Zonderling schreef:
Klavier, ik heb dit onderscheid meermalen aangegeven in onze discussie. Alleen ik noem dit het besluit van de verkiezing (en niet rechtvaardigmaking van eeuwigheid). Waarom zou ik dat elke keer moeten herhalen? Hoe we het noemen maakt voor mij wel degelijk verschil.
Ik krijg de indruk dat je iets bestrijd wat ik nooit gesteld heb.
Vanaf mijn eerste post over dit onderwerp heb ik het Besluit van de rechtvaardigmaking genoemd en de uitvoering daarvan.
Desondanks maak jij het onderscheid niet en bestrijd je dat beeld dat je kennelijk al eerder had en kom je met een verhaal dat niet anders is dan ik probeer uiteen te zetten.
Kijk mijn allereerste posts over dit onderwerp eens na.
Dat begrijp ik dus niet. Volgens mij heeft dit niet direct iets met punt 1 te maken. Ik kan niet geloven dat met "hetgeen wij in Christus hebben" bedoeld is de verkiezing of een rechtvaardigmaking vóór het geloof. Hoe zou een ongelovige dat zonder het geloof kunnen weten? Met de verkiezing hebben we niets te maken totdat we tot geloof gekomen zijn.
Jij gaf aan geen enkele vorm van rechtvaardiging voor het geloof te willen gebruiken in dogmatische zin. Dan stel je ook dat het besluit tot rechtvaardigmaking niet in een dogmatisch kader past. En dan kom je op dit punt tot een andere interpretatie met 'in Christus hebben'.
Wat betreft de zinsnede uit het doopformulier: Dit is geen aanspraak maken op de uitverkiezing. Het formulier zegt voorafgaande aan de geciteerde woorden, in dezelfde zin:
zo verzekerd ons de Heilige Geest door dit Heilig Sacrament, dat Hij bij ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil
Dit gaat over de geopenbaarde wil van God, over de wil van Hem dat kinderen van het Verbond zalig worden.
Het verzekert ons van het bestaan van de uitverkiezing. En daarmee van het besluit tot rechtvaardigmaking. Het gaat hier om een belofte van rechtvaardigmaking. Een verwijzing naar de vervulling van de belofte. De doop betekent het Bloed van Christus. Dat is grond van de rechtvaardigmaking.
3. Je gebruikt opnieuw de termen "rechtvaardiging vóór het geloof" en "rechtvaardiging van eeuwigheid". Dáár verzet ik mij tegen. Zo spraken de Reformatoren niet, zo sprak men niet tijdens de Dordtse Synode, zo spreken onze belijdenisgeschriften niet, zo spreekt de Schrift niet.
Je kunt kennelijk niet loskomen van de termen. De betekenis is niet anders dan jijzelf aangaf in andere bewoordingen.
Mijn oproep was om te blijven bij de eenvoudiger spreekwijze van de Schrift en onze belijdenisgeschriften.
Oftewel, elke uitleggend dogmatisch geschrift wijs je af?
Op basis waarvan stel je een grens?
Ik haalde al eerder de teksten uit Hebr 10 en 2 Tim 1 aan.
Daar ligt de inhoud. Dat daar een benaming voor wordt gegeven in de dogmatiek lijkt met geen enkel probleem.
We gaan toch niet moeilijk doen om alleen een 'werknaam'? Het gaat hier om dogmatiek, een leersysteem. Overschat je de dogmatiek niet op deze wijze?
De dogmatiek is inderdaad soms verder ontwikkeld dan onze belijdenisgeschriften. Maar wanneer de rechtvaardigmaking door het geloof alléén, in later tijd is ontwikkeld tot een viervoudige rechtvaardigmaking (Comrie), waar binnen de Gereformeerde Gezindte nog diverse varianten op bestaan, dan mag je je afvragen wat er nog over is van de oorspronkelijke leer van de rechtvaardigmaking. Van der Groe in zijn tijd had reeds grote bezwaren tegen de wijze waarop de leer van de rechtvaardigmaking (door o.a. Comrie) werd uiteengezet. Hij noemt o.a. tien bezwaren tegen de leer van een rechtvaardigmaking vóór het geloof. Ik denk dat zijn bezwaren zeer terecht en nog steeds behartenswaardig zijn.
Zonderling, volgens mij haal je praktijk van de prediking en de dogmatiek door elkaar. De dogmatiek is een systeem om de leer in een menselijk gedachtenkader te plaatsen. Zo moet je het dan ook behandelen en niet als handboek voor de prediking. Als je het laatste doet gaat het inderdaad fout.
Wat betreft Comrie en Van der Groe: Die worden mijns inziens vaak ten onrechte tegen elkaar gezet. De geschiedenis laat een ander beeld zien. Van der Groe en Comrie waren eerder medestander dan tegenstander.
Comrie heeft welliswaar in filosofisch-dogmatische verhandelingen verregaande lijnen getrokken, maar geen enkele preek heeft daaronder geleden. Leg zijn preken eens naast die van Van der Groe, dan zie je geen verschil. Lees Comrie's dogmatische werken naast zijn preken, en interpreteer ze vanuit zijn praktijk, dan wordt het beeld heel anders.
Een citaat Comrie dat duidelijk genoeg is:
want wij moeten de verkiezing van achteren opmaken uit de kenmerken van genade, gelijk de apostel vermaant, om zijn verkiezing vast te maken. Het voorwerp is niet, dat iemand in Christus' dood gerechtvaardigd is, gelijk de Antinomianen in Engeland, en de Hebreeën en andere snode dwaalgeesten hier te
lande geloven; want Gods Woord stelt dit nooit voor als een zaak, die men tot rechtvaardiging geloven moet. Maar door allerhande soort van uitdrukkingen wordt het geloof beschreven als een daad die Jezus aangrijpt of omhelst, om door Hem gerechtvaardigd te worden.
Of deze uitwerking naar de Schrift is en de belijdenis, is voor mij de vraag. We zijn verder weg (de verkeerde kant op) dan je denkt.
Jammer dat je het zo stelt. Ik denk daar je vooral een verkeerd beeld bestrijdt. Je legt Comrie iets in de mond, dat mijns inziens niet zo bedoelt is. Dat het gevaar aanwezig is zoals jij aangeeft, ben ik met je eens. Maar dat gevaar is geen praktijk bij Comrie en het boek dat ik heb nageslagen. Zowel Comrie als de auteur van 'Leerboek' stellen beide heel duidelijk: Geen rechtvaardig
making zonder geloof.
Geen rechtvaardig
making voor het geloof.
Wel het besluit tot rechtvaardig
making voor het geloof.
Zoals je zelf ook aangaf.