Ik vind het verschil tussen twee en drieverbonden geen semantische kwestie maar wel degelijk een theologisch inhoudelijk verschil.DDD schreef: ↑Gisteren, 20:04Het spijt mij bijzonder, maar wat ik zeg, is nu precies wat in de vijfde uitspraak staat. Je moet de eerste uitspraak niet lezen zonder de vijfde. Daarom is die hele discussie tussen twee of drie verbonden ook in hoge mate een semantische kwestie.huisman schreef: ↑Gisteren, 09:20Zoals jij de verbondsleer en de uitspraken van 1931 interpreteert zou ik er als drieverbonder er nog achter kunnen staan. Toch denk ik dat jij te weinig recht doet aan uitspraak 1 en 5 van 1931.DDD schreef: ↑Gisteren, 08:08Daar is geen verschil in. Zelfs taalkundig maakt dat geen verschil, voor zover ik kan beoordelen. Waar kan ik over dat verschil lezen? Maar volgens de leer van de Gereformeerde Gemeenten zijn er inderdaad twee soorten kinderen binnen de bediening van het genadeverbond. Wat het verschil zou zijn tussen een uitwendig verbond en een openbaringsvorm van het verbond, kan ik nog niet goed volgen.MNB schreef: Mijn vraag was of Vrouwke bedoelt dat er twee soorten kinderen 'binnen het genadeverbond' of 'onder de bediening van het genadeverbond' zijn. Dat is een wezenlijk verschil, zeker met inachtneming dat er maar van één genadeverbond sprake is, en altijd is verworpen dat er een uitwendig en een inwendig verbond is.
Het is een klein accentverschil. Als je spreekt over een bediening, dan kun je het standpunt verdedigen dat het wel zo lijkt aan de buitenkant, maar dat God het niet echt meent, het is maar buitenkant. Ik geloof niet dat de meerderheid van degenen die tot de leeruitspraken 1931 kwamen, het zo zag, maar de formulering laat het misschien wat teveel open. Ook door het wat wonderlijke woordgebruik 'bediening'.
En heb jij een bron bij het vetgedrukte?
Dat er dominees zijn die de indruk wekken dat God een soort nepaanbod doet, uiteindelijk ten bate van de mensen die God uitkoos, maar voor de anderen zonder wezenlijke inhoud, is gewoon nooit een hoofdstroom geweest in de GG. Ook toen niet. Dat kun je toch gewoon afleiden uit literatuur. Verder was ik er niet bij, dus het is maar een indruk. Maar je kunt het ook uit de tekst afleiden. Hoe zou men anders in de laatste uitspraak hebben kunnen spreken over 'ernstige aanbieding van de verbondsweldaden in het Evangelie'?
Dat behoort geloof ik zelfs nog ook officieel tot de leer van de GGiN, al heb ik niet het idee dat daar de verbondsweldaden ernstig aan alle luisteraars worden aangeboden.
Uitspraak 6 heb ik mij altijd over verbaast. Het gaat daar over het groter worden van de verantwoordelijkheid van elk mens maar niet over de weldaden die voortvloeien uit het ernstig aanbieden van Christus en de verbondsweldaden zoals bv staat in D.L. 3/4 paragraaf 8. Het is een ‘negatief’ ingestoken uitspraak als je begrijpt wat ik bedoel.
Verder lees ik met enige regelmaat meditaties van GGiN predikanten en kom daar meer ‘aanbieding’ in tegen dan in preken van ‘rechterkant’ GG predikanten.