Hoe raad je het zo. Ik wou het er niet bij zetten omdat je dan bevooroordeeld leest.
Ik vond dit namelijk een heel mooi stukje.
Jij dacht dat ik alleen maar GerGem-dominees lees/beluister?
Nee hoor, ik ben van mening dat je ook kan leren van mensen die totaal andere standpunten hebben.
Hoe raad je het zo. Ik wou het er niet bij zetten omdat je dan bevooroordeeld leest.
Ik vond dit namelijk een heel mooi stukje.
Jij dacht dat ik alleen maar GerGem-dominees lees/beluister?
Nee hoor, ik ben van mening dat je ook kan leren van mensen die totaal andere standpunten hebben.
Tja...........
Kalm aan maar. Bovenstaande geldt ook voor jouw postings.
Hoe raad je het zo. Ik wou het er niet bij zetten omdat je dan bevooroordeeld leest.
Ik vond dit namelijk een heel mooi stukje.
Jij dacht dat ik alleen maar GerGem-dominees lees/beluister?
Nee hoor, ik ben van mening dat je ook kan leren van mensen die totaal andere standpunten hebben.
Hoe raad je het zo. Ik wou het er niet bij zetten omdat je dan bevooroordeeld leest.
Ik vond dit namelijk een heel mooi stukje.
Jij dacht dat ik alleen maar GerGem-dominees lees/beluister?
Nee hoor, ik ben van mening dat je ook kan leren van mensen die totaal andere standpunten hebben.
Dominees kun je noch lezen, noch beluisteren.
Geen leesbare brieven van Christus? Dat zou niet best zijn!
Gijlieden zijt onze brief, geschreven in onze harten, bekend en gelezen van alle mensen;
Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.
refo schreef:Dominees kun je noch lezen, noch beluisteren.
En wat dat beluisteren betreft, heb je volkomen gelijk.
Ik citeer even ds. Huisman in een preek over de 'sleutelen des hemelrijks' (ooit gequote door Pim in een ander topic):
Er zijn mensen die wanneer ze uit de kerk komen, zeggen dat ze die sleutels bewonderd hebben. Hoeveel temeer die sleutels blinken, hoeveel temeer verwondering ze dan hebben voor die sleutels.
Want denk er om, zij komen niet naar de kerk om Gods woord te beluisteren of om een preek te beluisteren. Men zegt dan, ik ben die dominee wezen beluisteren. U komt horen naar het woord van God. Luisteren is wat anders dan beluisteren. Beluisteren wil zeggen, dat u eens uit zal maken of die preek toch wel een rechtzinnige preek is. Nee, dan is van tevoren de vrucht al weg. Zeker u hebt de geesten te beproeven of ze uit God zijn, maar in onderwerping aan het woord van God. Dan alleen zult ge zegen voor uw ziel ervaren, wanneer ge u hier neder zet met een biddend hart en aan de Heere vraagt: Zeg het nu eens, hoor ik er nu bij of niet, ben ik nu ook een kind van U of ben ik geen kind. En indien ik nu ook een kind van U ben, ach Heere, laat dan ook die deur voor mij geopend worden opdat ik met het rechtvaardig volk de poorten mag binnengaan.
Dan moogt ge vrucht verwachten op de bediening van het woord en van de sleutelen des hemelrijks. Geliefden, jong en oud, dat ge hier uw winst mee mocht doen, dat ge van deze plaats nooit zoudt gaan zonderuzelf af te vragen: waar hoor ik nu bij? En als u dan moet zeggen, te behoren tot degenen die buiten zijn, dat het u dan tot een ernstige smeekbede zou uitdrijven. Totdat zij zich bekeren. In elke vraag staat het opnieuw. Het klinkt als een gedurig refrein, totdat zij zich bekeren. De deur is nog open, het is nog geen nacht, de toorn Gods is nog niet ten volle geopenbaard en de verdoemenis is nog niet ten volle over u besloten. Totdat zij zich tot God bekeren. Laat dan jong of oud zijn hart opheffen tot God. Het is nu de wel aangename tijd, de dag der zaligheid. Dat de gelovige, hoe wankel en zwak het geloof ook mag zijn, telkens weer mag luisteren naar de beloften van het evangelie en zo door de kracht des Geestes gesterkt worden, door zich te verlaten op het woord des Heeren.
Laten zij zich verzekerd houden dat, als ze die beloften die in Christus ja en amen zijn, aannemen, God hen proclameert dat Hij geen zonden en overtreding meer ziet.
Maar goed, ook in dat topic concludeerden we, dat iedereen het zegt.
Gods belofte
Als we onderweg zijn en soms niet precies weten waarheen, is het altijd weer goed om ons te herinneren dat God trouw is. Hij houdt zich aan wat Hij belooft, en Hij houdt vast met wie Hij zich verbonden heeft. Heel het leven van David is er een illustratie van. Wat zijn die beloften? Dat Hij bij ons wil wonen! Dat Hij ons leven leidt! Dat Hij ons in donkere dalen niet verlaat! Dat Hij onze zonden vergeeft! Dat Hij zijn Geest aan ons uitdeelt! Dat er in Christus geen veroordeling meer is voor ons! Dat Hij niet loslaat wat zijn hand is begonnen te doen! Trouw is Hij. Eindeloos trouw!
Heer, we danken U voor al uw beloften. En met heel ons hart vertrouwen we erop dat U geen van uw beloften terugneemt.
Weer werd het nacht. Ja, want verdrietig genoeg heeft Abram het visioen van die stralende sterrenhemel niet vast kunnen houden. Het is iedere keer weer mis met zijn geloof, er is veel. wat eraan vreet, en de weg is lang. Maar Abram vertrouwde toch op God? En God rekende hem dat toch tot gerechtigheid? Ja, maar geloof zit niet in een doosje. Het raakt steeds aangevochten. Dan wordt het weer nacht. Dan kan Abram weer van voren af aan beginnen. Weer ligt hij te woelen in zijn tent. “Probeer nu toch wat te slapen,” zegt Sarai. Abram zwijgt. Als hij nu wat zei, zou hij gauw te veel zeggen. Hij zwijgt. Ook in de hemel is het stil. Een overvliegende engel denkt even dat God beter een echte gelovige had kunnen nemen. Niet eentje die zijn dromen voortdurend verliest en onophoudelijk met nieuwe vragen komt aanzetten. Ja, hoor maar, daar heb je hem weer: ‘Heer God, waaraan zal ik wéten dat ik het land beërven zal?’ Abram wil er zo graag een bonnetje van hebben, en geef hem eens ongelijk. Een belofte is mooi, maar het zou wel zo prettig zijn als het zwart op wit stond.’Heer God, waaraan zal ik het weten?’ Ja, ik denk wel dat het allemaal goed komt, u hebt het beloofd en ik geloof u ook, eerlijk waar, ik geloof u, maar zoudt u mij toch niet wat meer vastigheid kunnen geven? Iets op een briefje. Dat kan ik dan ergens opbergen, en dat héb ik dan.’
.
Dit stukje spreekt me wel erg aan. Mooi om te lezen dat zelfs de vader aller gelovigen worstelde met zijn zekerheid en vertrouwen in God.
Zegen: leven
Waar geeft de Heer leven? In zijn woonplaats! Waar woont God? In de tijd van het Oude Testament in de tabernakel en in de tempel. Maar sinds God in Jezus op aarde heeft gewoond, is geen enkele plaats meer heiliger dan de andere. Hij is overal en wil niet meer op concrete plaatsen maar in geest en waarheid aanbeden worden. Daar waar de Heer is geeft Hij zijn zegen. En die zegen is: leven voor altijd, eeuwig leven, echt leven, leven dat zoveel dieper en kostbaarder is dan het aardse leven dat vaak zo aan de oppervlakte blijft. Geniet vandaag van de aanwezigheid van de Heer: leef van zijn zegen!
Heer, dank U dat U overal uw woonplaats hebt en dat we altijd mogen verblijven in uw aanwezigheid. Wil ons zo zegenen met uw leven!
Dank aan de Heere dat, zoals ik gisteren gehoord heb, wenende moeders te Rama nog getroost kunnen worden (Jer. 31).
Dank aan de Heere dat er eindelijk met Jezus een gehoorzame zoon uit Egypte is geroepen, waardoor het nieuwe verbond gestalte heeft gekregen. Dank dat Jezus de kampioen van de kinderen wil zijn (aalders).
Ik bid of Hij ons allen tot Zijn kinderen wil maken: bekeer ons zo zullen wij bekeerd zijn.
Tot het allaar zal hij niet naderen, want hij heeft een lichaamsgebrek. Leviticus 21 :23.
Toen een arts op een diaconale vergadering cen lezing hield over de gehandicapte mens, citeerde hij Leviticus 21:16-20 met de opmerking, dat wij vanuit onze huidige gedachtengang deze voorschriften ten enenmale niet meer kunnen begrijpen. Het klinkt zo heidens: een priesterzoon met een lichaamsgebrek telt als priester niet mee. In Sparta werd een misvormde baby eenvoudigweg verdronken of te vondeling gelegd of aan de wilde dieren prijsgegeven. Hoe kan de God van Israël zo spartaans zijn tegenover invaliden? Er worden hier twaalf gevallen opgesomd. Later hebben de rabbijnen een lijst van 142 lichaamsgebreken opgesteld. Wij zouden die lijst tegenwoordig nog wel langer kunnen maken. De hier genoemde voorbeelden zijn: een blinde, een verlamde, iemand met mismaakt gelaat (dit woord wijst op een splitneus met overeenkornstige misvorming van het gehemelte, waardoor cen misvorming van de stem ontstond), iemand met te lange leden (zoals de afstammeling van Rafa uit 2 Samuël 21:20, die zes vingers aart zijn handen en zes tenen aart zijn voeten had: vier en twintig bij elkaar), iemand die een breuk aan been of arm heeft (bij de toenmalige stand van de geneeskunde bleef een gebroken arm of been gewoonlijk krom), een bultenaar, een uitgeteerde (hier staat hetzelfde woord als bij de magere koeien van de Farao; sommige uitleggers denken hierbij aan een vermagerde, andere aan een teringlijder, weer andere aan een dwerg), iemand die een vlek op zijn oog heeft, iemand die uitslag of huidziekte heeft, en iemand die geschonden is aan de geslachtsdelen (hier wordt een aandoening van de teelballen of misschien alleen maar een liesbreuk bedoeld). Het is een trieste lijst. Twaalf ongelukken en geen enkel ambt. In de optocht van de twaalf stammen trok ook deze stoet van twaalf soorten invaliden mee. En daarachter zien wij een eindeloze rij van mensen met de ziekte van Parkinson, met trillende handen en trillende hoofden, met maskers inplaats van gezichten, kinderen met een athetose, die de meest afsehuwelijke grimassen maken, verlamden in een rolstoel van wie een deel van het lichaam geen warnite en geen kou en geen aanraking meer kan voelen. Als een holle kies ons al iets doet, wat moet zó'n lijden dan niet uitrichten in de ziel van een mens!
Wanneer een priester een gebrekkig kind krecg, moest hij het weghouden van het altaar.Kai Munk heeft gezegd dat een onvolwaardig kind het op een na zwaarste kruis is, dat een mens torsen kan. Waarom maakte God die last dan nog dubbel zwaar voor de priesters?
Wij moeten dóórlezen: al die gebrekkigen mochten meeëten van de offers, zowel van het allerheiligste als van het heilige. Zij werden niet buitengesloten. Zij bleven meetellen als leden van het gezin van een priester. Zij mochten alleen niet naderen om te offeren, omdat het lichaam. van de offeraar moest uitbeelden dat hij bij de levende God in dienst was, zoals er ook aan het offerdier zelf geen enkeI gebrek mocht zijn. Het offer moest naar Christus wijzen, de volmaakte Priester, het vIekkeloos Lam. Maar het feestmaal daarna , dat was óók voor de invaliden. AI konden zij geen priesterdienst verrichten, profeteren konden zij wel. Alleen al door mee te eten, profeteerden zij van het bruiloftsmaal waarvoor de Koning de lammen en kreupelen zou uitnodigen, omdat de gezonde mensen het te druk hadden met hun zaken.
De woorden van Jeremia, de zoon van Hilkia, uit het priestergeslacht te Anathoth ... Jeremia 1 : 1.
Als Jeremia de zoon van een priester was, waarom is hij dan zelf geen priester geworden?
lk denk aan Lev. 21:23: elke priesterzoon werd priester, behalve als hij invalide was. We kunnen het niet bewijzen, maar het is mogelijk dat Jeremia een of ander lichaamsgebrek heeft gehad en daarom geen priesterlijke handelingen heeft mogen verrichten. Als wij de lijst van gebrekkigen nagaan, zijn er zelfs voor een man als Jeremia verschillende mogelijkheden. Hij kan niet totaal verlamd zijn geweest, maar hij kan wel een witte vIek op zijn oog hebben gehad.
Als God ons niet kan gebruiken voor het priesterschap, kan Hij een profeet van ons maken. Niet elk gebrek is een gebrek. Een vIek op een oog kan een zegen zijn.
Als God aan de ene kant een deur voor ons sluit, zet Hij aan de andere kant een raam wijd open.
Als wij gestuit worden in onze plannen, heeft God een ander plan met ons. Als wij beknot worden in onze mogelijkheden, wil Hij heel andere mogelijkheden in ons aanboren. Wij begrijpen die arts, die Leviticus 21 onverteerbaar vond; maar hij vergat Jeremia.
Wie niet mag naderen om te offeren, kan vertrekken om te prediken. Vele priesters zijn nooit zó priesterlijk bezig geweest als Jeremia die geen priester werd. Hij heeft geen klaagliederen over zichzelf gezongen. Hij treurde over de invaliditeit van Jeruzalem. Hij zag de dochter Sions als blind en verlamd, uitgeteerd en gebroken. Hij was priesterlijk bewogen over zijn volk. Hij offerde zijn tranen. Hij droeg zijn liederen aan de Here op. Hij liet zich uitlachen. Wellicht hebben ze ook met zijn gebrek gespot.
Wij weten niet of de doorn in Paulus' vlees een lichamelijke kwaal is geweest. Maar wij mogen bij de wet van Leviticus 21 wel aan Gods antwoord denken: Mijn genade is u genoeg. Ook voor een priester met mismaakt gelaat was Gods genade genoeg. En nu
de volmaakte Priester zijn offer heeft gebracht, mogen ook de gehandicapten naderen tot het altaar.
Ik zie heel die optocht van 142 soorten invaliden, op krukken en in rolstoelen, dwergen en reuzen, op weg gaan naar Golgotha. Nu mag ook een bultenaar op de preekstoel staan. Nu mag een vrouw met een arm in het gips deelnemen aan het avondmaal. Nu mag een man met een gespleten gehemelte drinken uit de beker der dankzegging. Mensen als de magere koeien uit Farao's droom zingen het heilig Godslam toe: Gij doet ons tot de Vader treden als koningen en priesters! lemand met "te lange leden" mag een lid van Christus' lichaam zijn. Er hangt geen gordijn meer tussen het hospitaal en het allerheiligste. Zelfs voor een blinde niet. Het voorhangsel is niet voor niets gescheurd. Het hing er destijds al om eemnaal te scheuren. Nu zijn wij allen uit een priestergeslacht!
Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt.
Wat voor me ligt
Christenen zijn mensen die op de toekomst zijn gericht. Want in het christelijke leven mogen we deel krijgen aan wat op ons toekomt vanuit de volmaakte toekomst. We hebben de Geest als voorschot ontvangen van het volmaakte wat ons te wachten staat. Nu is het nog niet zover: we mogen ons niet inbeelden dat we het al hebben bereikt. Maar ook mogen we niet steeds achterom kijken en op basis van onze ervaringen (die vaak teleurstellend zijn) ons verwachtingspatroon bijstellen. Laten we daarom met Paulus gericht zijn op wat voor ons ligt: de verrassingen die de Geest nog voor ons in petto heeft!
Heer Jezus, leer me om toekomstgericht te zijn en veel te verwachten van wat U door uw Geest gaat geven, nu al, en straks in volmaaktheid.
Mijn doel
Het is goed om regelmatig te overwegen welke doelen we in ons leven najagen. De kans is namelijk groot dat we meegesleept worden door wat op aarde belangrijk is: een opleiding afronden, een gelukkig huwelijk hebben, verder komen op je werk, goed zorgen voor je kinderen en ga zo maar door. Op zich zijn al die doelen niet verkeerd (integendeel), maar als ze niet gedragen en omgeven worden door het ene doel waarvoor we gemaakt zijn, gaat het toch nog mis. Daarom is Paulus ons zeer behulpzaam als hij het nog een keer voor ons onder woorden brengt: mijn ene doel is de hemelse prijs, dat is: verbonden zijn met Christus. Rond dat ene levensdoel vallen alle andere doelen op hun plek.
Heer, wil u me leren om net als Paulus steeds recht op het ene hemelse doel af te gaan: Christus kennen.
Ons burgerrecht in de hemel
Als we uitzien naar de komst van onze redder en Heer, Jezus Christus, dan houdt dat in dat we nu al burgers zijn van een ander koninkrijk: het rijk van de hemel. Dat kan een zekere spanning met zich meebrengen in ons leven, als we merken dat we vaak nog erg vast zitten aan wat hier op aarde belangrijk is: werk, inkomen, relaties, waardering, zekerheid. In het leven in het koninkrijk van Christus heeft dat allemaal een andere waarde gekregen: we mogen er los van komen, en al onze zekerheid alleen nog in de hemel zoeken. Dat is elke dag weer een opgave: geen schatten op aarde maar in de hemel verzamelen. Maar het kan, als Jezus onze grootste schat is, ook nu al.
Heer, ik wil steeds meer beseffen dat ik al een burger van de hemel mag zijn. Leer me het ook daadwerkelijk te zijn en hier op aarde geen schatten te verzamelen.