Als eerste: daarover delen voelt kwetsbaar. Want hoewel de vraag aan mij gericht is, gaat die ook over mijn dochter. Althans, zo voel ik het. En alle clichés over vaders en dochters zijn op ons van toepassing. Dus kom niet aan mijn dochter…

Een beetje context:
Op enig moment kwam er een (zoals later bleek: tijdelijk) einde aan de relatie die ze enkele jaren had. Ze ging, eigenlijk voor het eerst van haar leven, met vriendinnen op stap en kwam zo ook in een plaatselijk kroegje. We wonen in een een klein provinciestadje waar de sfeer doorgaans gemoedelijk is. De jeugd verzamelde zich meestal in 1 van de 3 kroegjes die we hier toen hadden. Daar kreeg ze al vrij snel de vraag of ze niet aan de andere kant van de bar wilde komen werken. Dat is ze gaan doen en heeft ze een jaar of 5 gedaan.
Als vader:
Ik ben geen kroegtijger. In mijn jeugd ook nauwelijks geweest, hoewel er in mijn geboortedorp wel een zogenaamd ‘gereformeerd cafe’ was. Maar ik ben geen principiële tegenstander van horeca. En accepteer daarmee dat er mensen zijn die in de horeca werken. Zoals mijn dochter. En waar ik in de jaren dat onze oudste (zoon) ‘leerde’ uitgaan altijd wakker lag tot hij thuis was, heb ik dat bij mijn dochter nooit gehad. Als vader zag ik haar groeien: ze leerde verantwoordelijkheid nemen (vanaf haar 21e draaide ze de tent zelfstandig), beslissingen te nemen, op haar strepen te blijven staan of flexibel te zijn, ze werd zelfbewuster, deed veel mensenkennis op. Heel soms spreek ik mensen die me dan vragen of het mijn dochter was die vroeger bij ‘X’ werkte. Als ik dat bevestig, hoor ik vaak: ‘die was heel aardig, maar niet gemakkelijk’.
Haar weg:
Ze gaat -inmiddels zelf ook moeder- haar eigen weg. En dat doet ze met liefde naar de verantwoordelijkheden die ze heeft in bijvoorbeeld haar werk en gezin. Daarin is er (op dit moment?) geen rol voor een kerk. Een tijdje geleden ging het hier op het forum in een gesprek over hoe je als ouder naar de wegen van je kinderen kijkt. ‘Je kunt als ouder niet meer doen dan het zaadje planten’ werd daar door iemand opgemerkt. Dat heb ik zo goed mogelijk proberen te doen. En of dat nu ondanks of dankzij mijn goede bedoelingen is geweest: ze is tot een prachtmens uitgegroeid waar ik als vader apetrots op ben.