Gelezen (geloofsopbouwend)

[FlyingEagle]

Prachtig boek waar je dit uit hebt gehaald!
Alleen was Ryle geen dominee, maar bisschop

Zie topic 'Kleine ergernissen'

J.C. Philpot heeft wat moeite om te veranderen denk ik

Sorry offtopic

[J.C. Philpot]

Prachtig boek waar je dit uit hebt gehaald!
Alleen was Ryle geen dominee, maar bisschop

Ik heb het hier vandaan, en door ChatGPT laten vertalen:
https://www.gracegems.org/Ryle/assurance.htm

J.C. Philpot heeft wat moeite om te veranderen denk ik

Autistische trekjes zijn mij niet vreemd

[Mannetje]

Het komt uit het boek "Heiligmaking", ik heb het juist van de week gelezen.

[Herman]

Prachtig boek waar je dit uit hebt gehaald!
Alleen was Ryle geen dominee, maar bisschop

Een paar titels/functies. Je hebt ze voor het uitkiezen.
1841 curate
1869 dean
1872 canon
1873 preacher
1880 bishop
1880 doctor of divinity

[Bertiel]

welk boek is het?
Ik vind Ryle altijd heel duidelijk, bijbels en leerzaam

[Mannetje]

welk boek is het?
Ik vind Ryle altijd heel duidelijk, bijbels en leerzaam

Het komt uit het boek "Heiligmaking", ik heb het juist van de week gelezen.

[Bertiel]

ik las het later, dank je wel

[J.C. Philpot]

Wordt gij niet ontmoedigd als gij bedenkt hoe onwaardig gij geleefd hebt? Hoezeer uw hart geneigd was tot de ijdelheid dezer wereld, hoe vaak gij u hebt laten meeslepen door bijbedoelingen en vleselijke hartstochten? Hoe dikwijls heeft uw hart zich tegen God verheven, zijt gij van Jezus afgedwaald, en hebt gij Zijn liefde en Zijn zaak onteerd? En als gij u uw vroegere Avondmaalsgang herinnert, uw beloften daarbij en de vreugde die uw ziel toen vervulde, wordt dan uw hart niet overstelpt met droefheid? Wordt gij niet gekweld door vrees dat gij in uw Avondmaalsgang eerder een vloek hebt ontvangen dan een zegen, en de levensfontein hebt veranderd in een stroom van bitterheid en dood?

Bevende gelovige, vlied niet van voor Zijn aangezicht! Weigert niet tot Hem te naderen! Maar haast u, ja, haast u tot de omhelzing van diezelfde Jezus, Dien gij zo wreed hebt onteerd. Laat u bedekken met het dierbaar bloed, hetwelk gij met uw zonden vertrapt hebt. Stort uw bekommernissen uit voor het hart van Hem, Wiens liefde gij zo weinig hebt beantwoord, en bij Wien uw tranen van berouw nog altijd welkom zijn. Er is geen andere weg: neemt uw toevlucht tot Jezus. Moge Hij opzien tot uw berouw, uw tranen drogen en u genade schenken, opdat gij niet meer tegen Hem zondigt!

Verhef uw stem en roep tot Hem: "O HEERE, kastijd mij niet in Uw toorn en straf mij niet in Uw grimmigheid. O HEERE, ik ben niet waardig de minste van Uw weldaden, maar verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij. Geef mij de vreugde van Uw heil wederom!" En zegt: "Ik zal tot Jezus gaan, al rijzen mijn zonden op als een berg. Ik ken Zijn hof; ik zal ingaan, wat mij ook mocht hinderen.

Ds. I. Spencer

[J.C. Philpot]

De eenvoud van het Geloof

Ik hield mijn gewone wekelijkse lezing in de avond, toen men mij met grote haast liet roepen, om een vrouw te bezoeken, die naar men zei stervende was, en die mij zeer verlangde te zien. Ik sloot de dienst zo spoedig mogelijk af en begaf mij terstond naar haar huis. Zij was een lid van mijn gemeente, die ik reeds vele jaren zeer wel kende, en met wie ik vertrouwd was sinds de eerste indrukken van ernst in haar ziel, voordat zij een belijdend lidmaat werd. Toen ik de kamer binnentrad waar zij lag, vond ik haar omringd door vrienden, die zich verzameld hadden om haar te zien sterven. Mij een weg banende door de menigte, naderde ik haar sponde en vond haar schijnbaar in de laatste doodsangsten. Zij lag opgericht in haar bed, snakte naar adem, bijna verstikt door de astma; en het gehele bed beefde vanwege de hevige hartkloppingen, die haar ganselijk schenen te verteren. Het scheen mij toe, dat zij geen kwartieruur meer zou leven. Ik sprak tot haar en zeide:

“Mevrouw M., gij zijt zeer ziek?”
“Ja,” sprak zij, “ik sterf.”
“En zijt gij bereid om te sterven?”
Zij hief haar ogen op naar mij, met een ernstige en vaste blik, en antwoordde, sprekende met grote moeite:
“Mijnheer, God weet—ik heb Hem—op Zijn woord genomen.—en—ik ben niet bevreesd—te sterven.”

Het was een nieuwe omschrijving van het geloof. “Ik heb Hem op Zijn woord genomen.” Terstond trof het mij als een triomf des geloofs. “God weet, ik heb Hem op Zijn woord genomen, en ik ben niet bevreesd te sterven.” Het was juist hetgeen zij behoorde te zeggen. Vele malen heb ik mij afgevraagd, wat zij anders had kunnen spreken, dat zo veel had uitgedrukt in zo weinig woorden.

Ik bad gedurende vier minuten aan haar bedzijde, sprak tot haar enige woorden Gods en was op het punt haar voor een ogenblik over te laten aan haar vrienden, die zij scheen te willen toespreken. Doch zij hield mij bij de hand vast, en met moeite sprekende, terwijl zij naar adem hapte, zeide zij tot mij:

“Ik wilde u zeggen—dat ik—op God—vertrouwen kan—terwijl—ik sterf.—Gij hebt—mij dikwijls gezegd—dat Hij mij niet zou—verlaten.—En nu—vind ik—het waarachtig.—Ik ben in vrede.—Ik sterf—gewillig—en gelukkig.”

Enige minuten later verliet ik haar, haar nog vertroostende met de beloften des Heeren, die ik het meest passend achtte. Doch zij stierf niet. Zij leeft nog. Maar die belijdenis haars geloofs is mij tot grote zegen geweest. Het heeft mij veel geholpen in het prediken en in gesprekken met bekommerde zondaren. Het gaf mij een eenvoudiger begrip van geloof dan ik ooit tevoren had. Het nam alle mist van filosofische bespiegeling en menselijke redenering weg. Het maakte de aard van het geloof helder en verstaanbaar. Iedereen kon het begrijpen: “God weet, ik heb Hem op Zijn woord genomen.”

Indien ik mij niet bedrieg, hebben vele bespiegelingen omtrent het geloof niet de neiging het geloof op te wekken, maar veeleer het te belemmeren. Zulke speculaties hullen de werkingen des geloofs in duisternis en onzekerheid, maken het een verre en onzekere zaak, te moeilijk en te ingewikkeld om troost of zekerheid te schenken. Doch de Bijbel vergt zulk een lange reis door het doolhof der menselijke redenering niet. “Het woord is nabij u, in uw mond en in uw hart; dit is het woord des geloofs, hetwelk wij prediken: Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, gij zult zalig worden.” Dit is klaar en helder; “nabij u.” Het is Gods woord. Speculaties kunnen het niet verbeteren. Verklaringen kunnen het slechts nodig maken, indien zij de eenvoudigheid ervan openbaren.

Ds. I. Spencer

[J.C. Philpot]

De christen praat te dikwijls over zijn bekering, zijn geloof en zijn overgave, terwijl hij deze zaken van 's mensen kant beschouwt. Hij houdt zich te weinig bezig met de gedachte: Hij heeft begonnen. Mijn ziel, versta toch wat het betekent: Hij heeft mij gezocht en gevonden en tot Zijn eigendom gemaakt. En wat Hij aan mij gedaan heeft, wijst terug naar wat Hij voor mij gedaan heeft: Hij heeft Zijn Zoon gegeven en mij als Zijn eigendom door Zijn bloed gekocht. En dat wijst terug naar de eeuwigheid. Hij heeft mij uitverkoren en liefgehad van voor de grondlegging der wereld. Mijn ziel, denk er goed over na, wat het betekent: 'Hij heeft begonnen'.

Dan zult u vrolijk kunnen juichen: 'Hij zal het voor mij voleindigen. De Heere zal het voor mij voleindigen.' Dan wordt uw leven een leven van ootmoed en dankzegging, van vreugde en liefde. U ziet dat er niets in u is en u leert alles van God te verwachten en Hem voor alles te danken. U leert u in alles op Hem te verlaten. En het einde zal voor u net zo zeker zijn als het begin, omdat het einde zowel als het begin zijn wortel en vastheid in God heeft. Datzelfde geloof dat, als het terugziet, erkent dat het begin van God is, ziet ook vooruit en vindt in de eeuwige en onveranderlijke God het einde gewaarborgd. 'Wat Hij begonnen heeft, zal Hij voleindigen'.

Ds. A. Murray

[Johann Gottfried Walther]

Over het zaligmakend geloof.
"Wij bekennen dat in onze belijdenis en Catechismus Schriftuurlijk geleerd wordt: 1.
Dat het zaligmakend geloof niet kan wezen zonder kennis van de Persoon en
verdiensten van Jezus Christus, en dat niemand kan zalig worden dan die de
weldaden van Christus met een oprecht geloof aanneemt.
Hiertegen verwerpen wij - let wel - als onschriftuurlijk en strijdig tegen onze
belijdenis en Catechismus: 1. Dat de mensen zalig kunnen worden door een geloof
hetwelk zonder kennis van de Persoon en verdiensten van Jezus Christus is.
"Wij bekennen, dat in onze belijdenis en Catechismus Schriftuurlijk geleerd wordt:
2. Dat tot een waar geloof vereist wordt - let wel - een vast vertrouwen des harten,
waardoor een ieder gelovig mens - let wel - zichzelf verzekerd houdt dat niet alleen
anderen, maar ook hem vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van
God geschonken is, alleen om de verdienste van Jezus Christus".
Hiertegen verwerpen wij - let wel - als onschriftuurlijk en strijdig tegen onze
belijdenis en Catechismus: 2. Dat tot een waar geloof niet vereist wordt - let wel - een
vast vertrouwen, waardoor de gelovige - let wel - zich verzekerd houdt, dat hem al zijn
zonden om de voldoening van Christus vergeven zijn.

Conferentie in 1613 in Delft

[J.C. Philpot]

Romeinen 10:9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven dat Hem God uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.

Aanschouw, het staat er niet: Indien gij liefhebt in uw hart, of: Indien uw hart is zoals het behoort te zijn jegens God; maar: Indien gij gelooft in uw hart. Een mens gelooft met zijn hart, wanneer hij werkelijk gelooft met een hart dat betrokken is bij de zaak. Zijn genegenheden zijn verbonden met de waarheid; wanneer er van genade wordt gesproken, verlangt hij ernaar dat hetgeen hem wordt verkondigd de waarheid is. Hij begeert de zaak, en tegelijkertijd twijfelt hij er niet aan. Hij gelooft niet omdat hij er deel aan heeft, maar vanwege de waarheid van de zaak zelf, waarin hij betrokken is als iets dat van belang is voor hemzelf. Het gaat hier niet om de gesteldheid van zijn genegenheden (hoewel dit op zichzelf een zeer ernstige overweging is), maar om de belangrijkheid en de waarheid van hetgeen door het Woord wordt voorgesteld—zijn belang voor hemzelf, omdat hij het nodig heeft tot zijn zaligheid, een zaligheid waarvan hij zich bewust is dat hij die nodig heeft en niet zonder kan—een waarheid waarvan hij verzekerd is, als een getuigenis van God Zelf. God bevestigt aan zulk een dat de zaligheid hem toebehoort, maar dit is niet hetgeen hij moet geloven als het voorwerp van het geloof; het is datgene waarvan God eenieder verzekert die werkelijk gelooft.

Ds. J.N. Darby

[J.C. Philpot]

Het belijden van de naam van Christus

Romeinen 10:9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven dat Hem God uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.

Bovendien openbaart dit geloof zich door het bewijs dat het levert van zijn oprechtheid – door de belijdenis van de naam van Christus. Indien iemand overtuigd zou zijn dat Jezus de Christus is en toch zou weigeren Hem te belijden, dan zou zijn overtuiging hem des te meer tot veroordeling strekken. Het geloof van het hart brengt de belijdenis van de mond voort; de belijdenis van de mond is het bewijs van de oprechtheid van het geloof en van oprechtheid, in de zin van de aanspraak die de Heere in genade op ons heeft. Het is het getuigenis dat God van meet af aan verlangt. Het is het laten klinken van de bazuin op aarde, ten aanschouwen van de vijand. Het is de verkondiging dat Christus heeft overwonnen en dat alles Hem rechtens toebehoort. Het is een belijdenis die God inbrengt als antwoord op de naam van Jezus. Het is niet hetgeen de rechtvaardigheid voortbrengt, maar het is de openbare erkenning van Christus en geeft zo uitdrukking aan het geloof waardoor men deel krijgt aan de rechtvaardigheid van God, zodat men kan zeggen: ‘Hij gelooft in Christus tot zaligheid; hij bezit het geloof dat rechtvaardigt.’

Ds. J.N. Darby

[Hoopvol]

Bij den Heere is de overvloed aan genade groter, dan bij de zondaar de veelheid der zonde is. Bij den Heere is meer waarachtige drang en bereidwilligheid, om de volheid Zijner zaligheid aan een zondaar mede te delen, opdat hij het eeuwige leven hebbe, dan er bij de zondaar bereidwilligheid is om zalig te worden.

Dr. H.F. Kohlbrugge

[J.C. Philpot]

Wat heeft Gods reddende arm een grote lengte! U bent nog binnen Zijn bereik. Probeer niet de lengte te meten en te bepalen, zoals sommigen menen te moeten doen. Met uw korte armen kunt u God niet bereiken, maar denk daarom niet dat u ook buiten Zijn bereik bent.

Ds. J. Bunyan