongelukkig, want dan kun je het je wel inzien dat je dan een ongelukkige hebt die het misschien nog wel zou willen, maar niet kunnen, want daar is wel eerst de levendmaking voor nodig.
Het aanbod wordt alleen als aanbod gezien door mensen die daar geopende ogen voor hebben gekregen, Bert.
Het aanbod zelf is niet afhankelijk van de mens. Niet afhankelijk van het ongeloof. Het aanbod van genade in Christus is de kern van het evangelie. Dat is waarom het evangelie een blijde boodschap wordt genoemd. Vrije genade, of een zondaar dat nu wil of niet. Of een zondaar gelooft of niet.
Alleen de wedergeboorte maakt dat een van nature dode zondaar ogen krijgt voor Gods genade en ogen krijgt voor de eigen ellende die enkel nog van genade kan leven. Een mens in de doodstaat heeft geen honger naar genade, laat staan behoefte aan een aanbieding van genade in Christus. Het aanbod afhankelijk maken van de mens is inderdaad Arminiaans, maar dat komt omdat je het geloof in Christus loskoppelt van de aanbieding. Dat geloof, gewerkt door de Heilige Geest moet je erbij houden, net als de reformatoren geloof en wedergeboorte bijelkaar hielden.
Als je dat uit elkaar trekt en aanbieding van genade in Christus als een aanbod leert dan zonder geloof kan worden aangenomen, dan heb je een aanbieding van genade dat nooit zal worden herkent als genade. Want welke dode zondaar heeft oog voor genade?
Daar is de dode zondaar te hoogmoedig voor.
Daarom stel ik: Wie honger heeft, die kome. Zonder eerst in een persoonlijke wedergeboorte te hoeven geloven. Zonder eerst in particuliere uitverkiezing te hoeven geloven. Het geloof dat roept om Christus is voldoende om tot Hem te komen.
Het aannemen van Christus kan niet door dode zondaars. Dat gebeurt ook niet. Wie Hem als Zaligmaker nodig heeft vanwege de zonden en ongeloof, is alrede wedergeboren. Voor anderen is er inderdaad geen genade. Maar die anderen zien dat ook niet en willen dat ook niet zien. De vruchten op de prediking maken de verkiezing openbaar. Dat punt mis ik in jouw visie, Bert. Het Werk van de Heilige Geest onder de verkondiging van het evangelie. Als Woord en Geest zich paren worden nieuwe mensen geboren die God zoeken en Christus aannemen als hun Zaligmaker.
De aanbieding van het heil in Christus door het geloof en de uitverkiezing moet je niet met elkaar verwarren.
Geloof en wedergeboorte bij elkaar houden!
Wie in geloof ogen krijgt voor de aanbieding van genade
in Christus en daarmee gelooft in de Zaligmaker als volkomen Zaligmaker, hoeft zich echt niet eerst blind te staren in vooral kennen van een geloof van wedergeboren te zijn en uitverkoren te zijn. Daarmee worden mensen naar zichzelf verwezen in plaats van naar de Zaligmaker. Daarmee moeten mensen eerst in zichzelf iets van vruchten van wedergeboorte en uitverkiezing gaan zoeken.
Dat is tevergeefs! Want wat moet een mens met wedergeboorte en uitverkiezing nog met een Zaligmaker? Alleen zondaren zonder geloof, zonder wedergeboorte, zonder uitverkoren te zijn, die arm zijn in zichzelf, zonder enige eigen gerechtigheid, zonder vroomheid, zonder bevinding. Ja, helemaal afgesneden. Voor die zondaar is het evangelie niets anders dan een aanbieding van genade. Geloof in Christus is genoeg; Nee het is alles! Een geloof in eigen wedergeboorte of particuliere verkiezing is geen waar zaligmakend geloof. Echter wel een voortvloeisel uit het geloof in Christus. Als er geen aanbod van genade in Christus door het geloof zou zijn, dan is de toegang tot Christus door het geloof zelf afgesloten. Dat wordt elke zondaar die aan zijn zonden ontdekt is en een Zaligmaker nodig heeft eerst opzichzelf geworpen ter ontdekking van wedergeboorte alvorens te mogen weten dat de teksten voor de gelovigen en uitverkorenen voor hem of haar persoonlijk mogen worden toegepast. Dan wordt een zondaar gevraagd om vruchten van wedergeboorte te tonen voordat een geloof Christus mag eigenen als persoonlijke Zaligmaker. En de reformatie leert ons nu precies dat die vruchten van wedergeboorte enkel kunnen komen NADAT een zondaar tot Christus is gevlucht. Een aanbod van genade voor gelovigen, hoe klein ook, hoe onmogelijk het ook is om wedergeboorte te durven zien in zichzelf, is toch voldoende om te mogen pleiten op de tekst uit Op.3. Daarom durf ik ook te zeggen, met de diverse predikanten uit de (nadere)reformatie en de GG, waarvan ik lid ben, dat onderstaande tekst ook voor de onwedergeborene in eigen beleving tot bemoediging mag worden gepredikt:
Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.
Wie dit woord gelooft, mag met deze tekst tot de Heere gaan en Hem op Zijn Eigen woord wijzen en erop pleiten: "Ja Heere, Ik hoor Uw stem!"
En ik ben ervan overtuigd dat dode zondaren dat niet kunnen. Alleen weten ze dat op dat moment niet. Op het moment van strijd is er maar één nood: "Geef mij Jezus of ik sterf!"
Zou je die zondaar om de oren willen slaan met een boodschap: Ja, maar er moet eerst nog wat gebeuren hoor!?
Kortom: Als de Heere in Zijn Woord genade belooft aan zijn gemeente en de heidenen, wie zijn wij om dat te beknotten door op voorhand de uitverkiezing, als verborgen raad van God, te verbinden met het geopenbaarde Woord van God in de vorm van het Evangelie? De uitkomst van de uitverkiezing hoort enkel en alleen als troost en versterking voor de gelovigen geleerd te worden en als grond voor het kunnen zalig worden van zondaars.
Gebruik het nooit om mensen van de Zaligmaker weg te houden. Want er is geen mens die geen zondaar is. Dan moeten we juist leren dat elk mens een Zaligmaker nodig heeft. Een Zaligmaker die een algenoegzame verzoening heeft teweeg gebracht.
Wie dorst heeft die kome
Dat staat voorop. Wie niet komt, mag nog steeds bij herhaling dit woord gepredikt worden. Wie volhard in ongeloof, die sluit zichzelf uit van de genade. En dat ligt niet aan de genade, en niet aan de gewilligheid van de Zaligmaker. De verwerping als keerzijde die dan blijkt is volgens de DL niet voor niets eigen schuld.
wanneer de Bijbel over de hele gemeente, of over de Kerk, of over Israel spreekt, wordt dat nooit iedereen, hoofd voor hoofd, bedoeld. Maar het wezen is altijd alleen de uitverkorenen
Dit wijs ik van de hand. Daar waar het expliciet genoemd wordt, is het vanzelfsprekend om het zo te laten staan.
Echter, daar waar het de gemeente betreft loop je vast in de de arminiaanse dwaling van afval der heiligen.
De Heere waarschuwt de gemeente en Israel zo vaak voor Zijn slaande hand en de straf op de zonden. Ezau was ook onderdeel van de gemeente van Israel. Zie Hebr. 12:
Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal; Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve velen ontreinigd worden. Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf.
Hier wordt ook de gemeente toegesproken met een verwijzing naar Ezau. Er zijn Ezau's in de gemeente, de gemeente die God aanspreekt als uitverkorenen, kijk maar aan het begin van Hebr.12:
Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God.
Bert, ik denk dat de visies dicht bij elkaar liggen, maar dat over en weer de terminologie verkeerd wordt ingeschat. Het aanbod van genade, zoals wordt voorgestaan de gereformeerde gezindte hier in Nederland, is een aanbod van genade in geloof, als een vrucht van de wedergeboorte en verkiezing. Het aanbod van genade wordt nooit los gezien van geloof (Opdat een ieder die
gelooft) en daarmee ook niet los van de uitverkiezing. Waar het verschil van inzicht in zit, althans, als ik het goed zie, is de wijze waarop het evangelie als middel ter roeping van de uitverkorenen dient.
De acta van de Dordtse synode wijzen op het geloof als kenmerk van de roeping. Geloof dat zich vastklemt aan Christus.
Dus niet eerst iets daarvoor. Het 'iets daarvoor' valt samen met het vastklemmen aan Christus, zijnde de wedergeboorte dat de roeping doet verstaan.
Of het geloof en de volharding des geloofs, gehoorzaamheid, enz. conditiën zijn, te voren vereischt in 't verkiezen en voorgaande, of hoedanigheden, van God in de verkiezing aangemerkt, gelijk de Utrechtsche Remonstranten spreken op het eerste en tweede Artikel.
Tegenoverstaande tegenstelling.
Het welbehagen Gods alleen, en zijn voornemen, gefondeerd in zijne onverdiende liefde en barmhartigheid, is de oorzaak der verkiezing, zoo tot de zaligheid, als tot middelen daartoe leidende.
Matth. 11: 26, Ja, Vader! het heeft U alzoo behaagd; Luk. 12: 32, Vreest niet, gij klein kuddeken, want het heeft den Vader behaagd u het rijk te geven; Rom. 9: 11, Opdat het voornemen naar de verkiezing vast zoude blijven, Rom. 11: 5; Ef. 1: 5; Hij heeft ons gepraedestineerd naar het voornemen zijns wils, en vers 11, Hij heeft ons gepraedestineerd naar zijn voornemen, die alles werkt naar den raad zijns wils; Deut. 7: 7, 8. Niet dat gij meerder in getal waart dan andere volkeren, heeft u God uitverkoren, maar omdat de Heere u lief heeft. God heeft Jakob verkoren naar zijn welbehagen, Rom. 9, Als zij noch goed noch kwaad gedaan hadden. Dan ook andere.
Wanneer wij verkoren worden, zoo zijn wij kinderen des toorns, in de zonden dood, vijanden Gods; ziet Rom. 3. Derhalve, niet uit het voorgezien geloof, of uit eenige andere kwaliteit worden wij verkoren tot het leven. Noch de bekentenis der zonden, boetvaardigheid, nederigheid, enz. zijn voorvereischte conditiën van 't besluit der verkiezing tot het geloof.
Derhalve die voorvereischte conditiën der Remonstranten; als droomen van menschen hersenen; verwerpen wij teneenenmaal. De redenen zijn deze:
1. Omdat God in den mensch niets goeds heeft voorzien, dat Hij niet te voren besloten heeft in hem te werken. Derhalve, Hij heeft eerst verkoren, daarna heeft Hij besloten in zijne uitverkorenen iets goeds te werken.
2. Omdat aldus het voornemen, de raad en het welbehagen Gods ten eenenmaal zouden weggenomen worden; want indien de verkiezing is uit het voorgezien geloof, zoo blijft het voornemen Gods niet vast, uit den roepende; maar het blijft vast uit den roepende, dat is, uit het eenig welbehagen des roependen. Derhalve: niet uit het voorgezien geloof.
3. Want alzoo zoude God zich niet mogen ontfermen over wien Hij wilde, maar over die gelooven en volharden zouden.
4. Want alzoo zoude God niet wezen een gansch vrijelijk werkend wezen, en over 't zijne mogen ordineeren 'tgeen Hij wil, als opperste Heere van allen, en zoude Hij die macht over ons niet hebben, die een pottebakker heeft over het leem, 'twelk Paulus uitdrukkelijk betuigt, Rom. 9.
5. Want alzoo zoude de verkiezing hangen van den mensch, in geloof volhardende, en niet van God alleen, en alzoo hetgeen God alleen toekomt, zoude den mensch toegeschreven worden.
6. Omdat God niemand verkiest, waardig zijnde, maar verkiezende waardig maakt, gelijk Augustinus spreekt tegen Juliamus. En worden niet verkoren die gelooven, maar opdat zij zouden gelooven
7. Alzoo komt het beginsel ter zaligheid van dengene, die zalig wordt, niet van dien, die zalig maakt.
8. Alzoo wordt alle zekerheid der verkiezing weggenomen, terwijl de mensch niet zeker kan zijn, of hij in 't geloof tot den einde toe volstandig zal blijven of niet, gelijk zij spreken.
9. In de gansche Schriftuur vindt men gansch niet van zoodanige voorvereischte conditiën. Want zij zegt nergens, dat de verkiezing is uit den geloovende, maar uit den roepende, en uit genade, Rom. 9: 11.
Ik concludeer hieruit dat voor een ieder die gelooft, er een aanbod van genade geleerd mag worden. Een geloof dat zich kenmerkt door dorst naar de wateren des levens en honger naar de gerechtigheid. Jes. 55 is waar voor de verstaanders daarvan.
Verder lees ik hier dat er geen voorwaarden zijn voor het geloof zelf. Het aanbod van genade geldt de kleinste gelovige. Ook de gelovige die de verkiezing nog vast moet maken. Hoe zou dat anders kunnen zonder aanbod van genade?