Gedichten

[CvdW]

En dat ongeloof is de officier van alle geestelijke kwalen in mijn ziel.

Dit is het vervolg.

[Jeremiah]

Hoe zal ik u ontvangen,
hoe wilt Gij zijn ontmoet,
O, 's werelds hoogst verlangen,
des sterv'lings zaligst goed?
Dat ons uw Geest verlichte!
Houd zelf de fakkel bij,
die, Heer', ons onderrichte,
wat U behaag'lijk zij!

Ik moest aan deze denken:

Gelukkig is iemand pas, als hij of zij heeft leren verlangen naar wat hij of zij al ontvangen heeft. - Augustinus

[-DIA-]

Hoe zal ik u ontvangen,
hoe wilt Gij zijn ontmoet,
O, 's werelds hoogst verlangen,
des sterv'lings zaligst goed?
Dat ons uw Geest verlichte!
Houd zelf de fakkel bij,
die, Heer', ons onderrichte,
wat U behaag'lijk zij!

Ik moest aan deze denken:

Gelukkig is iemand pas, als hij of zij heeft leren verlangen naar wat hij of zij al ontvangen heeft. - Augustinus

Dat wordt slechts door weinigen opgemerkt. Zo zitten heel veel gezangen (ik ken de bundel van 1938 een beetje) vol met niet voluit gereformeerde zaken. Over het algemeen zijn de gezangen algemeen van aard, en bevatten weinig of geen boetegezangen. De bekende prof. G. Wisse sprak destijds over het "jolige christendom".
Toch staan er in die bundel wel gezangen die goed gereformeerd zijn.
De Gereformeerde Kerken stonden eerst ook huiverig tegenover het invoeren van gezangen. Men begon heel voorzichtig. Er werd een bundel samengesteld van 29 gezangen. Over het algemeen met een goede strekking. Hoewel ook niet alles. Maar deze voormalige kerken gingen de weg die nu door verschillende neo-gereformeerde kerken gegaan wordt. Een gestrand blijkt niet altijd een baken in zee.

[-DIA-]

Zijt ons nu genadig, o HEERE mijn!
Wil ons barmhartig zijn;
De mensen al ons alzo gaar verachten
Dat wij in smaad versmachten.
Wij zijn der stouten spot aan alle zijden,
Wij zijn tot dezen tijden
Van de hovaardigen zeer fel en kwaad
Veracht en gans versmaad.

Geef ons genâ, geef ons genâ, o HEER',
En red ons tot Uw eer;
Wij zijn reeds moe van al de schamp're woorden,
Die wij van smaders hoorden;
Ons treurig hart is moe van al het spotten,
En 't honend samenrotten
Der hovaardij, die need'rigen veracht,
En weelderig belacht.

Ontferm U, HEERE! Toon ons Uw genâ
en sla Uw kind’ren gâ,
want wij zijn zat van smaad en tegenspreken;
ons hart dreigt haast te breken.
’t Hoogmoedig volk blijft spotten en ons plagen,
te veel om nog te dragen.
Hun schimp en smaad heeft ons al overstelpt.
Toon dat G’ Uw kind’ren helpt.

[Jeremiah]

Uitkomst

Heerlijk zal eens d’ uitkomst wezen,
Voor degenen, die God vrezen
Schoon zij `t einde nog niet zien;
Zalig die tot Jezus vluchten,
Uit de diepte tot Hem zuchten,
Met hun noden tot Hem vliên.

In de nood tot Hem gevloden
Redt Hij mij uit duizend doden,
Telkens even wonderbaar.
Wonderlijk zal d’ uitkomst wezen,
Voor degenen die Hem vrezen,
Steunen op de Middelaar

Wijlen Ds. L. G. C. Ledeboer

[samanthi]

Wie weet van wie onderstaan citaat (waarschijnlijk uit een gedicht) is?

Ongeloof houdt God verdacht,
in Zijn liefde, trouw en macht.

Ik heb er op gegoogeld maar kom alleen deze twee zinnen tegen niet een heel gedicht, wel preken van Boston
ONGELOOF, DE GROOTSTE ZONDE;
GELOOF, DE GROOTSTE GENADE

Ik ga ze zeker lezen.

[Gedicht]

Ik ben op zoek naar het hele gedicht waarin de volgende passage voorkomt:

Kom Heil'ge Geest, stort af uw stroom
Besproei ons als een goede boom
Zo zullen wij in plaats van een woestijn
Gelijk een heug'lijk Salem zijn
En dankbaar uit genade blijken.

Wie weet voor mij de rest en de dichter?

[zonnebloem96]

Ik ben op zoek naar het hele gedicht waarin de volgende passage voorkomt:

Kom Heil'ge Geest, stort af uw stroom
Besproei ons als een goede boom
Zo zullen wij in plaats van een woestijn
Gelijk een heug'lijk Salem zijn
En dankbaar uit genade blijken.

Wie weet voor mij de rest en de dichter?

Dichter Carolus Tuinman? Het gedicht (gevonden via google):

O, dat er op mijn dorre ziel
Een milde dauw en regen viel,
Die uit Gods troon komt nedervloeien!
Dan wierd zij liefelijk gelaaft
En zou met nieuwe kracht begaaft,
Tot lof van Jezus, vruchtbaar groeien.

Mij dorst, o God! Mijn ziel verlangt,
Dat zij een dropje mee ontvangt.
Mijn hart is mat, mijn mond is open.
Ik pas op 't druppen van Uw Woord:
'k Weet dat Uw Geest daarbij behoort,
En koom tot Uw Bethesda lopen.

Gebied Uw wolken, machtig Heer',
Dan komen zegenplassen neêr,
Als die Uw erfdeel dus bevochten,
Het is als 't vlies van Gideon,
Dan wordt Uw kerke zelf een bron,
En dorstig land wordt watertochten.

Is 't hart nog rotsig als een steen,
Daar dringt die regenkracht door heen,
En kan de hardste kluiten breken,
Ja gans doen smelten. O, geen drop
En valt daar zonder werking op,
Ja, die wast aan tot volle beken.

Kom, Heilige Geest, stort af Uw stroom,
Besproeit mij als een goede boom.
Doe mij een paradijs gelijken:
Dan zal ik, eertijds een woestijn,
Gelijk een heug'lijk Zaron zijn
En dankbaar door genade blijken.

---------------------------------------------

[Gedicht]

Dan ben je echt beter met Google dan ik, want daar had ik zelf natuurlijk ook al op gezocht. Hartelijk dank!

[-DIA-]

Een Opwekkingslied!
Uit de Bundel van Davids Psalmem

Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: "Zie, wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan;
Kom, ga met ons en doe als wij."
Jeruzalem, dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in;
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is wèl gebouwd,
Wel saâmgevoegd: wie haar beschouwt,
Zal haar voor 's Bouwheers kunstwerk groeten.

De stammen, naar Gods naam genoemd,
Gaan derwaarts op; waar elk zich buigt
Naar d' ark, die van Gods gunst getuigt;
Waar elk Zijn naam belijdt en roemt;
Want d' achtb're zetel van 't gericht
Is daar voor Davids huis gesticht;
De rechterstoelen staan daar binnen.
Bidt, met een algemene stem,
Om vrede voor Jeruzalem.
Het ga hun wèl, die u beminnen.

Dat vreed', en aangename rust,
En milde zegen u verblij';
Dat welvaart in uw vesting zij,
In uw paleizen vreugd' en lust.
Om vriend en broed'ren spreek ik nu:
"De vrede zij en blijv' in u;
Nooit moet haar nijd of twist verkloeken;
Om 's HEEREN huis, in u gebouwd,
Waar onze God Zijn woning houdt,
Zal ik het goede voor u zoeken."

[Jeremiah]

Een Opwekkingslied!
Uit de Bundel van Davids Psalmem

Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: "Zie, wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan;
Kom, ga met ons en doe als wij."
Jeruzalem, dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in;
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is wèl gebouwd,
Wel saâmgevoegd: wie haar beschouwt,
Zal haar voor 's Bouwheers kunstwerk groeten.

De stammen, naar Gods naam genoemd,
Gaan derwaarts op; waar elk zich buigt
Naar d' ark, die van Gods gunst getuigt;
Waar elk Zijn naam belijdt en roemt;
Want d' achtb're zetel van 't gericht
Is daar voor Davids huis gesticht;
De rechterstoelen staan daar binnen.
Bidt, met een algemene stem,
Om vrede voor Jeruzalem.
Het ga hun wèl, die u beminnen.

Dat vreed', en aangename rust,
En milde zegen u verblij';
Dat welvaart in uw vesting zij,
In uw paleizen vreugd' en lust.
Om vriend en broed'ren spreek ik nu:
"De vrede zij en blijv' in u;
Nooit moet haar nijd of twist verkloeken;
Om 's HEEREN huis, in u gebouwd,
Waar onze God Zijn woning houdt,
Zal ik het goede voor u zoeken."

Mooi. Er gaat helemaal niets boven de psalmen.

https://www.youtube.com/watch?v=yF9qoIV-IEg

[zonnebloem96]

Sufficient for thee is My grace
Oppressed with unbelief and sin,
fightings without and fears within,
while earth and hell, with force combined,
assault and terrify my mind.
What strength have I against such foes,
such hosts and legions to oppose?
Alas! I tremble, faint and fall,
Lord! save me, or I give up all.
Thus sorely pressed, I sought the Lord
to give me some sweet cheering word.
Again I sought and yeat again,
I waited long, but not in vain.
O! 't Was a cheering word indeed,
exactly suited to my need:
''Sufficient for thee is My grace,
thy weakness My great pow'r displays.''
Now despond and mourn no more,
I welcome all I feared before.
Though weak I'm strong, though troubled blest,
for Christ's own pow'r shall on me rest.
My grace would soon exhausted be,
but His is boundless as the sea.
Then let me boast with holy Paul
that I am nothing, Christ is all.

[zonnebloem96]

Nooit heb ik dankensstof tekort
om U, mijn God, te loven.
'k Gevoel, de ware dankbaarheid,
ze is een gift van Boven.
Geef mij, o God, dan deze gift,
opdat 'k U steeds mag prijzen.
Zovele malen geeft Gij mij
weer nieuwe gunstbewijzen.
Wat is Uw liefde eind'loos groot,
wordt U mij dan nooit moede?
Steeds proef ik Uw genade weer,
ja, zelfs ook aan Uw roede.
Komt soms eens ongeloof in 't hart,
dan mag ik toch ervaren
door droefheid heen, dat Uw gena
het donker op doet klaren.
En 'k weet, mijn God is mij nabij,
ook in de zwaarste tijden.
Door Zijne Geest mag ik ook dan
mij nog in Hem verblijden.
Nee, 't is geen vrucht van eigen hart,
maar Uw genade, Heere.
Dat Uwe Geest mij meer en meer
het ware danken lere.
Totdat ik eind'lijk ongestoord
met al de zaal'gen Boven,
van zonden vrij, vol dankensstof,
voor eeuwig U zal loven.

[Dodo]

Op de achterkant van het rd staat een gedicht. Ik vind het echt goed, maar twee taalfouten? Dat kan toch niet? En ik snap dat polsendraaien niet.

[refo]

Ik zie maar 1 fout.