helma schreef:Inmiddels is het allemaal aardig off-topic...
Ik ben al een aantal jaar niet meer betrokken bij Jijdaar dus ik weet niet hoe het momenteel is. Maar ik zou mijn kinderen liever naar Heartcry sturen dan naar Jijdaar. Bij Heartcry merk ik meer een verlangen om dichtbij het Woord te leven. Als je bekeerd wordt gaat dat zichtbaar worden in je leven. Dat miste ik een beetje bij de mensen achter Jijdaar. En daar wordt Bij Heartcry wel ruim aandacht aan besteed. Sprekers als Paul Washer en Jef de Vriese zijn bijbelgetrouwe sprekers waar je veel van kan leren. Ook van Etienne Maritz en François Carr heb ik veel geleerd.
Jijdaar gaat meer over hoe je tot geloof komt (en dan idd een grote rol toebedeeld aan eigen keuze)
Bij Heartcry gaat het meer over het leven van een gelovige in de levensheiliging. En dan wellicht weleens een te grote rol van jezelf; maar dat is per spreker verschillend. Iemand als Zac Poonen gaat daar veel en veel te ver in.
Ik zou mijn kinderen zowel niet sturen naar JijDaar als naar HeartCry.
JijDaar is wat minder systematisch, maar HeartCry weekt jongeren los van de kerk waar ze vandaan komen. Inderdaad komt het leven van een christen in de heiligmaking veel ter sprake. Helaas gaat dat geregeld gepaard met het gevoelen dat de rechtvaardiging, de bekering, het arme zondaar-zijn en blijven als een gepasseerd station wordt gezien. Heiligmaking wordt dan al snel een nieuwe 'wet'. Ontdekkende vragen rond het fundament van ons leven, worden niet meer gesteld.
Het feit dat vele jongeren die intensief naar HeartCry gaan, anders zijn gaan denken over de kinderdoop, het verbond, de prediking, etc. en neerkijken op Gos kinderen die maar last blijven houden van de 'oude mens' geeft mij grote zorgen over deze stichting.
Als ik het goed zie, is de omslag bij de organisatoren van HeartCry naar buiten gekomen met de uitgave van het boek Rechtvaardiging en wedergeboorte van Charles Leiter. In dit boek betoogt Leiter dat er in Romeinen 7:14-25 sprake is van een onbekeerd mens, iemand die nog in het rijk van het vlees is. Leiter maakt een radicaal onderscheid tussen vlees en Geest, hoewel hij de aanwezigheid van zonde in het leven van een christen erkent. De uiteindelijke, maar in dit leven nog niet volledige werkelijkheid van een christen is dat hij tot in zijn diepste wezen een nieuwe persoon geworden is. Vlees is voor Leiter het onverloste, fysieke lichaam, de plaats waar de zonde zich nog steeds probeert te laten gelden. Leiter schreef dit boek om ‘raad te geven aan onstandvastige christenen’, aldus de stichting HeartCry.
In deze lijn wil HeartCry staan. Daaraan is de boodschap van het overwinningsleven toegevoegd, met name door de publicaties en lezingen van de Zuid-Afrikaanse ds. Etienne Maritz. Directeur van de stichting HeartCry, Arjan Baan, bevestigde in een interview dat het in Romeinen 6 niet gaat om de rechtvaardigmaking, maar om de heiligmaking. Het zou gaan om de geloofswerkelijkheid van de nieuwe identiteit in Christus; de oude mens is dood en gekruisigd; de christen is de nieuwe mens, maar woont nog in een sterfelijk lichaam. Daarom moet een christen, aldus Leiter, het gebod van Paulus volgen om de leden van het lichaam die op de aarde zijn, te doden. Het gaat dan om een geestelijke strijd tegen concrete zonden; dat kan alleen in de kracht van de Geest.
De theoloog Oepke Noordmans heeft zich in zijn boekje 'Psychologie en Evangelie' ook over deze materie uitgesproken. Zonde beperkt zich bij Noordmans niet tot de dingen die we doen, maar duidt vooral op een diep ingevreten bestaanswijze; het is de geestelijke dood die in onze leden leeft. Juist op Golgotha wordt de ernst van wat zonde is, voor ogen gesteld. De gedachte dat wij moeten strijden tegen enkele zondige daden, doet volstrekt tekort aan de macht van de zonde die in ons woont. Vlees blijft vlees, ook in Romeinen 7 en 8. Vandaar Noordmans’ nadruk op Luthers en Kohlbrugges boetestrijd. Het gaat daarom niet aan om zelf maar aan de slag te gaan als vernieuwd mens. Het is de Geest Die dagelijks doet roepen om verlossing uit ‘het lichaam van deze dood’ en de zondaar op Christus werpt, om uit Zijn kruisverdiensten te leven als gerechtvaardigde.
Elke ontmoeting met de dood in ons vlees kan alleen maar leiden tot de uitroep: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam van deze dood.’ De Geest brengt echter verder, namelijk bij het kruis en de opstanding van Jezus Christus: ‘Ik dank God door Jezus Christus.’ Noordmans merkt terecht in een tussenzinnetje op, dat zij die het eerste niet meer (willen) zeggen, zich als ‘bekeerde mensen meestal te geestelijk’ voelen. Noordmans legt hier een pijnpunt bloot, dat heden in de kerken, maar in het bijzonder in kringen rond de stichting HeartCry veel gehoord wordt. De christen leeft immers in Christus en is het stadium van strijd met het zondige vlees voorbij. Een toenemende roep om groeigroepen en scholing in discipelschap is veelal het gevolg. Het programmatische van dergelijke groeigroepen en discipelschapcursussen staat in schril contrast met de zwarte tekening die Noordmans geeft van de blijvende werkelijkheid in Paulus' leven, namelijk de dubbelheid Farizeër-tollenaar die hij tot zijn laatste snik bleef.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)