Zien of hebben
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Zien of hebben
Mooi stuk in het RD van afgelopen woensdag:
Zien of hebben
Het was in mijn studententijd dat ik in een Zeeuwse gemeente een opmerkelijk gesprek had op zondagavond na drie diensten. Er was daarna gezelschap geweest en toen iedereen weg was, zat er in een donkere hoek van de kamer nog een man die de hele avond niets gezegd had.
Ik schoof mijn stoel naar de zijne om hem te vragen naar de reden van zijn stilzwijgen. ‘Och’, zei hij, ‘ze hebben wel eens tegen me gezegd: ‘Zien is nog geen hebben.’ Ik dacht zijn toestand een beetje te begrijpen en antwoordde: Daar heb ik deze week een artikel over gelezen in De Wachter Sions. Ik heb het ook gelezen, zei hij.
‘Ik was het ermee eens’, zo probeerde ik het gesprek op gang te brengen, en hij stemde er ook mee in. Ds. F. Mallan had erover geschreven in zijn rubriek ‘Antwoord per brief’, naar aanleiding van een vraag over wat ds. C. Smits schreef over gezelschapstaal.
Ds. Mallan begon zijn antwoord met het volgende citaat uit een boek van ds. Smits. ‘Welk een taal hoort men hier! Tevergeefs vindt men hier de dwalingen die men in ons land in predikaties van de laatste tijd leest en in gesprekken van godsdienstige mensen hoort, zoals: ‘Zien is nog geen hebben’, of ‘zondebedekking is nog geen vergeving’ en dergelijke uitdrukkingen vindt men ook niet bij de Hollandse oudvaders.’
Ds. Mallan gaat vervolgens met grote voorzichtigheid met de uitdrukking ‘zien is nog geen hebben’ om. Hij weet van de bedoelingen die er kunnen zijn van hen die zo spreken, maar omdat de uitdrukking zo veel misbruikt wordt gebruikt hij ze zelf niet. Hij weet van veel zielen die door zulke uitdrukkingen jaren in duisternis en verwarring hebben verkeerd.
Met zo iemand had ik hier te maken. Tijdens het verdere gesprek bleek hoe de Heere hem de weg der zaligheid in Christus geopenbaard had. Wat God openbaart, doet kracht in de ziel. Wie durft te zeggen dat er dan niets gekregen wordt? En al is er meer te leren en zijn er oefeningen in het geloofsleven, toch was er iets in van wat het volk in de woestijn ervoer dat op de verhoogde koperen slang mocht zien. Er ging genezende kracht van uit!
Ik heb die droeve toestand nog eens meegemaakt bij een oude vrouw uit Rotterdam-Zuid. Ze was als vierjarig kind de Heere gaan zoeken, maar leefde in een tamelijk onverschillig gezin. Ze diende later bij ds. Janse in Tholen. Ze kon helder vertellen over Gods weg met haar en ook hoe het de Heere behaagd had haar Zijn Zoon te openbaren. Maar daarin liep ze vast en zei: ‘Ik ben bang dat het alles nog niets is, want er kwam een man bij me en die zei: ‘Zien is nog geen hebben’.
Ik dacht aan ds. P. Honkoop die ik eens van zulke mensen hoorde zeggen: ‘Ze lopen met grote klompen over het tere gras en trappen het in de modder, zodat het nooit meer overeind komt’. Deze vrouw is in het donker geraakt en gebleven totdat ze zwaar dement was. Ze herkende toen niemand meer.
Ik zocht haar op met een ouderling die haar vroeg: ‘Verlang je nog wel eens naar de hemel?’ Ze antwoordde, ondanks haar zware dementie: ‘Nee, maar wel naar de God van de hemel’. Daarin was ze helder gebleven! Ik mocht er enkele weken later getuige van zijn dat de engelen haar ziel thuisbrachten.
Apeldoorn, Ds. C.J. Meeuse
Zien of hebben
Het was in mijn studententijd dat ik in een Zeeuwse gemeente een opmerkelijk gesprek had op zondagavond na drie diensten. Er was daarna gezelschap geweest en toen iedereen weg was, zat er in een donkere hoek van de kamer nog een man die de hele avond niets gezegd had.
Ik schoof mijn stoel naar de zijne om hem te vragen naar de reden van zijn stilzwijgen. ‘Och’, zei hij, ‘ze hebben wel eens tegen me gezegd: ‘Zien is nog geen hebben.’ Ik dacht zijn toestand een beetje te begrijpen en antwoordde: Daar heb ik deze week een artikel over gelezen in De Wachter Sions. Ik heb het ook gelezen, zei hij.
‘Ik was het ermee eens’, zo probeerde ik het gesprek op gang te brengen, en hij stemde er ook mee in. Ds. F. Mallan had erover geschreven in zijn rubriek ‘Antwoord per brief’, naar aanleiding van een vraag over wat ds. C. Smits schreef over gezelschapstaal.
Ds. Mallan begon zijn antwoord met het volgende citaat uit een boek van ds. Smits. ‘Welk een taal hoort men hier! Tevergeefs vindt men hier de dwalingen die men in ons land in predikaties van de laatste tijd leest en in gesprekken van godsdienstige mensen hoort, zoals: ‘Zien is nog geen hebben’, of ‘zondebedekking is nog geen vergeving’ en dergelijke uitdrukkingen vindt men ook niet bij de Hollandse oudvaders.’
Ds. Mallan gaat vervolgens met grote voorzichtigheid met de uitdrukking ‘zien is nog geen hebben’ om. Hij weet van de bedoelingen die er kunnen zijn van hen die zo spreken, maar omdat de uitdrukking zo veel misbruikt wordt gebruikt hij ze zelf niet. Hij weet van veel zielen die door zulke uitdrukkingen jaren in duisternis en verwarring hebben verkeerd.
Met zo iemand had ik hier te maken. Tijdens het verdere gesprek bleek hoe de Heere hem de weg der zaligheid in Christus geopenbaard had. Wat God openbaart, doet kracht in de ziel. Wie durft te zeggen dat er dan niets gekregen wordt? En al is er meer te leren en zijn er oefeningen in het geloofsleven, toch was er iets in van wat het volk in de woestijn ervoer dat op de verhoogde koperen slang mocht zien. Er ging genezende kracht van uit!
Ik heb die droeve toestand nog eens meegemaakt bij een oude vrouw uit Rotterdam-Zuid. Ze was als vierjarig kind de Heere gaan zoeken, maar leefde in een tamelijk onverschillig gezin. Ze diende later bij ds. Janse in Tholen. Ze kon helder vertellen over Gods weg met haar en ook hoe het de Heere behaagd had haar Zijn Zoon te openbaren. Maar daarin liep ze vast en zei: ‘Ik ben bang dat het alles nog niets is, want er kwam een man bij me en die zei: ‘Zien is nog geen hebben’.
Ik dacht aan ds. P. Honkoop die ik eens van zulke mensen hoorde zeggen: ‘Ze lopen met grote klompen over het tere gras en trappen het in de modder, zodat het nooit meer overeind komt’. Deze vrouw is in het donker geraakt en gebleven totdat ze zwaar dement was. Ze herkende toen niemand meer.
Ik zocht haar op met een ouderling die haar vroeg: ‘Verlang je nog wel eens naar de hemel?’ Ze antwoordde, ondanks haar zware dementie: ‘Nee, maar wel naar de God van de hemel’. Daarin was ze helder gebleven! Ik mocht er enkele weken later getuige van zijn dat de engelen haar ziel thuisbrachten.
Apeldoorn, Ds. C.J. Meeuse
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Voorlopig nog niet. Hij is pas 60 geworden, dus hij moet nog een jaar of 10.ndonselaar schreef:Wanneer gaat ds. Meeuse met emeritaat?memento schreef:Zeker een mooi stuk. Nu nog in de praktijk brengen....
Als hij zich in deze trant blijft uitspreken, mag hij die 10 jaar nog wel in Apeldoorn doorbrengen...
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Kleine correctie op het artikel van Ds. Meeuse.
Het was niet een boek van ds. C. Smits. Als ik het goed weergeef was het uit het boek van L.J. van Valen 'de dauw van Hermon'. Dit boek gaat over een deel van de Schotse kerkgeschiedenis. Ds. Smits had het gelezen en in zijn voorwoord geeft hij de aangehaalde reactie op dit boek.
Ds. Smits had een zwak voor zijn Schotse geloofsbroeders.
Het was niet een boek van ds. C. Smits. Als ik het goed weergeef was het uit het boek van L.J. van Valen 'de dauw van Hermon'. Dit boek gaat over een deel van de Schotse kerkgeschiedenis. Ds. Smits had het gelezen en in zijn voorwoord geeft hij de aangehaalde reactie op dit boek.
Ds. Smits had een zwak voor zijn Schotse geloofsbroeders.
Er staat iets in dit stuk en ja, dat vind ik nou jammer dat het er staat zoals het er staat.
Want ik weet niet precies waarom het er staat zoals het er staat.
Dat zou ik graag eens willen horen van ds Meeuse.
Het gaat me om deze uitspraak:
Waarom zegt hij niet: Terstond waren ze genezen, ogenblikkelijk en volkomen!!! ?
Groet,
Houthakker
Want ik weet niet precies waarom het er staat zoals het er staat.
Dat zou ik graag eens willen horen van ds Meeuse.
Het gaat me om deze uitspraak:
Waarom zegt hij dat er genezende kracht vanuit gaat?toch was er iets in van wat het volk in de woestijn ervoer dat op de verhoogde koperen slang mocht zien. Er ging genezende kracht van uit!
Waarom zegt hij niet: Terstond waren ze genezen, ogenblikkelijk en volkomen!!! ?
Groet,
Houthakker
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Wat voor de een aanvaardbaar klinkt, doet het voor de ander blijkbaar niet.
Als ik de genezende kracht ervaar van een medicijn ben ik genezen. Dat vinden we ook terug in Gods Woord:
Van achteren tot Hem komende, raakte den zoom Zijns kleeds aan; en terstond stelpte de vloed haars bloeds.
hoe kon dat?
Omdat [...]
Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt; want Ik heb bekend, dat kracht van Mij uitgegaan is.
Dat is ook de kern van de discussie. Zien ís hebben. Wanneer we met de ogen van het geloof Hem zien, dan hebben we Hem.
Als ik de genezende kracht ervaar van een medicijn ben ik genezen. Dat vinden we ook terug in Gods Woord:
Van achteren tot Hem komende, raakte den zoom Zijns kleeds aan; en terstond stelpte de vloed haars bloeds.
hoe kon dat?
Omdat [...]
Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt; want Ik heb bekend, dat kracht van Mij uitgegaan is.
Dat is ook de kern van de discussie. Zien ís hebben. Wanneer we met de ogen van het geloof Hem zien, dan hebben we Hem.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Ds. Moerkerken is de Saambinder van februari 2004, Over de standen in het genadeleven.
"
Als tweede voorbeeld van deze categorie van termen wil ik wijzen op de omstreden uitdrukking zien is nog geen hebben. Ook hier geldt dat de uitdrukking zelf niet zonder bezwaar is. Het werkwoord zien komt immers in de Schrift meermalen voor als een geloofsoefening. Dit neemt niet weg dat de gedachte die men met de term wil uitdrukken, wel degelijk schriftuurlijk is. Men wil er immers mee zeggen dat een openbaring van de Middelaar aan het hart een groot wonder is, maar wel te onderscheiden van het op rechtsgronden deel krijgen aan de Middelaar. De koop man die één parel van grote waarde vond, verblijdde zich ongetwijfeld.
Toch was die blijdschap gemengd met zorg. Hij hád de parel immers nog niet! Het vinden (zien) en kopen worden in de tweelinggelijkenis van de schat in de akker en de parel van grote waarde nadrukkelijk onderscheiden (Mattheüs 13:44-46). Daarom is er geen enkele reden op de uitdrukking ‘zien is nog geen hebben’ allergisch te reageren, als zou het een onschriftuurlijke gezelschapsterm zijn.
We moeten nuchter en op onze hoede blijven en niet te gemakkelijk iets gezelschapstaal of gemeente- theologie noemen. Er zit achter dit spreken niet zelden een afkeer van de geestelijke inhoud van de termen waartegen men zich verzet. Ds. Kersten had in zijn tijd ook de nodige tegenkanting te verduren van mensen die zijn opvattingen ‘op den dool geraakte vroomheid’ achtten.
De vraag is en blijft niet: komt een bepaald spreken uit het gezelschapsleven voort, maar: kan het de toets van de Schrift doorstaan? Overigens is de vraag die wij stelden in de eerste plaats een kerkhistorische. Als nu het spreken over standen in het genadeleven zoals dat onder ons gebruikelijk is geworden, reeds gemeengoed was binnen de kring van onze gemeenten gedurende de gehele twintigste eeuw, wanneer is men er dan mee begónnen? Liggen de wortels ervan niet veel verder vóór de gezelschapssfeer van de negentiende eeuw dan men soms suggereert? Het is daarom tijd voor enkele vragen die verder teruggaan.
"
Ik zie nog niet zo gauw een verandering, eigenlijk.
De nieuwe predikanten onderschijven dit bovenstaande voluit hoor ik in hun preken.
"
Als tweede voorbeeld van deze categorie van termen wil ik wijzen op de omstreden uitdrukking zien is nog geen hebben. Ook hier geldt dat de uitdrukking zelf niet zonder bezwaar is. Het werkwoord zien komt immers in de Schrift meermalen voor als een geloofsoefening. Dit neemt niet weg dat de gedachte die men met de term wil uitdrukken, wel degelijk schriftuurlijk is. Men wil er immers mee zeggen dat een openbaring van de Middelaar aan het hart een groot wonder is, maar wel te onderscheiden van het op rechtsgronden deel krijgen aan de Middelaar. De koop man die één parel van grote waarde vond, verblijdde zich ongetwijfeld.
Toch was die blijdschap gemengd met zorg. Hij hád de parel immers nog niet! Het vinden (zien) en kopen worden in de tweelinggelijkenis van de schat in de akker en de parel van grote waarde nadrukkelijk onderscheiden (Mattheüs 13:44-46). Daarom is er geen enkele reden op de uitdrukking ‘zien is nog geen hebben’ allergisch te reageren, als zou het een onschriftuurlijke gezelschapsterm zijn.
We moeten nuchter en op onze hoede blijven en niet te gemakkelijk iets gezelschapstaal of gemeente- theologie noemen. Er zit achter dit spreken niet zelden een afkeer van de geestelijke inhoud van de termen waartegen men zich verzet. Ds. Kersten had in zijn tijd ook de nodige tegenkanting te verduren van mensen die zijn opvattingen ‘op den dool geraakte vroomheid’ achtten.
De vraag is en blijft niet: komt een bepaald spreken uit het gezelschapsleven voort, maar: kan het de toets van de Schrift doorstaan? Overigens is de vraag die wij stelden in de eerste plaats een kerkhistorische. Als nu het spreken over standen in het genadeleven zoals dat onder ons gebruikelijk is geworden, reeds gemeengoed was binnen de kring van onze gemeenten gedurende de gehele twintigste eeuw, wanneer is men er dan mee begónnen? Liggen de wortels ervan niet veel verder vóór de gezelschapssfeer van de negentiende eeuw dan men soms suggereert? Het is daarom tijd voor enkele vragen die verder teruggaan.
"
Ik zie nog niet zo gauw een verandering, eigenlijk.
De nieuwe predikanten onderschijven dit bovenstaande voluit hoor ik in hun preken.
Ja,ja! Zo wil men zelfs de Middelaar in stukken delen. Dat is toch wel erg grof!Men wil er immers mee zeggen dat een openbaring van de Middelaar aan het hart een groot wonder is, maar wel te onderscheiden van het op rechtsgronden deel krijgen aan de Middelaar.
De vergelijking met de koopman en de parel klopt ook niet.
Maar dat is misschien een andere discussie.
Daarom geef ik daarover alleen nog een denkduwtje:
De koopman verkoopt alles wat hij heeft om met die opbrengt de parel te kunnen kopen. Is Christus te koop? Voor hoe een grote opbrengst dan?