Intrigerend hoor.
Dr. De Vries stelt:
Pas vanaf de Verlichting krijgt de opvatting breed ingang dat het boek Jona een allegorie of gelijkenis is. Dat heeft alles te maken met het feit dat men de historische realiteit van wonderen onbestaanbaar acht.
Deze stelling licht hij niet nader toe. En ik vind deze stelling ook niet perse voor de hand liggen, en zeker niet als enige verklaring. Daar komt nog eens bij dat het feitelijk sinds de jaren 80 een minder relevante discussie wordt, omdat mensen tegenwoordig naar mijn idee meer bezig zijn met literaire kenmerken dan met natuurkundige bezwaren, ook onder invloed van de bekende Franse taalfilosofen.
Ook deze stelling onderbouwt dr. De Vries niet, terwijl dat een heel cruciaal onderdeel is van zijn redenering en ik vooralsnog denk dat het niet klopt:
De zienswijze dat het zonder reserve vasthouden aan de historische betrouwbaarheid van de Bijbel pas opkwam in de Verlichting en getuigt van een modern denken is historisch onjuist.
Ik betwijfel zelfs of het begrip 'historische betrouwbaarheid' vóór de Verlichting überhaupt een thema was. Maar ik ben geen filosoof, helaas, en ik weet het ook niet zeker. Ik kan me dan weer wel vinden in de volgende zinnen, die duidelijk maken dat het niet zo eenvoudig ligt als het in het artikel lijkt:
Wel moet worden erkend dat men tot aan de Verlichting geen behoefte had een uitgebreid historisch onderzoek in te stellen. Dat die behoefte dan wel begint te ontstaan, heeft te maken met dat men oog gaat krijgen voor de eigenheid van de geschiedenis en dat in samenhang daarmee bestudering van geschiedenis als een afzonderlijke wetenschappelijke discipline tot ontwikkeling komt.
Los daarvan is het jammer dat dr. De Vries met argumenten komt die wel passen bij de discussies uit de tijd van de opkomst van het fundamentalisme, zo rond 1920, maar die -voor zover ik als leek kan beoordelen- niet zoveel te maken hebben met de huidige taalfilosofie en hermeneutiek. Daarmee doet hij denk ik geen recht aan de positie van dr. Huijgen.
Om over de onnozelheid van de uitdrukking 'kan bepaald niet als grap worden getypeerd' maar te zwijgen.
Jammer. Ik las vandaag het boekje Jona nog eens rustig door. Het is een parel onder de profeten. Ik geloof niet dat het aan de boodschap veel toe of afdoet of het daadwerkelijk is gebeurd, hoewel ik het toch het meest aansprekend vind om de uitdrukking 'de mannen van Ninevé' letterlijk te nemen. Soms, als ik discussies op synodes lees over de HSV en andere dingen van volstrekt onbelangrijke aard, dan denk ik aan die mannen van Ninevé in het oordeel. En aan Jezus, die over zichzelf zei: zie, méér dan Jona, is hier.