DDD schreef:Ten eerste ontken ik niet wat Brakel zegt, maar zeg ik expliciet dat zijn toon en aantijgingen lijken op jouw uitspraken.
Dat wil helemaal niet zeggen dat je ook overtuigend argumenteert, of je standpunt goed onderbouwt. Maar dat is een heel andere discussie. Ik vind dat je slechte argumenten aanvoert, maar ik zie ook dat wat ik schreef niet in lijn is van wat Brakel schreef. Dat kan allebei tegelijk waar zijn.
Het is mijns inziens onmogelijk de doop te erkennen maar tegelijk te ontkennen dat de RKK een christelijke kerk is. Lees Brakel maar over de kerk. En wederom houd ik me aanbevolen voor goede argumenten.
Een goed argument is in ieder geval niet of je wel of niet een dienst van Jehova's getuigen moet bijwonen. Ten eerste was moeten helemaal de discussie niet en ten tweede vind ik het ontkennen van de drie-eenheid iets anders dan een andere avondmaalsvisie.
Ik begrijp niet goed hoe je naar de moskee kunt gaan omdat je op zondag naar de kerk wilt. De islam heeft op vrijdag de gebedsbijeenkomsten.
En wat betreft dat laatste artikel: geheel eens. Gods beloften zijn in de RKK niet anders dan in de GG. Dat heb je met waarheid gezegd. Beide kerken zijn een openbaring van zijn gemeente op aarde. Als je dat nu vasthoudt, dan hebben we al een groot verschil van mening minder.
De laatste alinea is dus wéér een eigen interpretering en niet wat ik heb gezegd én het klopt ook niet dat dhr. Warnaar zegt dat de Rooms Katholieke kerk een openbaring is van Gods gemeente op aarde is.
Hieronder nogmaals een uiteenzetting waarom de doop wél geaccepteerd hoort te worden, ondanks de afgodische en goddeloze praktijken der Rooms Katholieke kerk.
De erkenning van de doop bediend buiten het eigen kerkverband
Bij het begin van de Reformatie kwam spoedig de zaak aan de orde van de erkenning van de doop bediend buiten het eigen kerkverband. Aanstonds bij de Hervorming was het de vraag of allen die uit de roomse kerk kwamen en met de Hervorming meegingen, ook herdoopt moesten worden. De Synode van Embden 1571 besloot alle gewezen roomsen, die met de Hervorming meegingen, niet te herdopen. Wanneer de doop in de roomse kerk door een wettig geordend priester in de wettige vorm (met water) en in de Naam van de drieënige God had plaats gevonden, dan mocht hij niet herhaald worden. De Synode van Middelburg 1581 verklaarde dan ook, dat de doop van een ‘vagebond-priester’, dat waren rondzwervende pastoors of kapelaans, die aan geen plaats verbonden waren, maar toch een zekere roeping hadden, wèl erkend moest worden. Echter niet de doop door monniken, diakenen of sub-diakenen, omdat dezen geen kerkelijk ambt bekleedden en doopten ‘sonder daertoe authorisatie te hebben’. In die tijd kwam het ook voor dat de doop werd bediend door een vrouw. Het is niet duidelijk of men op de Synode van Dordrecht 1574 het oog had op de nooddoop bediend door een vrouw óf op de doop door een vrouw die in sektarische kringen als ‘ambtsdrager’ functioneerde. Het antwoord van de synode op de vraag of een dergelijke doop kon worden erkend, was bondig en volstrekt duidelijk. Van erkenning kon geen sprake zijn ‘overmits dat vrouwendoop geen doop is’. De nooddoop door een roomse arts of vroedvrouw bediend aan kinderen van gereformeerde ouders, werd niet erkend. Ook hebben de gereformeerden er steeds op gewezen dat geen arts of verpleegster mag dopen, zelfs al zou men er door de roomse moeder toe gedwongen worden omdat de doop alleen geschieden mag door degene die door Christus Zelf in het ambt gesteld is om te dopen.
Een andere vraag echter was of de nooddoop, bediend in roomse kring en daarna door de roomse kerk als wettige doop erkend, nu ook in de reformatorische kerk erkend kon worden. Het gaat dus om een doop die gedaan was door leken of vrouwen. Beza, de opvolger van Calvijn te Genève, achtte zulk een doop van nul en gener waarde. Voetius meende echter dat de doop door leden en ook door vrouwen in de roomse en lutherse kerk anders beoordeeld moest worden dan die in de gereformeerde kerk. In de roomse en lutherse kerk worden niet-ambtsdragers immers in een buitengewoon geval geroepen om te dopen namens hun kerk. Hij meende dat dit anders was dan in de gereformeerde kerk, omdat daar de vrouwen evenmin als andere leden geen opdracht hebben. Rutgers in Kerkelijke Adviezen (II, blz. 101), geeft op de vraag of de nooddoop, in de roomse kerk door de vader van een kind bediend, geldig is, dit antwoord: 'Uw vraag (over de geldigheid van de nooddoop, indertijd in de roomse kerk door de vader van een kind bediend, en daarna door die kerk als wettige doop erkend, denkelijk met aanvulling van wat er op rooms standpunt nog aan ontbreken mocht) is in onze kerken zeer vaak aan de orde geweest en, voor zover ik weet, altijd beantwoord gelijk zulks geschiedt door Voetius in zijn Politica Ecclesiastica, in de uitgave der Bibl. Ref. (door Hoedemaker), die het raadzaamste acht, zulk een doop als christelijke doop te erkennen, o.a. omdat in de roomse kerk (anders dan bij ons) ingeval van nood een gewoon gemeentelid een zekere kerkelijke kwalificatie heeft; omdat men anders ook in moeilijkheden komt met de lutherse kerk, bij welke ook een doop, ingeval van nood door een leek bediend, geldig is; omdat men anders op de lijn der wederdopers komt; omdat men anders de dwaling zou voeden, dat de doop noodzakelijk is ter zaligheid, terwijl toch niet het gemis van de doop, maar alleen zijn minachting schuldig zou maken, enz. Een bepaalde zonde is het zeker niet zulk een doop niet als doop te beschouwen, maar toch wel onvoorzichtig. En zelf zou ik er nooit toe adviseren. Indien er in uw gemeente kwestie over is, moet ge de zaak op de classis brengen'.
Tenslotte verdient hier nog vermelding een uitspraak van de Dordtse Synode 1618-1619 die ook voor onze tijd van nut kan zijn: ‘En insgelijks zal men oordelen van de doop, die bediend is door een geëxcommuniceerd dienaar, zo hij enige regelmatige beroeping van enige vergadering heeft’. Dit insgelijks slaat op een bepaling, dat de doop niet onbedachtzaam herhaald moest worden, zo er gedoopt was met water en in de Naam van de drieënige God. Ook een doop, verricht door een geëxcommuniceerd predikant, die in een andere groepering een wettig beroep heeft ontvangen, moet niet herhaald worden, om niet in de wateren van de wederdopers terecht te komen. De gereformeerde vaderen waren tegenstanders van de herdoop, indien vaststond dat de doop gedaan was met water én in de Naam van de drieënige God én door een persoon, die in de kring, waarin hij optreedt, als ambtsdrager wordt erkend of althans kerkelijke macht tot dopen ontvangen heeft. Ze legden de nadruk er op dat de wettigheid van de doop niet afhangt van de mens die hem bedient, maar van de instelling van Christus. Reeds Augustinus had dit in de strijd tegen de donatisten verdedigd. Volgens de donatisten kon iemand die geen genade deelachtig was, niet dopen. Zij lieten de geldigheid van de doop afhangen van de persoon die de doop bediende. Augustinus leerde hiertegenover dat de heiligheid van de doop niet vernietigd kan worden door de onheiligheid van de bedienaar van de doop.
Zo maakten ook de gereformeerde vaderen, evenals Augustinus, de doop niet los van de kerk en het ambt.
Elke doop moet voor wettig gehouden worden die bediend is in een kerk, die aan de belijdenis van de Drieëenheid vasthoudt en door een ambtsdrager of iemand, die kerkelijke macht tot dopen heeft ontvangen. De kerkelijke macht en bevoegdheid is doorslaggevend en niet de vraag of de bedienaar van de doop persoonlijke genade kent. De reformatoren waren zelf in de roomse kerk gedoopt en tegen de wederdopers hebben zij geleerd, dat deze doop geldig was en dat men niet overgedoopt moest worden. De wederdopers erkenden de doop van de roomse kerk niet, maar de reformatoren leerden dat de Heere in de roomse kerk, ondanks de tyrannie van de antichrist, het getuigenis van Zijn verbond, n.l. de doop, bewaard had, ten spijt van alle goddeloosheid der mensen. Zo erkende Calvijn ‘de tekenen en voetstappen der kerk’, die de Heere in de roomse kerk had doen overblijven en dat onder het pausdom de Heere een overblijfsel van Zijn volk had bewaard.
http://www.kerkrecht.nl/node/1796