JCRyle schreef:-DIA- schreef:Wel degelijk. Kinderen liggen in het huis des Heeren niet bij vrouwen, en stelen niet van de offeranden. Dat moet dus welbewust en als geddeloos gezien worden, zie ook de context. De kinderen van Eli waren te slap opgevoed. Eli had een verkeerde liefde tot zijn zonen.
Hij wilde zijn vlees sparen en hij moest er de gevolgen van ervaren:
Ikabod! Zou het nu anders zijn in Kerkelijk Nederland? Ik denk dat wel mochten vrezen. En juist omdat niemand vreest kon dat wel een teken zijn dat de Heere zwijgt en ons door laat gaan. Wij wijken allen af, als volk van en kerk, ja als geheel Europa, waar de Heere zoveel wonderen heeft gedaan.
- Gij, vrees'lijk zijt Gij in 't gericht;
Wie zal bestaan voor Uw gezicht?
Zo ras Uw mond het vonnis streek,
Uw oordeel van den hemel bleek,
Toen vreesde d' aarde voor Uw ogen;
Toen werd ze stil door Uw vermogen.
En dan zegt Christus: Komt allen tot Mij!
En dan zegt Christus: die tot Mij komt, Ik zal hem geenszins uitwerpen!
En dan zegt de HEERE: Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.
Laten wij dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. En dan zal ons loflied zijn:
Een psalm van David. Loof den Heere, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam.
Loof den Heere, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;
Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest;
Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden;
Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als eens arends.
Kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den Heere dienen!
Waarom deze reactie? Was ik te somber? We moeten beginnen met juichen en God danken hè? Ik weet het. De dingen die u noemt weten wij ook wel. Maar er is ook een volk, een overblijfsel, dat niet meteen zo hoog van de toren kan blazen, ook al is het wel eens in hen: Hoe groot hoe vreselijk zijt Gij alom uit Uw verheven heiligdom... en dan Aanbiddelijk Opperwezen.
Dan vraag ik (in het algemeen) kunnen we naar waarde God groot maken?
Het kan wel eens de wens zijn om dat te kunnen.
Ik hoor eigenlijk niet zoveel mensen die met hun zonden te doen krijgen, meer die juichen en altijd veel mooie teksten en psalmen krijgen, en zonder te onderscheiden of het een voorkomende dan wel inkomende waarheid is. Ik denk toch dat dat laatste in een wonder en in aanbidding, of in beschaamdheid eindigt. Wat we nu veelal zien is een roemen, waar men zich op vastzet, en daar zitten ze ook heel vast en gerust. We horen meer meteen al juichen, en roemen in God, en dan vraag ik me af hoe ze het hebben gekregen, want zeggen ze meest niet. Het komt maar vaak in hun gedachten en dan denken ze God groot te maken. Ik denk dat dit toch geen zeldzaamheid is. Een beetje ervaring heb ik er wel mee opgedaan.
Ik bedoel dus niets kwaads te zeggen van bovenstaande posting, maar ik merk slechts in het algemeen op, een tendens dat men thans eerder juicht dan dat het in de zwart gaat door rouw bezweken.
Toch geloof ik nog dat God niet anders werkt dan altijd: De klacht gaat vooraf aan de jubel, en het kruis gaat vooraf aan de kroon. Daarmee word de jubel en de kroon niet veracht, maar probeer het op de juiste plek te zetten. Dit is alleen mogelijk door de levende Kerk. Maar de smart, als wij God niet meer enig goed kunnen doen dat zal de kerk op aarde toch vaak aan de grond houden. Ook al mag het wel eens wat leven: Alles wat adem heeft love den Heere! Wie ben ik dat Gij ons nog draagt en verdraagt?
De reactie kan op tweeërlei wijze gelezen worden: Als aanvulling, positief dus, of omdat men zich er wat aan ergerde dat ik niet zo met het juichen en het God dienen begon. Ik geloof dat we nooit God kunnen groot maken als wij niet wederom geboren worden, en ik geloof tevens dat dit een weg is door de poort van de wedergeboorte. Anders zullen wij, al menen wij het wel, God niet kunnen dienen.