Gedichten

Gebruikersavatar
samanthi
Berichten: 7880
Lid geworden op: 16 jul 2009, 10:30
Locatie: rotterdam

Re: Gedichten

Bericht door samanthi »

Ik kom toch!
Ze was al heel erg oud, al even in de tachtig
Toch was haar geest nog jong, haar loop veerkrachtig
Haar leven was in voorspoed en geluk verstreken
En van haar zeven kinderen niet een van 't pad geweken

Haar lieve man was onlangs heel gegaan
Heel kalm en zacht ging hij bij haar vandaan
Toen is bij haar een groot verdriet gaan knagen
Nooit heeft ze naar zijn heilstaat durven vragen

Want als ze uit de kerk een kopje koffie dronken
Dan zei ze nooit wat zijn wij diep gezonken
Nooit eens gevraagd, ach man, ben jij al in het reine
Kun je als je straks sterft rechtvaardig voor God verschijnen?

Nee! Zulke vragen stelde ze voor geen goud
En aan haarzelf? Ach, ze was al veel te oud
Hoe zou ze nu na twee en tachtig jaren pas gaan vragen
Ach, Heere Jezus zou U mijn zonden willen dragen?

Toen werd het kerstfeest, 't feest van 't Heilig Kind
't Kind dat niemand te verdorven vindt
't Kind dat ongewenst naar deze aarde kwam
't Kind dat ook de zonden van oude mensen op Zich nam

Toen was het oude vrouwtje steeds gaan denken
Zou God haar toch genade willen schenken?
Maar neen, dacht vrouwtje dan weer bang
Voor mij is het niet, ik zondigde te lang

Nooit heb ik naar dat Kind uit Bethlehem gevraagd
Nee... heel mijn leven heb ik Hem uitgedaagd
Er is voor mij geen plaatsje in mijn hart
En 't vrouwtje ging, diep neergebukt door smart

Maar t'Kind wist: niemand zou naar Hem vragen
Het wist: het zou geen kroon, maar kruishout dragen
Het wist: er wordt geen deur voor Hem opengedaan
Het wist: als Een teveel zou Hij over 'd aarde gaan

Maar: Ik kom toch!!! Zo heeft Dit Kind gezegd
en vrouwtje dacht niet meer: ik ben te slecht
Ze mocht geloven in de avond van haar leven
't Kind kwam voor haar en had Zijn bloed voor haar gegeven

Zoo kan het nog voor alle mensen
voor mensen die geen Redder wensen
Het is nog niet te laat smeek het vandaag nog
Al wil ik het helemaal niet, zegt U dan: Ik kom toch!
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?
Mara
Berichten: 23142
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Gedichten

Bericht door Mara »

1 O droeve blindheid onzer dagen,
Wie hoort men naar den Heere vragen,
Naar Zijnen weg en heil alleen?
Wie ziet men 's Heeren wegen kiezen,
En al het eigene verliezen,
Wie ziet men in Gods wegen treên?

2 Wie ziet men regt en open hand'len,
Wie ziet men ned'rig voor U wand'len,
Vergetend alles om den Heer?
Wie hoort men over 't eigen klagen,
En and're schuld als eigen dragen,
Wie werpt zich voor den Heere neêr!

3 O wee ons, om ons groote zonden,
Waaraan wij allen zijn verbonden,
O wee ons, over 't groote kwaad;
O wee ons, over 't zelf bedoelen,
O wee ons, over 't niet gevoelen,
Van 's Heeren eer, ach droeve staat!

4 Men ziet de liefde zoo verkouden,
Bij kind'ren, jongelingen, ouden,
Het is een liefdelooze tijd!
Een ieder werkt om eigen eere,
Men zoekt des Heeren werk te keeren,
En blijft met God nog in den strijd.

5 Ach! laat mij U nooden klagen,
Aan U alleen mijn last opdragen,
Bij U alleen en niemand meer;
Men kan zijn' broeder niet vertrouwen,
Zijn leed geen schepsel thans ontvouwen,
Laat mij U daarom klagen Heer!

6 Het zijn mijn' eigen booze zonden,
Mijn eigen werken, lusten, vonden,
Mijn eigen zin, daar ik 't mee houw;
Mijn eigenwillig God verlaten,
Mijn eigen, 's Heeren wegen haten,
Mijn eigen grond, waar ik op bouw.

7 o droeve blindheid onzer dagen,
Waar hoort men van Gods weg gewagen,
Waar merkt men droefheid in het hart;
Waar zijn de nat bekreten oogen,
Die niemand dan de Heer kan droogen,
Waar is er diepe zonde-smart?

8 Waar hoort men Sions kind'ren klagen,
Waar hoort men van het leed gewagen,
Daar 's Heeren volk thans onder zit?
Waar hoort men zuchten, schreeuwen, kermen,
Waar ziet men d'armen zich ontfermen,
Waar is er jagen naar het wit,

9 Den prijs der roepinge van boven,
Waar ziet men 't leven en gelooven,
In God, Drie-eenig Opperheer!
Waar ziet men op den Rotssteen bouwen,
Waar ziet men God den Heer vertrouwen,
Waar valt het voor God in en neêr?

10 o donkerheid van onze dagen,
o mogt ik er meer smart om dragen;
o werd ik meerder schuldenaar!
Mijns is de schuld en niet des Heeren,
Ik ging des Heeren weg verkeeren,
En maakte mij Gods hand zoo zwaar.

11 Mijns is de schuld, mijn ongeloove,
Mijn menschenvrees, en Geest uitdooven,
Mijn volgen van een nietig mensch,
Mijn niet opletten van den Heere,
Die mij Zijn' goeden weg kwam leeren,
Mijn eigen lust en vleesches wensch.

12 Mijn eigen volgen van mijn lusten,
Mijn niet in 's Heeren wil berusten,
Mijn eigenwillig lievend hart;
Mijn eigen doen en eigen laten,
Mijn eigen, niet op God verlaten,
Baart mij om eigen schuld veel smart.

13 Ik ben zelf oorzaak van die rampen,
Mijn eigen lust brengt al die dampen,
Die mist en nev'len allen voor;
Mijn eigen kwaad komt mij kastijden,
Mijn eigen weg baart mij dit lijden,
Daar ik mijn weg voor 's Heeren koor.

14 Ik haalde mij die zware bergen,
Om mijne zonden, die God tergen,
Vrijwillig op mijn hals en kop;
Ik lig in eigen schuld bedolven,
Ik haalde mij al deze golven
Van jamm'ren door mijn schuld mij op.

15 o levenswekker, levensader,
Breng mijne ziele tot U nader,
En laat mij al die groote schuld,
Zoo veel ik moet en mag gevoelen,
En niet meer eigen eer bedoelen,
Daar G' alles voor mij hebt vervuld.

16 Verlosser, trek en leer mijn ziele,
Laat mij diep voor U nederknielen,
In stof en assche voor uw troon;
Laat mij vergeving bij u vinden,
En eens met al Uw' ware vrinden,
Van Uwen arbeid smaken 't loon.

ds. L.G.C. Ledeboer
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Mara schreef:1 O droeve blindheid onzer dagen,
Wie hoort men naar den Heere vragen,
Naar Zijnen weg en heil alleen?
Wie ziet men 's Heeren wegen kiezen,
En al het eigene verliezen,
Wie ziet men in Gods wegen treên?

2 Wie ziet men regt en open hand'len,
Wie ziet men ned'rig voor U wand'len,
Vergetend alles om den Heer?
Wie hoort men over 't eigen klagen,
En and're schuld als eigen dragen,
Wie werpt zich voor den Heere neêr!

3 O wee ons, om ons groote zonden,
Waaraan wij allen zijn verbonden,
O wee ons, over 't groote kwaad;
O wee ons, over 't zelf bedoelen,
O wee ons, over 't niet gevoelen,
Van 's Heeren eer, ach droeve staat!

4 Men ziet de liefde zoo verkouden,
Bij kind'ren, jongelingen, ouden,
Het is een liefdelooze tijd!
Een ieder werkt om eigen eere,
Men zoekt des Heeren werk te keeren,
En blijft met God nog in den strijd.

5 Ach! laat mij U nooden klagen,
Aan U alleen mijn last opdragen,
Bij U alleen en niemand meer;
Men kan zijn' broeder niet vertrouwen,
Zijn leed geen schepsel thans ontvouwen,
Laat mij U daarom klagen Heer!

6 Het zijn mijn' eigen booze zonden,
Mijn eigen werken, lusten, vonden,
Mijn eigen zin, daar ik 't mee houw;
Mijn eigenwillig God verlaten,
Mijn eigen, 's Heeren wegen haten,
Mijn eigen grond, waar ik op bouw.

7 o droeve blindheid onzer dagen,
Waar hoort men van Gods weg gewagen,
Waar merkt men droefheid in het hart;
Waar zijn de nat bekreten oogen,
Die niemand dan de Heer kan droogen,
Waar is er diepe zonde-smart?

8 Waar hoort men Sions kind'ren klagen,
Waar hoort men van het leed gewagen,
Daar 's Heeren volk thans onder zit?
Waar hoort men zuchten, schreeuwen, kermen,
Waar ziet men d'armen zich ontfermen,
Waar is er jagen naar het wit,

9 Den prijs der roepinge van boven,
Waar ziet men 't leven en gelooven,
In God, Drie-eenig Opperheer!
Waar ziet men op den Rotssteen bouwen,
Waar ziet men God den Heer vertrouwen,
Waar valt het voor God in en neêr?

10 o donkerheid van onze dagen,
o mogt ik er meer smart om dragen;
o werd ik meerder schuldenaar!
Mijns is de schuld en niet des Heeren,
Ik ging des Heeren weg verkeeren,
En maakte mij Gods hand zoo zwaar.

11 Mijns is de schuld, mijn ongeloove,
Mijn menschenvrees, en Geest uitdooven,
Mijn volgen van een nietig mensch,
Mijn niet opletten van den Heere,
Die mij Zijn' goeden weg kwam leeren,
Mijn eigen lust en vleesches wensch.

12 Mijn eigen volgen van mijn lusten,
Mijn niet in 's Heeren wil berusten,
Mijn eigenwillig lievend hart;
Mijn eigen doen en eigen laten,
Mijn eigen, niet op God verlaten,
Baart mij om eigen schuld veel smart.

13 Ik ben zelf oorzaak van die rampen,
Mijn eigen lust brengt al die dampen,
Die mist en nev'len allen voor;
Mijn eigen kwaad komt mij kastijden,
Mijn eigen weg baart mij dit lijden,
Daar ik mijn weg voor 's Heeren koor.

14 Ik haalde mij die zware bergen,
Om mijne zonden, die God tergen,
Vrijwillig op mijn hals en kop;
Ik lig in eigen schuld bedolven,
Ik haalde mij al deze golven
Van jamm'ren door mijn schuld mij op.

15 o levenswekker, levensader,
Breng mijne ziele tot U nader,
En laat mij al die groote schuld,
Zoo veel ik moet en mag gevoelen,
En niet meer eigen eer bedoelen,
Daar G' alles voor mij hebt vervuld.

16 Verlosser, trek en leer mijn ziele,
Laat mij diep voor U nederknielen,
In stof en assche voor uw troon;
Laat mij vergeving bij u vinden,
En eens met al Uw' ware vrinden,
Van Uwen arbeid smaken 't loon.

ds. L.G.C. Ledeboer
Ondanks de tijd waaruit dit gedicht stamt, weer actueel en goed om over na te denken, of te bemediteren denk ik.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

PSALM 38 vers 1 en 9

Groot en eeuwig Opperwezen,
Zeer te vrezen,
Straf mij in Uw gramschap niet;
Toon mij toch, dat Uw kastijden,
In mijn lijden,
Uit geen grimmigheid geschiedt.

Maar wat klaag ik, HEER' der heren?
Mijn begeren
Is voor U, in al mijn leed,
Met mijn zuchten en mijn zorgen,
Niet verborgen;
Daar Gij alles ziet en weet.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Psalm 97

God heerst als Opperheer;
Dat elk Hem juichend eer';
Gij, aarde, zee en eiland,
Verheugt u in uw Heiland.
Hem dekt met majesteit
Der wolken donkerheid;
Hij vestigt Zijnen troon
Op heil'ge rijksgeboôn,
Vol recht en wijs beleid.


Een vuurgloed gaat Hem voor,
Den gansen hemel door,
En blaakt aan alle zijden
Hen, die Zijn macht bestrijden;
Zijn felle bliksemschicht
Snelt door al 't zwerk, verlicht
Den gansen wereldkloot;
Het aardrijk ziet zijn nood,
En ijst, en beeft, en zwicht.


't Gebergte smelt als was,
En wordt geheel tot as,
Voor 't aangezicht des HEEREN,
Wien al wat leeft, moet eren.
't Verbaasde hemelrond
Meldt, in dien naren stond,
Zijn billijkheid en macht;
De volken zien Zijn kracht
Op 's aardrijks ruimen grond.


Dat ieder schaamrood zij,
Die, onbeschroomd en vrij,
Een beeld durft eer bewijzen
En nietig' afgoôn prijzen,
Den waren God ten hoon.
Knielt voor Hem, al gij goôn!
Zwicht voor den Opperheer;
Buigt u met ootmoed neer
Voor Zijn geduchten troon.


Gans Sion was verheugd,
En juicht', o HEER, van vreugd,
Met Juda's docht'renscharen,
Wanneer 't de blijde maren
Uws oordeels had gehoord;
Want Gij heerst ongestoord,
En toont Uw macht alom,
Ver boven 't godendom,
't Welk siddert voor Uw woord.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Klavart
Berichten: 1241
Lid geworden op: 24 jun 2015, 08:36

Re: Gedichten

Bericht door Klavart »

-DIA- schreef:Psalm 97

God heerst als Opperheer;
Dat elk Hem juichend eer';
Gij, aarde, zee en eiland,
Verheugt u in uw Heiland.
Hem dekt met majesteit
Der wolken donkerheid;
Hij vestigt Zijnen troon
Op heil'ge rijksgeboôn,
Vol recht en wijs beleid.


Een vuurgloed gaat Hem voor,
Den gansen hemel door,
En blaakt aan alle zijden
Hen, die Zijn macht bestrijden;
Zijn felle bliksemschicht
Snelt door al 't zwerk, verlicht
Den gansen wereldkloot;
Het aardrijk ziet zijn nood,
En ijst, en beeft, en zwicht.


't Gebergte smelt als was,
En wordt geheel tot as,
Voor 't aangezicht des HEEREN,
Wien al wat leeft, moet eren.
't Verbaasde hemelrond
Meldt, in dien naren stond,
Zijn billijkheid en macht;
De volken zien Zijn kracht
Op 's aardrijks ruimen grond.


Dat ieder schaamrood zij,
Die, onbeschroomd en vrij,
Een beeld durft eer bewijzen
En nietig' afgoôn prijzen,
Den waren God ten hoon.
Knielt voor Hem, al gij goôn!
Zwicht voor den Opperheer;
Buigt u met ootmoed neer
Voor Zijn geduchten troon.


Gans Sion was verheugd,
En juicht', o HEER, van vreugd,
Met Juda's docht'renscharen,
Wanneer 't de blijde maren
Uws oordeels had gehoord;
Want Gij heerst ongestoord,
En toont Uw macht alom,
Ver boven 't godendom,
't Welk siddert voor Uw woord.
Beminnaars van den HEER’,
Verbreiders van Zijn eer,
Hoopt steeds op Zijn genade,
En haat altoos het kwade.
Hij, Die in tegenspoed
Zijn gunstgenoten hoedt,
Verleent hun onderstand,
En redt z’ uit ’s bozen hand,
Die op hun onschuld woedt.

Gods vriend’lijk aangezicht
Heeft vrolijkheid en licht
Voor all’ oprechte harten
Ten troost verspreid in smarten.
Juicht, vromen, om uw lot;
Verblijdt u steeds in God;
Roemt, roemt Zijn heiligheid;
Zo word’ Zijn lof verbreid
Voor al dit heilgenot!
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Klavart schreef:
-DIA- schreef:Psalm 97

God heerst als Opperheer;
Dat elk Hem juichend eer';
Gij, aarde, zee en eiland,
Verheugt u in uw Heiland.
Hem dekt met majesteit
Der wolken donkerheid;
Hij vestigt Zijnen troon
Op heil'ge rijksgeboôn,
Vol recht en wijs beleid.


Een vuurgloed gaat Hem voor,
Den gansen hemel door,
En blaakt aan alle zijden
Hen, die Zijn macht bestrijden;
Zijn felle bliksemschicht
Snelt door al 't zwerk, verlicht
Den gansen wereldkloot;
Het aardrijk ziet zijn nood,
En ijst, en beeft, en zwicht.


't Gebergte smelt als was,
En wordt geheel tot as,
Voor 't aangezicht des HEEREN,
Wien al wat leeft, moet eren.
't Verbaasde hemelrond
Meldt, in dien naren stond,
Zijn billijkheid en macht;
De volken zien Zijn kracht
Op 's aardrijks ruimen grond.


Dat ieder schaamrood zij,
Die, onbeschroomd en vrij,
Een beeld durft eer bewijzen
En nietig' afgoôn prijzen,
Den waren God ten hoon.
Knielt voor Hem, al gij goôn!
Zwicht voor den Opperheer;
Buigt u met ootmoed neer
Voor Zijn geduchten troon.


Gans Sion was verheugd,
En juicht', o HEER, van vreugd,
Met Juda's docht'renscharen,
Wanneer 't de blijde maren
Uws oordeels had gehoord;
Want Gij heerst ongestoord,
En toont Uw macht alom,
Ver boven 't godendom,
't Welk siddert voor Uw woord.
Beminnaars van den HEER’,
Verbreiders van Zijn eer,
Hoopt steeds op Zijn genade,
En haat altoos het kwade.
Hij, Die in tegenspoed
Zijn gunstgenoten hoedt,
Verleent hun onderstand,
En redt z’ uit ’s bozen hand,
Die op hun onschuld woedt.

Gods vriend’lijk aangezicht
Heeft vrolijkheid en licht
Voor all’ oprechte harten
Ten troost verspreid in smarten.
Juicht, vromen, om uw lot;
Verblijdt u steeds in God;
Roemt, roemt Zijn heiligheid;
Zo word’ Zijn lof verbreid
Voor al dit heilgenot!
Het verschil van de eerste verzen met de laatste twee verzen (in de onberijmde tekst de verzen 10-11) zijn persoonlijk,
en hebben een persoonlijk adres: Gij liefhebbers des HEEREN.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 18724
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: RE: Re: Gedichten

Bericht door helma »

-DIA- schreef:
Ja wel bekend, voor zover ik weet is het dit?

Mijn rechterbuurman

Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heen gegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag me af hoe hij is weggegaan...

Hij was een trouw ‘genoot’ en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.

Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.

En dat is zo gebeurd, er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen
gewogen in de waag der eeuwigheid?

Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt.
–het brood voor heden en de huur voor morgen–
en dat verzekering niet alle schaden dekt.

Ik vrees, dat spijts deskundig overleggen
zij deze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor de dood.

Want ’k vrees dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moet ondergaan.
Wat kan in dit gericht een mens nog baten
als Jezus Zelf niet voor hem in wil staan?

Maar hoe dit zij, welk deel hij heeft verworden,
het is voorbij, voor hem is ’t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik, ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd!
Vannacht is veel uit dit gedicht onverwachts waarheid geworden....
Johannes 3:16
Berichten: 913
Lid geworden op: 24 mar 2004, 00:17

Re: Gedichten

Bericht door Johannes 3:16 »

Op de heuvel Golgotha staat een kruispaal opgeheven;
Als ik daarheen de ogen sla, wordt mij alle schuld vergeven.
Onder de ijz''ren nagelpunt, die Uw voeten houdt verbonden,
zij een plaatsje mij vergund waar ''k mag wenen om mijn zonden.
Geef me er de allerlaagste plaats, zo Gij mij een plaats wilt geven!
Nooit heeft iemand zoveel kwaads tegen zoveel licht bedreven.
Sheba
Inactief
Berichten: 1997
Lid geworden op: 23 okt 2013, 21:48

Re: RE: Re: Gedichten

Bericht door Sheba »

helma schreef:
-DIA- schreef:
Ja wel bekend, voor zover ik weet is het dit?

Mijn rechterbuurman

Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heen gegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag me af hoe hij is weggegaan...

Hij was een trouw ‘genoot’ en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.

Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.

En dat is zo gebeurd, er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen
gewogen in de waag der eeuwigheid?

Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt.
–het brood voor heden en de huur voor morgen–
en dat verzekering niet alle schaden dekt.

Ik vrees, dat spijts deskundig overleggen
zij deze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor de dood.

Want ’k vrees dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moet ondergaan.
Wat kan in dit gericht een mens nog baten
als Jezus Zelf niet voor hem in wil staan?

Maar hoe dit zij, welk deel hij heeft verworden,
het is voorbij, voor hem is ’t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik, ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd!
Vannacht is veel uit dit gedicht onverwachts waarheid geworden....
Ingrijpend Helma.
zonnebloem96
Berichten: 78
Lid geworden op: 25 feb 2016, 16:24

Re: Gedichten

Bericht door zonnebloem96 »

Van de heuvel Golgotha,
uit des Heilands wrede wonden,
vloeien stromen van genâ
voor scharlakenrode zonden.
Zondaar, sta hier biddend stil,
hier is redding voor wie het wil.
Hier wordt het behoud gevonden,
niemand keer' mismoedig om;
Jezus roept: die dorst heeft, kom!
'k Zie geen vreugd op uw gelaat;
'k zie geen blijdschap in uw ogen,
maakt g' op 's Heeren Woord geen staat?
Houdt ge uw hoofd nog neergebogen?
Heeft Hij iemand ooit bedrogen?
Spreek, wat stil verborgen smart
blijft dan knagen aan uw hart?
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom.
Ach, mijn zonden zijn te groot,
'k heb te lang, te zwaar misdreven.
't Is een schuld, scharlakenrood,
nooit wordt mij die schuld vergeven.
Zondaar, hoe ontaard en snood,
zondaar, hoe in zonden dood;
Jezus biedt u 't eeuwig leven.
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom.
Ach, kon ik mijn hart van steen
slechts aan 's Heeren voeten breken.
Kon 'k met een luid en droef geween
om genâ en redding smeken.
Zondaar, van de liefde Gods
smelt de meest onbreekb're rots.
Wil niet langer tegenspreken.
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom.
Ach, ik hoor des Heeren Woord,
kon ik slechts dat Woord geloven.
Maar hoe dikwijls ook gehoord,
't stuit op als een oor des doven.
Ook voor doven kwam de Heer'
vol genâ op aarde neer.
Sla dan hoopvol 't oog naar boven.
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom.
Word mijn klagen toch niet moe,
maar de nacht heeft mij omgeven.
Ach, hoe vind ik het eeuwig leven?
Zondaar, Jezus is het Licht,
Jezus schenkt ook u 't gezicht.
Wil niet langer wederstreven.
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom.
Ach, dit is het wat mij kwelt,
dit, wat mij zo lang doet zuchten:
wierd ik wel door dorst gekweld?
Zondaar, die zo klaagt en vreest,
dit bewijst uw dorst het meest.
Wil dus niets, neen niets meer duchten.
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom.
Ja, dit is des Heeren stem,
wie 't ook zij, die wil mag komen.
Ik geloof, ik kom tot Hem.
Ik, óók ik, word aangenomen.
Van de heuvel Golgotha
vloeien stromen van genâ.
Óók voor mij, óók voor mij die stromen.
Niemand keer' mismoedig om,
elk die dorst heeft, kom, ja kom!
Wat is uw enige troost, beide in leven en in sterven?
zonnebloem96
Berichten: 78
Lid geworden op: 25 feb 2016, 16:24

Re: Gedichten

Bericht door zonnebloem96 »

Het is volbracht
Genadig God! In de eeuwigheid,
eer 't mensdom was geboren,
heeft reeds Uw Zoon als Borg gepleit
en, eer het ging verloren,
waart Gij voldaan.
Gij nam Zijn borgtocht aan
en liet ons vrede horen.
Het is volbracht! Gij wacht niets meer,
Uw Naam is opgeluisterd:
in Jezus blinkt Uw glorie weer,
door mij zo snood verduisterd.
Nu zwijgt de wet,
de zonde is pal gezet,
de satan is gekluisterd!
Het is volbracht! 't Is voor mij voldaan,
ik, schuldig en verdorven,
mag in des Vaders vriendschap staan,
mij is Zijn Geest verworven.
Jezus heeft
voor mij op aard' geleefd
en is voor mij gestorven.

(dichter: vermoedelijk Groenewegen)
Wat is uw enige troost, beide in leven en in sterven?
eilander
Moderator
Berichten: 16786
Lid geworden op: 15 okt 2007, 21:42

Re: Gedichten

Bericht door eilander »

zonnebloem96 schreef:Van de heuvel Golgotha,
uit des Heilands wrede wonden,
vloeien stromen van genâ
voor scharlakenrode zonden.
(...)
Ik lees nu pas dit prachtige gedicht. Wie heeft dit geschreven?
Gebruikersavatar
Terri
Berichten: 3980
Lid geworden op: 21 nov 2009, 20:53

Re: Gedichten

Bericht door Terri »

eilander schreef:
zonnebloem96 schreef:Van de heuvel Golgotha,
uit des Heilands wrede wonden,
vloeien stromen van genâ
voor scharlakenrode zonden.
(...)
Ik lees nu pas dit prachtige gedicht. Wie heeft dit geschreven?
P.Huet
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Terri schreef:
eilander schreef:
zonnebloem96 schreef:Van de heuvel Golgotha,
uit des Heilands wrede wonden,
vloeien stromen van genâ
voor scharlakenrode zonden.
(...)
Ik lees nu pas dit prachtige gedicht. Wie heeft dit geschreven?
P.Huet
Is dat ook niet de dichter van "Vaste Rots van mijn behoud?"
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Plaats reactie