Ik kwam in het kader van een andere discussie op bovenstaande site. Toen ik het las kwam bij mij de vraag op. Welke gedachte zit er in de reformatorische kerken achter het dragen van ambtskleding?
Van dragen van een zwart pak tot toga ( desnoods in alle kleuren....)
Onderstaand citaat viel mij ook op.
. De reformatorische ambtsopvatting is wellicht niet eenduidig, maar de lijn die Van de Beek onlangs in het GTT heeft geschetst lijkt me zeer legitiem. Hij verbindt daaraan terecht de consequentie dat alles wat het bijzondere van de voorganger accentueert vermeden dient te worden. De voorganger is geen priester, geen middelaar tussen God en mensen die daarvoor bovendien het alleenrecht bezit, maar staat, als de gemeente, onder het Woord. Woord en Geest beide zijn aan de gemeente gegeven, niet aan de clerus. Moeten de geestelijken zich dan in kleding onderscheiden van de leken? En dat nog wel met rooms-katholieke symbolen die toch onmiskenbaar verbonden zijn met een bepaalde visie op de leken?