Tijdens een recent gehoorde preek bleef ik wat zitten met deze tekst (Lukas 15:31):
In de letterlijke betekenis van de gelijkenis duid dit op het bezit van de vader, wat de oudste zoon toekomt. In de geestelijke vertaling (de gelijkenis wordt sterk geestelijk vertaald als de zondaar die met schuld tot een vergevend Vader komt) blijft deze tekst voor mijn gevoel vaag en wie daarin de oudste zoon is ongewis.En hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is uwe.
M. Henry schrijft over de oudste zoon als een gelovige die van zijn plaats is:
Hoe moeten we, in een geestelijke ‘vertaling’ van deze gelijkenis de oudste zoon zien?Zien wij nu hoe gunstrijk en vriendelijk de houding zijns vaders was tegenover hem, toen hij aldus bitter en gemelijk gestemd was. Dit is even verrassend. Mij dunkt dat de genade en goedertierenheid van Christus schier even helder uitblinken in Zijn teder en zachtmoedig verdragen van knorrige, gemelijke heiligen, voorgesteld door dezen oudsten broeder, als tevoren in Zijn ontvangst van zondaren, voorgesteld door den jongsten broeder, den verloren zoon. De discipelen van Christus zelf hadden vele zwakheden, en waren mensen van gelijke bewegingen als anderen, maar Christus heeft hen verdragen, zoals een voedster hare kinderen, 1 Thess. 2:7 {#1Th 2.7} Toen hij niet wilde ingaan, ging zijn vader uit, en bad hem, sprak met zachtmoedigheid tot hem, gaf hem goede woorden, en begeerde dat hij zou inkomen. Hij zou met recht hebben kunnen zeggen: "Als hij niet wil inkomen, zo laat hem buiten blijven; sluit de deur voor hem, en laat hem elders logies zoeken. Is dit niet mijn huis? En mag ik er niet in doen wat mij behaagt? Is het gemeste kalf niet van mij? En mag ik er niet mede doen wat mij lust?" Neen, gclijk hij den jongsten zoon tegemoet ging, zo gaat hij nu uit om den oudsten te winnen. Hij heeft geen dienstknecht met een vriendelijke boodschap tot hem gezonden, maar hij ging zelf. Dit nu is, ten eerste, bedoeld om ons de goedheid van God voor te stellen, hoe verwonderlijk zachtmoedig en lokkend Hij geweest is voor hen, die zeer verwonderlijk weerstrevend en tergend waren. Hij redeneert met Kaïn: Waarom zijt gij ontstoken? Hij heeft Israels zeden verdragen in de woestijn, Hand. 13:18 {#Hnd 13.18} Hoe zachtmoedig heeft God met Elia gesproken, toen hij in bittere, gemelijke stemming was, 1 Kon. 19:4; en {#1Kon 19.4} inzonderheid met Jona, wiens zielstoestand nagenoeg gelijk was aan dien van den oudsten zoon, want hij was ontrust en beroerd wegens het berouw van Nineve, en de barmhartigheid, die er aan betoond werd, zoals de oudste zoon dieswege ontrust en beroerd was. En de vragen: Is uw toorn billijk ontstoken? en: Ik zou die grote stad Nineve niet verschonen? zijn niet ongelijk aan het ernstige betoog van den vader hier aan den oudsten broeder. Ten tweede. Het dient ter lering van alle meerderen om zich zachtmoedig en vriendelijk te betonen tegenover hun minderen, zelfs als zij onrecht hebben en er zich hartstochtelijk in verdedigen–en niets is meer dan dat tergend en prikkelend. Toch moeten ook dan de vaders hun kinderen niet tot nog meer toorn verwekken; en laat meesters er zich voor wachten te dreigen, en laat beiden alle zachtmoedigheid betonen. Zijn vader verzekerde hem dat zijn vriendelijke ontvangst van den jongsten zoon gene berisping of afkeuring van hem, den oudsten, bedoelde, en hem ook niet nadelig zou zijn, vers 31 {#Lu 15.31} "Gij zult er niet minder wèl om varen, en er niets minder om bezitten. Kind! gij zijt altijd bij mij; de ontvangst van hem is geen verwerping van u, en wat aan hem besteed is, zal u geen gevoelig verlies doen lijden, zal geen merkbare vermindering veroorzaken van hetgeen ik voor u bestemd heb. Gij blijft nog altijd recht hebben op het pars enitia (zoals het in on ze wet heet) het dubbele deel (zoals de Joodse wet het noemde); gij zult zijn hæres ex asse (zo heet het in de Romeinse wet); al het mijne is het uwe, door een onwraakbaar recht". Heeft hij hem geen bokje gegeven om met zijne vrienden vrolijk te zijn, hij heeft hem vergund voortdurend brood te eten aan zijne tafel, en het is beter om gelukkig te zijn met onzen Vader in den hemel, dan vrolijk met enigerlei vriend, dien wij hebben in deze wereld. Het is voor al de kinderen Gods, die zich dicht aan het huis huns Vaders houden, een onuitsprekelijk geluk dat zij bij Hem zijn en altijd bij Hem blijven. In deze wereld zijn zij dit door het geloof, in de toekomende wereld zullen zij het zijn door genietingen; en al het Zijne is het hun, want indien zij kinderen zijn, dan zijn zij ook erfgenamen, Rom. 8:17 {#Ro 8.17} Daarom moeten wij aan anderen Gods genade niet misgunnen, want omdat zij er in delen, hebben wij er toch niet minder om. Indien wij ware gelovigen zijn, dan is alles wat Gods is, en alles wat Hij heeft, onzer, en zo anderen er toe komen om ware gelovigen te zijn, dan is alles wat Hij is en alles wat Hij heeft, ook hunner, en toch hebben wij er dan niets minder om, gelijk zij, die in het licht en de warmte der zon wandelen er al de weldaden van genieten, terwijl anderen er niet minder in kunnen delen; want Christus in Zijne kerk is gelijk aan hetgeen gezegd wordt van de ziel in het lichaam: zij is tota in toto –het geheel in het geheel, en toch tota in qualibet parte –het geheel in ieder deel. Zijn vader gaf hem een goede reden voor al die buitengewone vreugde in het gezin: Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn, vers 32 {#Lu 15.32} Hij zou zich vergenoegd kunnen hebben met zijn eigen gezag te handhaven: "Het was mijn wil, dat het gezin vrolijk en blijde zou zijn," Stat pro ratione voluntas –Mijne reden is dat ik het wil. Maar zelfs hun, die gezag hebben, betaamt het niet om er zich altijd op te beroepen, het zou er slechts in minachting door komen. Het is beter een overtuigende reden te geven, zoals de vader hier doet; "Men behoorde, het was betamelijk, dat wij blijde en vrolijk zijn wegens den terugkeer van een verloren zoon, meer dan wegens de volharding in het goede van een gehoorzamen zoon; want, hoewel de laatste een groter zegen is voor het gezin, geeft de eerste door zijn terugkeer meer merkbaar genoegen. Elk gezin zou meer in vervoering van blijdschap geraken wegens de opwekking van een gestorven kind ten leven, ja zelfs wegens het herstel van een kind uit een ziekte, die men dodelijk achtte, dan over het leven en de voortdurende gezondheid van vele kinderen." God zal gerechtvaardigd worden als Hij spreekt, en alle vlees zal vroeg of laat voor Zijn aangezicht zwijgen. Wij bevinden niet dat de oudste broeder geantwoord heeft op hetgeen zijn vader zei, hetgeen aanduidt dat hij volkomen tevreden was gesteld en berust heeft in zijns vaders wil, en wel verzoend was met zijn broeder; en zijn vader herinnerde er hem aan dat hij zijn broeder was: Deze uw broeder. Hoewel een Godvruchtige zich wel eens niet altijd zo beheerst, om in zijn humeur te blijven, zal hij toch door Gods genade weer in zijn humeur komen; hoewel hij valt, wordt hij toch niet weggeworpen. Maar wat de schriftgeleerden en Farizeën betreft, voor wier overtuiging dit in de eerste plaats bedoeld was, zij schijnen volhard te hebben in hun onwil tegen de zondaars uit de heidenen en tegen het Evangelie van Christus, omdat het dien gepredikt werd.