Twijfelmoedige en kleingelovige verloste zielen
Geplaatst: 17 jun 2009, 18:28
Geachte forummers,
Smytegelt maakte middels het forum in meerdere discussies, maar ook middels de PB, meerdere malen het verwijt aan mijn adres, dat ik middels mijn schrijven, de kinderkens in Christus met het badwater wegsmijt. Aan de hand van dit schrijven, hoop ik mijn visie aangaande de zwakgerechtvaardigden, de twijfelmoedigen in Christus, de kleingelovigen in Christus, een weinig te hebben verhelderd, en waar ik sommige verloste twijfelmoedige zielen heb pijn gedaan, vergeef me het dan. Hiermee herroep ik beslist niet wat ik op dit forum heb geschreven, maar het is dus meer een verhelderende verklaring van mijn schrijven op dit forum.
Aan Smytegelt :
U schreef in uw eerdere mail zo het volgende : “Ik begrijp uw zaak van angst aangaande geloof zonder ware zelfveroordeling en het erkennen van doemwaardigheid, maar nogmaals: U gooit met het badwater het kind weg. U drijft op uw bevinding van de vrijspraak en legt dit op aan de ander en ontkent het bestaan van twijfelmoedige zielen die ook bestaan onder de meest rechtzinnige prediking. Gods Geest wil mensen nogal eens klein houden om ze te bewaren voor geestelijke hoogmoed. De Heere kastijdt wie hij liefheeft. Dat zijn ware gelovigen! En niemand zegge dat hij van God verzocht worde! De Heere beproeft zijn Volk.”
Wanneer u mijn onderstaande artikelen eens met een weinig aandacht had gelezen, dan had u wellicht voorzichtiger geweest, met uw uitspraak. Anderzijds heeft u deze uitspraak gedaan alvorens u mijn website eens wat beter door heeft genomen. Dus ik neem het u maar niet kwalijk. Lees onderstaande links :
http://www.dewoesteweg.nl/artikelen-med ... aardigden/
http://www.dewoesteweg.nl/artikelen-med ... dgeborene/
http://www.dewoesteweg.nl/diversen/gods-volk-in-donker/
Want, in welk een tijd leven we nu eigenlijk? Ook wat betreft het allerheiligste in onze behoudende kerken, namelijk de bediening van het H.A. Hierover mag ik met vrijmoedigheid de uitspraak doen, wat ik ds. T. Cabaret eens heb horen zeggen, namelijk : ‘dat de honden gaan aan, en de kinderen blijven wenend zitten.’
Dit is werkelijk in wezen zeer kernachtig uitgedrukt over de tijd waarin we nu leven.
Maar, nu de vraag aan ons beiden, hoe komt dat nu….? Troost, troost, Mijn volk, zegt den Heere bij monde van Jesaja. Er zijn (bijna) geen vertroosters meer! Ja, ik zal het u zeggen, dat het ook hierin geldt, dat de honden vertroost worden aan de hand van zeer gemoedelijke preekjes, preken waarin geen afsnijding te beluisteren is, en de kinderen zitten wenend in het donker te sterven van de honger, vanwege dat ze meestentijds stenen voor broden krijgen. Ze krijgen de wet waaraan ze gestorven zijn, als Evangelie voorgeschoteld, en velen worden daardoor weer in de dienstbaarheden terug gebracht. Zij die in de vrijheid zijn gezet, worden met zulke preken weer in de gevangenhuizen gebracht, van dit doen en dat laten. Verschrikkelijk! Waar zijn nu nog heden de mannen die dat verdrukte en twijfelmoedige volk nog mogen opbeuren en vertroosten. Weet u wat den Heere hierover heeft gezegd :
“Maar nu is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; tot een plundering, en niemand zegt: Geeft ze weder. Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal? Wie heeft Jakob tot een plundering overgegeven, en Israel den rovers? Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij wilden niet wandelen in Zijn wegen, en zij hoorden niet naar Zijn wet, Jes. 42:22-24.”
Dit is nu werkelijk precies de tijd waarin we nu leven. Ik wens het kind niet weg te smijten met het badwater, maar wat ik wel zeer begeer is om een separerend geluid voort te mogen brengen zoals de Heere mij dat heeft geleerd, maar ook heeft laten zien vanuit Zijn Woord. Ik heb u al eerder gezegd, ook in de discussie die ik met ‘Memento’ heb gevoerd, en waarin ook jij hebt deelgenomen, zie volgende link :
http://www.refoforum.nl/forum/viewtopic ... &sk=t&sd=a
dat velen op dit forum van geen afsnijding willen horen, en het begon er in eerste instantie op te lijken, dat u er ook een afkeer van kreeg. Maar, ik ben nu toch verblijd om te lezen dat u de benodigde Zaak zelf ook in een afsnijdende heeft geleerd en verkregen, dat is Christus Jezus en Dien gekruist. Wanneer wordt hier op aarde meestentijds een kind geboren? Wanneer een moeder aan het einde van al haar krachten is gekomen, en het voor haar eigenlijk niet meer kan. Werkelijk voor haar een sterfweg, dán pas wordt dat kindje geboren. En dan pas is het feest, en een ontzaggelijke blijdschap. Vanwege die weeën, en al die ellende en pijn? Nee, maar het gaat er ook niet buitenom. Die moeder moet daar doorheen. Alzo wordt dat Kindeke Jezus in de harten van God lieve volk, gebaart en geboren wordt in een weg van nood en dood. Maar wanneer dan dat Kindeke eenmaal op de borst van de barende ziel wordt gelegd, zijn alle helse angsten en onhoudbare noden, meteen van haar weggevloden.
Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is, Joh. 16:21.
Hoevelen in onze tijd wensen niet liever te spreken over de weeën, en hun angsten, dan over het geboren Kindeke in hun arme verloren zielen. Hoe komt dat? Wellicht omdat dat Kindeke nimmer in hun zielen geboren is geworden, en wat er dan anders over dan te spreken over allerlei liefelijke gemoedelijkheden, wat het Kindeke Jezus Zelf niet is. Maar bij hoevele kinderkens in Christus is Hij wel degelijk in hun arme verloren ziel geboren geboren, hoewel zij het voor de verlossende zaak niet durven te houden. Kijk, dit zijn nu de tijfelmoedigen, die verklaard behoren te worden. Maar waar zijn tegenwoordig de mannen die ze kunnen verklaren. Want, dit is namelijk de zaak waar u op doelt te wijzen. Daarnaast nog dit, hoe zouden we ze kúnnen verklaren, indien we niet eerst zelf een kind in Christus zijn geweest. Hoe schoon kunnen we dit lezen, vanuit het leven van John Warburton, hetgeen hij zelf heeft geschreven. Het mooie uit zijn leven, maar ook zijn wangestaltes, die een ander nimmer van hem had durven noemen. Dit maakte dat boekje daarom zo mooi. Ook deze man was een pasgeboren kind in de genade Gods in Christus, toen hij destijds dat kerkje uitkwam. Het enige wat hij kon verklaren was, van hoe hij van de vloek der wet was verlost, en hoe Christus in zijn arme verloren ziel geboren was geworden. Op zich, natuurlijk genoeg tot zaligheid, maar toen kwamen de verdachtmakers en de twijfelmakers. Tenslotte, werd hij ook nog voor een Antinomiaan uitgemaakt. Waarop hij bevreesd weer op z’n knieën viel voor den Heere, Hem vragende of het dan niet waar was geweest. Zijn Zaligmaker heeft het telkens zeer liefelijk willen bevestigen. Later toen hij mocht opwassen tot een jongeling of vader in Christus, en hij meerdere malen licht over gekregen licht kreeg, werd hij verwaardigd om het wat meer op een theologische wijze te kunnen verklaren. Kijk dat bedoel ik nu te zeggen. Licht over licht, dat er ontbreekt er bij velen nog weleens aan. En hoe komt dat? Waar zijn nu de uitleggers, waar zijn de vertroosters in onze dagen gebleven, die deze zaken kunnen verklaren. Het zijn er helaas nog maar weinigen. Gelukkig is God aan geen plaats, tijd of persoon gebonden, want Hij kan werkelijk alles gebruiken om een ziel licht over licht te schenken.
Ik ken een man met een gelouterde ziel, nu opgewassen tot een vader in Christus. Een man met verzegelde genade. Dat zijn er werkelijk niet velen, hoor! Soms komt hij weleens langs, en toen ik hem pas leerde kennen, en hij me zijn wegje vertelde, vertelde ik hem over Warburton, dat hij telkens licht over licht moest krijgen, om voor zichzelf te weten en te mogen verstaan, wie hij nu voor God was. Velen durven het er, vanwege de grootsheid van dat Wonder van vrije genade, niet voor te houden terwijl het hen wel degelijk te beurt is gevallen, en wanneer ze er dan licht over mogen krijgen, bestraffen en verfoeien ze zichzelf voor God, dat ze het voor zo lange niet hebben durven te geloven. Wat worden daar dan een bittere en smartelijke tranen over geweend, maar tegelijk ook weer die blijdschap en vrede in de ziel die alle verstand te boven gaat, dit is nu de tweede keer ‘leef’ wat er in Ezechiël 16 geschreven staat : Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!
Dat is dus (nog) niet de verzegeling, waar vers 8 en verder over spreekt, maar de bevestiging op de levendmakende daad Gods, op het geloof in Hem, gewrocht in en door het volbrachte werk van Christus Jezus, toegepast door de Heilige Geest.
Toen ik deze man dus hoorde vertellen over hoe en in welke weg hij verlost werd, en ik hem dus over de vertwijfelingen van Warburton vertelde, vroeg ik hem of hij theologisch kon verklaren wat hij daar nu zielsbevindelijk had doorleefd. Hij antwoordde me zeer eerlijk dat hij dit NIET kon, en toch was zijn ziel verlost. Ook hij wist, met Warburton, slechts te zeggen hoedanig zijn ziel verlost was geworden van de vloek en doem der Wet, hoe hij geestelijk voor God verloren ging, en hoe liefelijk Christus Zich had geopenbaard aan zijn verloren en vervloekte ziel voor God. Maar vanwege het grote wonder, durfde ook hij het voor de Zaak zelf niet te houden. Ook hij moest er vernieuwd hemels licht over krijgen. En vertel me nu eens, hoevelen zitten op dit punt nu vaak niet de schijn hoog te houden, uit angst dat anderen hun bekering niet over zullen nemen. Vervloekt is daarom zulk een houding, maar het gebeurt helaas nog veels te veel, vanwege de vreze der farizeïsche Joden! Maar zeer weinigen durven hier voor uit te komen. Maar als je ze verteld, dat het bij sommige oudvaders ook zo is vergaan, durven zij ook op dit punt ineens ook voor de dag te komen. Allemaal ten spijt van twijfelmoedige verloste zielen, die meestentijds door zulk een hooghartige houding vertrapt worden. Sommigen van hen redeneren vanuit de zgn. standen leer van bijv. : "Kerstfeest is nog geen Golgotha!" Juist zulke twijfelmoedige zielen moeten juist verklaard worden, door hén die daar ook in hebben getwijfeld…!! Dat zijn namelijk de zielen die zulke twijfelaars het beste op kunnen luisteren. Ja maar, zal iemand mij zeggen, zonder zekerheid is er geen geloof. Dan antwoord ik u : weet u wat voor die arme twijfelaars de zekerheid was? Namelijk dat ze verlost waren van de vloek der Wet, hoedanig ze voor God verloren gingen, en hoe nadat verlies Christus hen opving in Zijn liefdesarmen, DAT is hun zekerheid…!! Want, wanneer ze dat zouden ontkennen, dan zouden de stenen eerder gaan spreken. Later krijgen ze dan de bevestiging op deze doorleefde zaken, en dan mogen zij het en durven zij het met Thomas uit te wenen voor den Heere, zeggende : “mijn Heere, en mijn God.”
Door die zielsverlossende daad zijn ze ingelijfd in Hem, en hoevelen denken dan nog, dat de toeëgenende daad dan daarop nog moet volgen. 'Het moet nog toegepast worden', zeggen dan velen. Nee, want ze zijn al toegeëigend door die verlossende daad. Daar behoeft de ziel NIETS voor te doen. Velen houden de bevestiging op dat geloof, daarom voor de toeëigende daad, en gaan dan alles zeer standelijk uitleggen, door met name de HC zondag 7 en zondag 23 van elkander te scheiden. Nee, bij zondag 7 wordt de in Hem ingelijfd, verlost zijnde van de vloek en de heerschappij van zijn eerste man, want die is hij door een weg van Recht afgestorven, en in zondag 23 is de ziel opgewassen in de kennis van het Wezen Gods door en in en van datzelfde geschonken geloof van HC zondag 7. Sommige oudvaders spraken in dit verband daarom soms ook weleens van een zekerheid des geloofs, en een zekerheid des gevoels. Lees ook toelichting van ds. Koster onderaan.
Ik meen dat dit hetgeen is, wat u bedoelde te zeggen, bij monde van de Erskines, ik citeer uw schrijven : “Mate van toeëigening is alles of niets. Dit in tegenstelling tot wat de reformatoren leerden. In het werkje van Erskines over de zekerheid des geloofs wordt gesproken over kleinen in het geloof die moeilijk kunnen en durven toeëigenen. De bevinding derzulken is in beleving anders dan degenen die uit Gods soevereine handen een sterk geloof ontvangen.”
Maar hoevelen van dat verloste volk zijn weer terug gebracht tot de dienstbaarheden der Wet, vanwege de vele heersende dwalingen. Ik heb meerdere zielen ontmoet, ook in het dorp waar ik woonachtig ben, die mij hun weg hebben verteld, zonder dat ze zelf durven te erkennen afgesneden te zijn geworden in Adam, en in Christus zijn ingelijfd door het geloof. Ik vroeg hen ook, naar wat toen de vrucht was, en dat was bij hen allen de aanbidding tot God in Christus. Werkelijk mensen, waarvan ik mag geloven, dat ze verlost zijn geworden. Ik heb geprobeerd om ze met alle gebrek te verklaren, maar ze blijven de gesproken woorden Gods in Christus maar voor verdacht houden, Gal. 5:4. Kijk, en dit is nu het bedroeven van de Geest van Christus, waardoor Hij Zijn liefelijk Aangezicht van hen gaat verbergen, na meerdere malen gesproken te hebben. Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen, Gal. 5:4. Is er dan afval der heiligen…? Nee, natuurlijk niet. Maar hier wordt de gevoelige genade bedoeld, waardoor de ziel een stempel op zijn verzekerdheid in Christus mag krijgen. Paulus spreekt hier tot de verloste Galatiërs, die, door de leer der Judaisten, weer terug zijn gekeerd tot de dienstbaarheden der Wet. En waar de Wet weer in de ziel weer een gevoelige heerschappij gaat krijgen, gaat de kracht van het Evangelie wijken, en zit de ziel wenend zonder troost in het donker. Allemaal door eigen schuld, want ze zijn afgeweken van het Woord dat Hij tot hen van vrede, tot verlossing, tot vrijmaking heeft gesproken. Maar ook de schuld van die Judaisten van tegenwoordig, die uiteindelijk dezelfde inhoud van leer brengen als destijds in de tijd van de Galatiërs.
Ds. Koster van Montfoort heeft hier ook wel in zijn boekje over geschreven, dat hij zulke zielen in zijn kerkenraad had zitten. Hij heeft hier het volgende tot nader onderwijs over geschreven. Let wel, ds. Koster spreekt hier over verloste zielen, die het hun doorleefde zaak niet voor de benodigde Zaak durven te houden....!!!! Ik citeer hier nu de volledige en zeer leerzame brief van ds. Koster van Montfoort, geschreven aan zijn kleingelovige en twijfelmoedige vriend Jonker te Den Haag :
Monfoort, 24-09-1929
Geachte vriend Jonker,
Ik dacht dat het met mijn laatste briefkaartje verder te laten rusten en te wachten tot aanstaande zaterdag. Nu u echter in uw laatste brief nog een woordje zwart op wit vraagt, wil ik trachten aan dat verzoek te voldoen.
Uw ontmoetingen verwonderen mij niet, want zolang ik in de bediening ben, zijn het ook de mijne geweest. De mensen, van wie u spreekt, vindt u niet meer in hervorm kerkelijke kringen, meestal in onkerkelijke kringen of onder vrij-gereformeerden, of onder de vrienden van ds. Paauwe. Over het algemeen wenden dezulken zich in wantrouwen van mij af, behalve enkelen, die met de verloren zoon met hun kinderdeel en kinderrecht, als onwaardigen tot en onder God zijn wedergekeerd, om in alle weldaden uit eeuwige vrije genade bedeeld en bediend te worden. Waar komt hun afwijzend gedrag uit voort?
1. Uit hoogmoed, omdat zij rusten op hetgeen ze ontvangen hebben en daarnaar ieder beoordelen en veroordelen.
2. Uit onkunde en gebrek aan licht.
3. Uit hun wijze, zich standelijk uit te drukken en niet gelovig of Schriftmatig
Overal strand ik bij die mensen, overal stoot men zich. En terwijl men met alle goede schrijvers, volkomen verenigd ligt, overeenkomstig hun taal en onderwijzing, vindt men bij het zogenaamde oude volk tegenkanting.
Maar om eens een weinig nader ter zake te komen, dat punt: alles ineens, of na elkaar. Het kan zijn dat hier veel misverstand is. Laten we eens uitgaan van hetgeen ds. Paauwe predikte: ‘Het is niet zo, dat men het ene zou hebben, en het andere niet, enz…’
Let nu eens op dat duidelijke spiegelbeeld van de leiding Gods met de discipelen in Joh. 15. Zij, in Christus door het geloof ingeplant, hadden alles in die vereniging. Vers 3: “Gijlieden zijt nu rein om het Woord, dat ik tot u gesproken heb.’ Rein, dat is gerechtvaardigd, gewassen en geheiligd. Vergelijk dit met Johannes 13 vers 10 : ‘Die gewassen is, heeft niet van node dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen.’ Dus Judas niet, maar de anderen wel geheel rein.
Wat schrijft Christus Zijn discipelen al niet toe, Joh. 14 vers 1 : ‘Gijlieden gelooft in God’; vers 4 : ‘En den weg weet gij’; vers 7 : ‘En van nu kent gij Hem (de Vader) en hebt Hem gezien’, enzovoort. Hoofdstuk 17 vers 6 : ‘En zij hebben uw Woord bewaard’; vers 7 : ‘Nu hebben zij bekend, dat alles wat Gij Mij gegeven hebt, van U is’; vers 8 : ‘En zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt’, enzovoort.
En hoe hadden ze dat alles ontvangen? In het ontvangen van Christus in Zijn Woord(niet naar het zichtbare in het vlees, in hun woningen, maar naar de Geest door het Evangelie in hun harten) en door geloofsvereniging met Hem door Zijn Woord. Alles ontvangen in Christus, Johannes 16 vers 14 : ‘Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.’ Vers 15 : ‘Al wat de Vader heeft, is Mijne; daarom heb ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne nemen zal en u verkondigen.’ Johannes 17 vers 8 : ‘Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven’, enzovoort. Mattheus 10 vers 40 : ‘Die u ontvangt, ontvangt Mij; en die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft.’
Alles in Christus en Christus in het Evangelie. Christus en al Zijn weldaden. Dat is ook de leer van onze vaderen. Om een enkel voorbeeld te noemen, mede uit hetgeen u aanhaalt uit het formulier van de Heilige Doop. Al de zaken tevoren genoemd, namelijk: ‘Zo verzegelt ons God de Vader’, ‘zo verzegelt ons de Zoon’, tezamen gevat in hetgeen de Heilige Geest verzekert(let op het onderscheid: verzegelt en verzekert), namelijk: ‘Ons toe-eigenende hetgeen wij in Christus hebben.’ En nu heeft de Kerk alles in Christus. Zo ook vraag en antwoord 20 van de H. Catechismus: ‘Maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.’
En nu is dit van alles de wortel, het wezen van de zaak: geloofsvereniging met de Heere Jezus, de inplanting in Christus. Wie Hem heeft, heeft alles wat hij tot zaligheid behoeft, wie in Hem is, is alles wat hij wezen moet. En waar Hij komt in de inwendige roeping van het Evangelie, daar schenkt Hij Zichzelf en verenigt de ziel met Hem naar het wezen des geloofs. Maar… en dit is een groot ‘maar’; alles door het geloof in Christus hebben én zijn, is wat anders als zich bewust alles bewust te zijn. Bewust zijn te hebben van alles in Christus en bewustzijn van zijn geloof. Calvijn spreekt aangaande deze dingen van een ingewikkeld geloof. Neem desnoods een voorbeeld. Wie een pakket met rijke inhoud ontvangt, heeft alles ingepakt en als hij het uitpakt, wordt hij niets rijker, maar wel meer verwonderd, verblijd en gelukkig. De discipelen hadden in Christus alles, waren alles (zie het vorige) en toch, hoe weinig bewustzijn hadden zij van de ontvangen genade. Johannes 14 vers 5 : ‘Heere, wij weten niet waar Gij heen gaat’; vers 8 : Heere, toon ons den Vader’, enzovoort.
De Kerk weet zo weinig wat haar geschonken is, dat ze door ongeloof, wettische bestrijding, wettische geest, wetsovertuiging, duizendmaal het tegenovergestelde meent te bezitten van wat ze bezit, en te zijn van wat ze is. En daartoe is nu nodig de toe-eigenende, bewustmakende, levende, indachtmakende genade des Heiligen Geestes. 1 Korinthe 2 vers 12 : ‘Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar den Geest, die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn.’ Of Johannes 14 vers 26 : ‘Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb.’ Joh. 16 vers 14 : ‘Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.’
En nu is die Heilige Geest als God, dat vrij werkende, die aan een iegelijk vrij deelt, naar hetgeen Hij wil. Hij kan de een in vijf minuten meer vertonen en leren, dan een ander in vijftig jaar. Plaatsmakend door het ontdekkend, leeg-, behoeftigmakend werk door de wet als een wet der werken of straks als een regel der dankbaarheid, gaat Hij wegbereidend Zijn vrije gang, om Christus en Zijn weldaden aan de Zijnen te openbaren.
Hier is de ziel als de kleingelovige discipelen. ‘Gij kleingelovigen’ (Matth. 6:30). De kinderen, naar 1 Joh. 2, wien de zonden vergeven zijn om Christus’ wil; de jongelingen, enzovoort. Het geloof kan zo zwak zijn, en er kan zo weinig sterk- en vruchtbaarmakende kennis zijn van wat er in Christus voor de Kerk is.
Vandaar al die vermaningen om op te wassen, toe te nemen, vast te maken, te versterken, bevestigd, gefundeerd te worden. Alle rank die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zijn meer vrucht drage. En nu hebt u hier een gebrek aan kennis. De zielen gaan niet uit van de wortel der zaak, namelijk de levende geloofsvereniging met den Heere Jezus op Zijn eigen aanbod en voorwaarde in het Evangelie, maar ze laten een ziel onder de wet totdat ze tot het welwezen des geloofs gekomen is. En zo maken ze van het welwezen van de zaak, het wezen, en stichten veel verwarring!!
Denk aan de verschillen over Zondag 7: ‘Wat is een waar geloof?’ en het daaropvolgende antwoord. De meesten zeggen: ‘Dat is het geloof in zijn welwezen’. Th. Van der Groe zegt bijvoorbeeld: ‘Dat is het geloof in zijn wezen.’ En dat laatste moeten we vasthouden. Een gevolg van het gebrek aan onderscheiding tussen dit wezen en welwezen, is een verwarring tussen rechtvaardigmaking en heiligmaking en een derde verwarring is het dooreenhalen van stand en geloof. Kon ik in enkele woorden mijn bedoeling recht verduidelijken…
Laten we het voorbeeld eens nemen dat u vroeger aanhaalde: de vrouw, die zei dat zij na zoveel jaren gezet was in het hart des Vaders. Zulke en meer dergelijke uitdrukkingen geven blijk van veel verwarring. Wat is de zin van wat die zielen daarin geleerd hebben? Het is de bevestiging en de versterking van het geloof en haar vrijmaking van bestrijding en ongeloof, wettisch veroordeel, wettische geest, bestrijding des satans, onkunde en blindheid. De gerechtvaardigde, geheiligde ziel in haar kleingeloof, verward vanwege de kracht der verdorvenheid en strikken als bovengenoemd, vindt straks in de onderwijzing des Heiligen Geestes haar weg geheel verklaard, in de kennis van de drie-enige God in Christus, in Wie ze zich tot heiligmaking geheel kwijtraakt. Kennis vervangt onkunde, evangelische geest treedt in voor wettische geest. Bestrijding wijkt, vrijheid in alles komt in de plaats, de ziel krijgt in de vrijmakende, verlichtende onderwijzing bevestigd, te geloven dat God haar eigendom in Christus is, en zij het eigendom Gods. Heiligmaking verklaart rechtvaardigmaking, alle veroordelingen in de bestrijding worden weggenomen. De Heere doet Zijn licht stralen, alle nevelen wijken, alle schaduwen vlieden op die volle middag. Gods eeuwige Vaderliefde is haar gewis, geheel opgenomen in de verheerlijkte Middelaarsbediening, de Heilige Geest elk ogenblik in haar hart bevochtigend. Het kleingeloof gesterkt, in ruimer wegen gebracht, meerder genade ondervindend, verruimd, bevrijd. Enigszins ten volle begrijpend de liefde van Christus, ondervindt zij daar een dusdanige zoetheid en gemakkelijkheid, toenadering, vrijmoedigheid, nabijheid, vertrouwen, toegang, welkom, openbaring van liefde, goedheid, trouw in de stand des levens, dat zij, onvast in het verstand van geestelijke zaken, dergelijke zaken verkeerd benoemt: ‘In het harte Gods gezet’, enzovoort.
Zij wordt niet in het harte Gods gezet, of iets dergelijks. Zij is in Christus, en in Christus door geloof verenigd met een drie-enig God. Zij ontvangt daar wel een nieuwe weldaad, maar weet niet, welke weldaad dat is. Het is de weldaad van de nadere onderwijzing en bevestiging des geloofs, maar zij houdt het voor de wegneming van haar schuld. Dit wordt ook wel verkeerd uitgedrukt door: ‘de schulduitdelgende liefde tegen de schuldbedekkende liefde.’ Diegenen onder Gods volk die alzo spreken, rekenen al die zaken tot de rechtvaardigmaking en stellen een ziel net zolang onder de wet tot de geheel verruimende geloofsgang in het volle welwezen des geloofs gekomen is, omdat zij het welwezen met het wezen verwarren. Toen de Heere mij uit genade in die ruimte bracht en na lange tijden van duisternis, vernedering en verslagenheid, vanwege de inwonende smet en kracht der zonde, tot Hem dreef met smeking en geween; met het gehele hart, met innige oprechtheid, volkomenheid, toegaande in volle verzekerdheid met een waarachtig hart, behaagde het den Heere Zichzelf bij vernieuwing aan mijn ziel te openbaren, niet dat Hij de mijne, maar dat ik de Zijne was. Drie waarheden kwamen achtereenvolgens met zulk een kracht tot mijn ziel: Efeze 1 vers 11 : ‘In Hem, in Welken wij ook een erfdeel geworden zijn’; Jesaja 49 vers 16, in verband met de verzen 14 en 15, mijn voorafgaande bestrijding: ‘Zie, ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds voor Mij’; Jesaja 27 vers 3 : ‘Ik, de Heere, behoed dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren, nacht en dag.’
Hierin zag mijn ziel in de achtereenvolgende teksten, de Zoon, de Vader en de Heilige Geest mij Zichzelf tot Hun eigendom, bij vernieuwende verklarende, dat alle vrezen werden weggenomen. Zich eeuwiglijk en elk ogenblik borgstellende voor de ganse uitwerking der zaligheid, zo in God opgenomen, in God drie-enig geborgen, verslonden, opgenomen, omringd, verzorgd(niet in de Vaderlijke voorzienigheid, maar inzake de overblijvende smet der zonde), dat ik niet zeggen kan wat mijn ziel ondervond.
Het was of zij met Christus werd opgetrokken en boven alle bereik van aardse machten en van geheel het schepsel gezet in de hemel. Reinheid, heiligheid, hemelse omringing, aanbidding, verwondering vervulde het hart. De liefde vervulde het hart, want de volmaakte liefde drijft de vrees buiten. Wat een verruiming, ademhalen, leven, licht, zuiverheid, verzekering en verzegeling. In dit Licht werd gans de vroegere weg gezien en verklaard. Kortom, naar het standelijk leven wordt daar in die versterking, verlichting, verruiming enz, zoveel gesmaakt, dat de ziel de stand voor de staat aanziet, en spreekt van: ‘gezet te worden in het harte Gods’.
Ik ben niet gewoon mij in standen mijns levens uit te drukken. 2 Korinthe 12 doet me zwijgen, opdat ik mij niet zou verheffen, en het licht der waarheid doet me spreken naar Gods Woord en de taal der oude schrijvers naar de Schriften. Echter, deze bevestiging vond plaats veertien jaar na mijn zekere, bewuste vereniging met de Heere Jezus, en ik zou van een vroegere vereniging kunnen spreken, even zeker, maar voortdurend met wolken bedekt, nog van vier jaar terug. Hoe dat zij, dit leerde ik: welk verschil er is tussen kleingeloof en bevestigd geloof en dat verrukkelijke en verrukkende standsverschillen de staat niet uit maken.
En nu uw geval. De Heere heeft u in uw verzekerde vereniging met Christus verscheidene weldaden tegelijk doen zien, ontwikkeld, uitgepakt en tentoongespreid. En het is nergens voor nodig u dat te bestrijden, integendeel, als er plaats voor is, gelijk er bij u in lange jaren voorbereiding plaats voor gemaakt was, was er een weltoebereide aarde, genoeg voor veel zaad. Iets anders is: de nadere en bijzondere toepassingen, de uitbreidingen en nadere gebruikmakingen en ontwikkelingen. Dat zal, naar dat vrije genade het oordeelt, vanzelf wel komen. Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, wanneer de Bruidegom bij hen is? De oudere broeders hadden het jongere broertje, de meesterdromer, al gauw in de put, in banden en naar Egypte verkocht en buiten de zaak gesloten. En zij persoon kwam in de ijzers en tot de tijd toe dat Gods Woord kwam, heeft hem de rede des Heeren doorlouterd.
Broertje, laten ze u en mij erbij maar in de put stoppen, onze oudere broeders. Wij zijn dromendromers. De tijd kon weleens komen dat de Heere u verhoogt en hen aan uw voeten brengt. Doch ik houd maar eens op. We hopen tot een spoedig ziens. En na onze hartelijke groeten aan u en met elkaar,
Uw dienstwillige vriend,
J.H. Koster
Smytegelt maakte middels het forum in meerdere discussies, maar ook middels de PB, meerdere malen het verwijt aan mijn adres, dat ik middels mijn schrijven, de kinderkens in Christus met het badwater wegsmijt. Aan de hand van dit schrijven, hoop ik mijn visie aangaande de zwakgerechtvaardigden, de twijfelmoedigen in Christus, de kleingelovigen in Christus, een weinig te hebben verhelderd, en waar ik sommige verloste twijfelmoedige zielen heb pijn gedaan, vergeef me het dan. Hiermee herroep ik beslist niet wat ik op dit forum heb geschreven, maar het is dus meer een verhelderende verklaring van mijn schrijven op dit forum.
Aan Smytegelt :
U schreef in uw eerdere mail zo het volgende : “Ik begrijp uw zaak van angst aangaande geloof zonder ware zelfveroordeling en het erkennen van doemwaardigheid, maar nogmaals: U gooit met het badwater het kind weg. U drijft op uw bevinding van de vrijspraak en legt dit op aan de ander en ontkent het bestaan van twijfelmoedige zielen die ook bestaan onder de meest rechtzinnige prediking. Gods Geest wil mensen nogal eens klein houden om ze te bewaren voor geestelijke hoogmoed. De Heere kastijdt wie hij liefheeft. Dat zijn ware gelovigen! En niemand zegge dat hij van God verzocht worde! De Heere beproeft zijn Volk.”
Wanneer u mijn onderstaande artikelen eens met een weinig aandacht had gelezen, dan had u wellicht voorzichtiger geweest, met uw uitspraak. Anderzijds heeft u deze uitspraak gedaan alvorens u mijn website eens wat beter door heeft genomen. Dus ik neem het u maar niet kwalijk. Lees onderstaande links :
http://www.dewoesteweg.nl/artikelen-med ... aardigden/
http://www.dewoesteweg.nl/artikelen-med ... dgeborene/
http://www.dewoesteweg.nl/diversen/gods-volk-in-donker/
Want, in welk een tijd leven we nu eigenlijk? Ook wat betreft het allerheiligste in onze behoudende kerken, namelijk de bediening van het H.A. Hierover mag ik met vrijmoedigheid de uitspraak doen, wat ik ds. T. Cabaret eens heb horen zeggen, namelijk : ‘dat de honden gaan aan, en de kinderen blijven wenend zitten.’
Dit is werkelijk in wezen zeer kernachtig uitgedrukt over de tijd waarin we nu leven.
Maar, nu de vraag aan ons beiden, hoe komt dat nu….? Troost, troost, Mijn volk, zegt den Heere bij monde van Jesaja. Er zijn (bijna) geen vertroosters meer! Ja, ik zal het u zeggen, dat het ook hierin geldt, dat de honden vertroost worden aan de hand van zeer gemoedelijke preekjes, preken waarin geen afsnijding te beluisteren is, en de kinderen zitten wenend in het donker te sterven van de honger, vanwege dat ze meestentijds stenen voor broden krijgen. Ze krijgen de wet waaraan ze gestorven zijn, als Evangelie voorgeschoteld, en velen worden daardoor weer in de dienstbaarheden terug gebracht. Zij die in de vrijheid zijn gezet, worden met zulke preken weer in de gevangenhuizen gebracht, van dit doen en dat laten. Verschrikkelijk! Waar zijn nu nog heden de mannen die dat verdrukte en twijfelmoedige volk nog mogen opbeuren en vertroosten. Weet u wat den Heere hierover heeft gezegd :
“Maar nu is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; tot een plundering, en niemand zegt: Geeft ze weder. Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal? Wie heeft Jakob tot een plundering overgegeven, en Israel den rovers? Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij wilden niet wandelen in Zijn wegen, en zij hoorden niet naar Zijn wet, Jes. 42:22-24.”
Dit is nu werkelijk precies de tijd waarin we nu leven. Ik wens het kind niet weg te smijten met het badwater, maar wat ik wel zeer begeer is om een separerend geluid voort te mogen brengen zoals de Heere mij dat heeft geleerd, maar ook heeft laten zien vanuit Zijn Woord. Ik heb u al eerder gezegd, ook in de discussie die ik met ‘Memento’ heb gevoerd, en waarin ook jij hebt deelgenomen, zie volgende link :
http://www.refoforum.nl/forum/viewtopic ... &sk=t&sd=a
dat velen op dit forum van geen afsnijding willen horen, en het begon er in eerste instantie op te lijken, dat u er ook een afkeer van kreeg. Maar, ik ben nu toch verblijd om te lezen dat u de benodigde Zaak zelf ook in een afsnijdende heeft geleerd en verkregen, dat is Christus Jezus en Dien gekruist. Wanneer wordt hier op aarde meestentijds een kind geboren? Wanneer een moeder aan het einde van al haar krachten is gekomen, en het voor haar eigenlijk niet meer kan. Werkelijk voor haar een sterfweg, dán pas wordt dat kindje geboren. En dan pas is het feest, en een ontzaggelijke blijdschap. Vanwege die weeën, en al die ellende en pijn? Nee, maar het gaat er ook niet buitenom. Die moeder moet daar doorheen. Alzo wordt dat Kindeke Jezus in de harten van God lieve volk, gebaart en geboren wordt in een weg van nood en dood. Maar wanneer dan dat Kindeke eenmaal op de borst van de barende ziel wordt gelegd, zijn alle helse angsten en onhoudbare noden, meteen van haar weggevloden.
Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is, Joh. 16:21.
Hoevelen in onze tijd wensen niet liever te spreken over de weeën, en hun angsten, dan over het geboren Kindeke in hun arme verloren zielen. Hoe komt dat? Wellicht omdat dat Kindeke nimmer in hun zielen geboren is geworden, en wat er dan anders over dan te spreken over allerlei liefelijke gemoedelijkheden, wat het Kindeke Jezus Zelf niet is. Maar bij hoevele kinderkens in Christus is Hij wel degelijk in hun arme verloren ziel geboren geboren, hoewel zij het voor de verlossende zaak niet durven te houden. Kijk, dit zijn nu de tijfelmoedigen, die verklaard behoren te worden. Maar waar zijn tegenwoordig de mannen die ze kunnen verklaren. Want, dit is namelijk de zaak waar u op doelt te wijzen. Daarnaast nog dit, hoe zouden we ze kúnnen verklaren, indien we niet eerst zelf een kind in Christus zijn geweest. Hoe schoon kunnen we dit lezen, vanuit het leven van John Warburton, hetgeen hij zelf heeft geschreven. Het mooie uit zijn leven, maar ook zijn wangestaltes, die een ander nimmer van hem had durven noemen. Dit maakte dat boekje daarom zo mooi. Ook deze man was een pasgeboren kind in de genade Gods in Christus, toen hij destijds dat kerkje uitkwam. Het enige wat hij kon verklaren was, van hoe hij van de vloek der wet was verlost, en hoe Christus in zijn arme verloren ziel geboren was geworden. Op zich, natuurlijk genoeg tot zaligheid, maar toen kwamen de verdachtmakers en de twijfelmakers. Tenslotte, werd hij ook nog voor een Antinomiaan uitgemaakt. Waarop hij bevreesd weer op z’n knieën viel voor den Heere, Hem vragende of het dan niet waar was geweest. Zijn Zaligmaker heeft het telkens zeer liefelijk willen bevestigen. Later toen hij mocht opwassen tot een jongeling of vader in Christus, en hij meerdere malen licht over gekregen licht kreeg, werd hij verwaardigd om het wat meer op een theologische wijze te kunnen verklaren. Kijk dat bedoel ik nu te zeggen. Licht over licht, dat er ontbreekt er bij velen nog weleens aan. En hoe komt dat? Waar zijn nu de uitleggers, waar zijn de vertroosters in onze dagen gebleven, die deze zaken kunnen verklaren. Het zijn er helaas nog maar weinigen. Gelukkig is God aan geen plaats, tijd of persoon gebonden, want Hij kan werkelijk alles gebruiken om een ziel licht over licht te schenken.
Ik ken een man met een gelouterde ziel, nu opgewassen tot een vader in Christus. Een man met verzegelde genade. Dat zijn er werkelijk niet velen, hoor! Soms komt hij weleens langs, en toen ik hem pas leerde kennen, en hij me zijn wegje vertelde, vertelde ik hem over Warburton, dat hij telkens licht over licht moest krijgen, om voor zichzelf te weten en te mogen verstaan, wie hij nu voor God was. Velen durven het er, vanwege de grootsheid van dat Wonder van vrije genade, niet voor te houden terwijl het hen wel degelijk te beurt is gevallen, en wanneer ze er dan licht over mogen krijgen, bestraffen en verfoeien ze zichzelf voor God, dat ze het voor zo lange niet hebben durven te geloven. Wat worden daar dan een bittere en smartelijke tranen over geweend, maar tegelijk ook weer die blijdschap en vrede in de ziel die alle verstand te boven gaat, dit is nu de tweede keer ‘leef’ wat er in Ezechiël 16 geschreven staat : Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!
Dat is dus (nog) niet de verzegeling, waar vers 8 en verder over spreekt, maar de bevestiging op de levendmakende daad Gods, op het geloof in Hem, gewrocht in en door het volbrachte werk van Christus Jezus, toegepast door de Heilige Geest.
Toen ik deze man dus hoorde vertellen over hoe en in welke weg hij verlost werd, en ik hem dus over de vertwijfelingen van Warburton vertelde, vroeg ik hem of hij theologisch kon verklaren wat hij daar nu zielsbevindelijk had doorleefd. Hij antwoordde me zeer eerlijk dat hij dit NIET kon, en toch was zijn ziel verlost. Ook hij wist, met Warburton, slechts te zeggen hoedanig zijn ziel verlost was geworden van de vloek en doem der Wet, hoe hij geestelijk voor God verloren ging, en hoe liefelijk Christus Zich had geopenbaard aan zijn verloren en vervloekte ziel voor God. Maar vanwege het grote wonder, durfde ook hij het voor de Zaak zelf niet te houden. Ook hij moest er vernieuwd hemels licht over krijgen. En vertel me nu eens, hoevelen zitten op dit punt nu vaak niet de schijn hoog te houden, uit angst dat anderen hun bekering niet over zullen nemen. Vervloekt is daarom zulk een houding, maar het gebeurt helaas nog veels te veel, vanwege de vreze der farizeïsche Joden! Maar zeer weinigen durven hier voor uit te komen. Maar als je ze verteld, dat het bij sommige oudvaders ook zo is vergaan, durven zij ook op dit punt ineens ook voor de dag te komen. Allemaal ten spijt van twijfelmoedige verloste zielen, die meestentijds door zulk een hooghartige houding vertrapt worden. Sommigen van hen redeneren vanuit de zgn. standen leer van bijv. : "Kerstfeest is nog geen Golgotha!" Juist zulke twijfelmoedige zielen moeten juist verklaard worden, door hén die daar ook in hebben getwijfeld…!! Dat zijn namelijk de zielen die zulke twijfelaars het beste op kunnen luisteren. Ja maar, zal iemand mij zeggen, zonder zekerheid is er geen geloof. Dan antwoord ik u : weet u wat voor die arme twijfelaars de zekerheid was? Namelijk dat ze verlost waren van de vloek der Wet, hoedanig ze voor God verloren gingen, en hoe nadat verlies Christus hen opving in Zijn liefdesarmen, DAT is hun zekerheid…!! Want, wanneer ze dat zouden ontkennen, dan zouden de stenen eerder gaan spreken. Later krijgen ze dan de bevestiging op deze doorleefde zaken, en dan mogen zij het en durven zij het met Thomas uit te wenen voor den Heere, zeggende : “mijn Heere, en mijn God.”
Door die zielsverlossende daad zijn ze ingelijfd in Hem, en hoevelen denken dan nog, dat de toeëgenende daad dan daarop nog moet volgen. 'Het moet nog toegepast worden', zeggen dan velen. Nee, want ze zijn al toegeëigend door die verlossende daad. Daar behoeft de ziel NIETS voor te doen. Velen houden de bevestiging op dat geloof, daarom voor de toeëigende daad, en gaan dan alles zeer standelijk uitleggen, door met name de HC zondag 7 en zondag 23 van elkander te scheiden. Nee, bij zondag 7 wordt de in Hem ingelijfd, verlost zijnde van de vloek en de heerschappij van zijn eerste man, want die is hij door een weg van Recht afgestorven, en in zondag 23 is de ziel opgewassen in de kennis van het Wezen Gods door en in en van datzelfde geschonken geloof van HC zondag 7. Sommige oudvaders spraken in dit verband daarom soms ook weleens van een zekerheid des geloofs, en een zekerheid des gevoels. Lees ook toelichting van ds. Koster onderaan.
Ik meen dat dit hetgeen is, wat u bedoelde te zeggen, bij monde van de Erskines, ik citeer uw schrijven : “Mate van toeëigening is alles of niets. Dit in tegenstelling tot wat de reformatoren leerden. In het werkje van Erskines over de zekerheid des geloofs wordt gesproken over kleinen in het geloof die moeilijk kunnen en durven toeëigenen. De bevinding derzulken is in beleving anders dan degenen die uit Gods soevereine handen een sterk geloof ontvangen.”
Maar hoevelen van dat verloste volk zijn weer terug gebracht tot de dienstbaarheden der Wet, vanwege de vele heersende dwalingen. Ik heb meerdere zielen ontmoet, ook in het dorp waar ik woonachtig ben, die mij hun weg hebben verteld, zonder dat ze zelf durven te erkennen afgesneden te zijn geworden in Adam, en in Christus zijn ingelijfd door het geloof. Ik vroeg hen ook, naar wat toen de vrucht was, en dat was bij hen allen de aanbidding tot God in Christus. Werkelijk mensen, waarvan ik mag geloven, dat ze verlost zijn geworden. Ik heb geprobeerd om ze met alle gebrek te verklaren, maar ze blijven de gesproken woorden Gods in Christus maar voor verdacht houden, Gal. 5:4. Kijk, en dit is nu het bedroeven van de Geest van Christus, waardoor Hij Zijn liefelijk Aangezicht van hen gaat verbergen, na meerdere malen gesproken te hebben. Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen, Gal. 5:4. Is er dan afval der heiligen…? Nee, natuurlijk niet. Maar hier wordt de gevoelige genade bedoeld, waardoor de ziel een stempel op zijn verzekerdheid in Christus mag krijgen. Paulus spreekt hier tot de verloste Galatiërs, die, door de leer der Judaisten, weer terug zijn gekeerd tot de dienstbaarheden der Wet. En waar de Wet weer in de ziel weer een gevoelige heerschappij gaat krijgen, gaat de kracht van het Evangelie wijken, en zit de ziel wenend zonder troost in het donker. Allemaal door eigen schuld, want ze zijn afgeweken van het Woord dat Hij tot hen van vrede, tot verlossing, tot vrijmaking heeft gesproken. Maar ook de schuld van die Judaisten van tegenwoordig, die uiteindelijk dezelfde inhoud van leer brengen als destijds in de tijd van de Galatiërs.
Ds. Koster van Montfoort heeft hier ook wel in zijn boekje over geschreven, dat hij zulke zielen in zijn kerkenraad had zitten. Hij heeft hier het volgende tot nader onderwijs over geschreven. Let wel, ds. Koster spreekt hier over verloste zielen, die het hun doorleefde zaak niet voor de benodigde Zaak durven te houden....!!!! Ik citeer hier nu de volledige en zeer leerzame brief van ds. Koster van Montfoort, geschreven aan zijn kleingelovige en twijfelmoedige vriend Jonker te Den Haag :
Monfoort, 24-09-1929
Geachte vriend Jonker,
Ik dacht dat het met mijn laatste briefkaartje verder te laten rusten en te wachten tot aanstaande zaterdag. Nu u echter in uw laatste brief nog een woordje zwart op wit vraagt, wil ik trachten aan dat verzoek te voldoen.
Uw ontmoetingen verwonderen mij niet, want zolang ik in de bediening ben, zijn het ook de mijne geweest. De mensen, van wie u spreekt, vindt u niet meer in hervorm kerkelijke kringen, meestal in onkerkelijke kringen of onder vrij-gereformeerden, of onder de vrienden van ds. Paauwe. Over het algemeen wenden dezulken zich in wantrouwen van mij af, behalve enkelen, die met de verloren zoon met hun kinderdeel en kinderrecht, als onwaardigen tot en onder God zijn wedergekeerd, om in alle weldaden uit eeuwige vrije genade bedeeld en bediend te worden. Waar komt hun afwijzend gedrag uit voort?
1. Uit hoogmoed, omdat zij rusten op hetgeen ze ontvangen hebben en daarnaar ieder beoordelen en veroordelen.
2. Uit onkunde en gebrek aan licht.
3. Uit hun wijze, zich standelijk uit te drukken en niet gelovig of Schriftmatig
Overal strand ik bij die mensen, overal stoot men zich. En terwijl men met alle goede schrijvers, volkomen verenigd ligt, overeenkomstig hun taal en onderwijzing, vindt men bij het zogenaamde oude volk tegenkanting.
Maar om eens een weinig nader ter zake te komen, dat punt: alles ineens, of na elkaar. Het kan zijn dat hier veel misverstand is. Laten we eens uitgaan van hetgeen ds. Paauwe predikte: ‘Het is niet zo, dat men het ene zou hebben, en het andere niet, enz…’
Let nu eens op dat duidelijke spiegelbeeld van de leiding Gods met de discipelen in Joh. 15. Zij, in Christus door het geloof ingeplant, hadden alles in die vereniging. Vers 3: “Gijlieden zijt nu rein om het Woord, dat ik tot u gesproken heb.’ Rein, dat is gerechtvaardigd, gewassen en geheiligd. Vergelijk dit met Johannes 13 vers 10 : ‘Die gewassen is, heeft niet van node dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen.’ Dus Judas niet, maar de anderen wel geheel rein.
Wat schrijft Christus Zijn discipelen al niet toe, Joh. 14 vers 1 : ‘Gijlieden gelooft in God’; vers 4 : ‘En den weg weet gij’; vers 7 : ‘En van nu kent gij Hem (de Vader) en hebt Hem gezien’, enzovoort. Hoofdstuk 17 vers 6 : ‘En zij hebben uw Woord bewaard’; vers 7 : ‘Nu hebben zij bekend, dat alles wat Gij Mij gegeven hebt, van U is’; vers 8 : ‘En zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt’, enzovoort.
En hoe hadden ze dat alles ontvangen? In het ontvangen van Christus in Zijn Woord(niet naar het zichtbare in het vlees, in hun woningen, maar naar de Geest door het Evangelie in hun harten) en door geloofsvereniging met Hem door Zijn Woord. Alles ontvangen in Christus, Johannes 16 vers 14 : ‘Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.’ Vers 15 : ‘Al wat de Vader heeft, is Mijne; daarom heb ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne nemen zal en u verkondigen.’ Johannes 17 vers 8 : ‘Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven’, enzovoort. Mattheus 10 vers 40 : ‘Die u ontvangt, ontvangt Mij; en die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft.’
Alles in Christus en Christus in het Evangelie. Christus en al Zijn weldaden. Dat is ook de leer van onze vaderen. Om een enkel voorbeeld te noemen, mede uit hetgeen u aanhaalt uit het formulier van de Heilige Doop. Al de zaken tevoren genoemd, namelijk: ‘Zo verzegelt ons God de Vader’, ‘zo verzegelt ons de Zoon’, tezamen gevat in hetgeen de Heilige Geest verzekert(let op het onderscheid: verzegelt en verzekert), namelijk: ‘Ons toe-eigenende hetgeen wij in Christus hebben.’ En nu heeft de Kerk alles in Christus. Zo ook vraag en antwoord 20 van de H. Catechismus: ‘Maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.’
En nu is dit van alles de wortel, het wezen van de zaak: geloofsvereniging met de Heere Jezus, de inplanting in Christus. Wie Hem heeft, heeft alles wat hij tot zaligheid behoeft, wie in Hem is, is alles wat hij wezen moet. En waar Hij komt in de inwendige roeping van het Evangelie, daar schenkt Hij Zichzelf en verenigt de ziel met Hem naar het wezen des geloofs. Maar… en dit is een groot ‘maar’; alles door het geloof in Christus hebben én zijn, is wat anders als zich bewust alles bewust te zijn. Bewust zijn te hebben van alles in Christus en bewustzijn van zijn geloof. Calvijn spreekt aangaande deze dingen van een ingewikkeld geloof. Neem desnoods een voorbeeld. Wie een pakket met rijke inhoud ontvangt, heeft alles ingepakt en als hij het uitpakt, wordt hij niets rijker, maar wel meer verwonderd, verblijd en gelukkig. De discipelen hadden in Christus alles, waren alles (zie het vorige) en toch, hoe weinig bewustzijn hadden zij van de ontvangen genade. Johannes 14 vers 5 : ‘Heere, wij weten niet waar Gij heen gaat’; vers 8 : Heere, toon ons den Vader’, enzovoort.
De Kerk weet zo weinig wat haar geschonken is, dat ze door ongeloof, wettische bestrijding, wettische geest, wetsovertuiging, duizendmaal het tegenovergestelde meent te bezitten van wat ze bezit, en te zijn van wat ze is. En daartoe is nu nodig de toe-eigenende, bewustmakende, levende, indachtmakende genade des Heiligen Geestes. 1 Korinthe 2 vers 12 : ‘Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar den Geest, die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn.’ Of Johannes 14 vers 26 : ‘Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb.’ Joh. 16 vers 14 : ‘Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.’
En nu is die Heilige Geest als God, dat vrij werkende, die aan een iegelijk vrij deelt, naar hetgeen Hij wil. Hij kan de een in vijf minuten meer vertonen en leren, dan een ander in vijftig jaar. Plaatsmakend door het ontdekkend, leeg-, behoeftigmakend werk door de wet als een wet der werken of straks als een regel der dankbaarheid, gaat Hij wegbereidend Zijn vrije gang, om Christus en Zijn weldaden aan de Zijnen te openbaren.
Hier is de ziel als de kleingelovige discipelen. ‘Gij kleingelovigen’ (Matth. 6:30). De kinderen, naar 1 Joh. 2, wien de zonden vergeven zijn om Christus’ wil; de jongelingen, enzovoort. Het geloof kan zo zwak zijn, en er kan zo weinig sterk- en vruchtbaarmakende kennis zijn van wat er in Christus voor de Kerk is.
Vandaar al die vermaningen om op te wassen, toe te nemen, vast te maken, te versterken, bevestigd, gefundeerd te worden. Alle rank die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zijn meer vrucht drage. En nu hebt u hier een gebrek aan kennis. De zielen gaan niet uit van de wortel der zaak, namelijk de levende geloofsvereniging met den Heere Jezus op Zijn eigen aanbod en voorwaarde in het Evangelie, maar ze laten een ziel onder de wet totdat ze tot het welwezen des geloofs gekomen is. En zo maken ze van het welwezen van de zaak, het wezen, en stichten veel verwarring!!
Denk aan de verschillen over Zondag 7: ‘Wat is een waar geloof?’ en het daaropvolgende antwoord. De meesten zeggen: ‘Dat is het geloof in zijn welwezen’. Th. Van der Groe zegt bijvoorbeeld: ‘Dat is het geloof in zijn wezen.’ En dat laatste moeten we vasthouden. Een gevolg van het gebrek aan onderscheiding tussen dit wezen en welwezen, is een verwarring tussen rechtvaardigmaking en heiligmaking en een derde verwarring is het dooreenhalen van stand en geloof. Kon ik in enkele woorden mijn bedoeling recht verduidelijken…
Laten we het voorbeeld eens nemen dat u vroeger aanhaalde: de vrouw, die zei dat zij na zoveel jaren gezet was in het hart des Vaders. Zulke en meer dergelijke uitdrukkingen geven blijk van veel verwarring. Wat is de zin van wat die zielen daarin geleerd hebben? Het is de bevestiging en de versterking van het geloof en haar vrijmaking van bestrijding en ongeloof, wettisch veroordeel, wettische geest, bestrijding des satans, onkunde en blindheid. De gerechtvaardigde, geheiligde ziel in haar kleingeloof, verward vanwege de kracht der verdorvenheid en strikken als bovengenoemd, vindt straks in de onderwijzing des Heiligen Geestes haar weg geheel verklaard, in de kennis van de drie-enige God in Christus, in Wie ze zich tot heiligmaking geheel kwijtraakt. Kennis vervangt onkunde, evangelische geest treedt in voor wettische geest. Bestrijding wijkt, vrijheid in alles komt in de plaats, de ziel krijgt in de vrijmakende, verlichtende onderwijzing bevestigd, te geloven dat God haar eigendom in Christus is, en zij het eigendom Gods. Heiligmaking verklaart rechtvaardigmaking, alle veroordelingen in de bestrijding worden weggenomen. De Heere doet Zijn licht stralen, alle nevelen wijken, alle schaduwen vlieden op die volle middag. Gods eeuwige Vaderliefde is haar gewis, geheel opgenomen in de verheerlijkte Middelaarsbediening, de Heilige Geest elk ogenblik in haar hart bevochtigend. Het kleingeloof gesterkt, in ruimer wegen gebracht, meerder genade ondervindend, verruimd, bevrijd. Enigszins ten volle begrijpend de liefde van Christus, ondervindt zij daar een dusdanige zoetheid en gemakkelijkheid, toenadering, vrijmoedigheid, nabijheid, vertrouwen, toegang, welkom, openbaring van liefde, goedheid, trouw in de stand des levens, dat zij, onvast in het verstand van geestelijke zaken, dergelijke zaken verkeerd benoemt: ‘In het harte Gods gezet’, enzovoort.
Zij wordt niet in het harte Gods gezet, of iets dergelijks. Zij is in Christus, en in Christus door geloof verenigd met een drie-enig God. Zij ontvangt daar wel een nieuwe weldaad, maar weet niet, welke weldaad dat is. Het is de weldaad van de nadere onderwijzing en bevestiging des geloofs, maar zij houdt het voor de wegneming van haar schuld. Dit wordt ook wel verkeerd uitgedrukt door: ‘de schulduitdelgende liefde tegen de schuldbedekkende liefde.’ Diegenen onder Gods volk die alzo spreken, rekenen al die zaken tot de rechtvaardigmaking en stellen een ziel net zolang onder de wet tot de geheel verruimende geloofsgang in het volle welwezen des geloofs gekomen is, omdat zij het welwezen met het wezen verwarren. Toen de Heere mij uit genade in die ruimte bracht en na lange tijden van duisternis, vernedering en verslagenheid, vanwege de inwonende smet en kracht der zonde, tot Hem dreef met smeking en geween; met het gehele hart, met innige oprechtheid, volkomenheid, toegaande in volle verzekerdheid met een waarachtig hart, behaagde het den Heere Zichzelf bij vernieuwing aan mijn ziel te openbaren, niet dat Hij de mijne, maar dat ik de Zijne was. Drie waarheden kwamen achtereenvolgens met zulk een kracht tot mijn ziel: Efeze 1 vers 11 : ‘In Hem, in Welken wij ook een erfdeel geworden zijn’; Jesaja 49 vers 16, in verband met de verzen 14 en 15, mijn voorafgaande bestrijding: ‘Zie, ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds voor Mij’; Jesaja 27 vers 3 : ‘Ik, de Heere, behoed dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren, nacht en dag.’
Hierin zag mijn ziel in de achtereenvolgende teksten, de Zoon, de Vader en de Heilige Geest mij Zichzelf tot Hun eigendom, bij vernieuwende verklarende, dat alle vrezen werden weggenomen. Zich eeuwiglijk en elk ogenblik borgstellende voor de ganse uitwerking der zaligheid, zo in God opgenomen, in God drie-enig geborgen, verslonden, opgenomen, omringd, verzorgd(niet in de Vaderlijke voorzienigheid, maar inzake de overblijvende smet der zonde), dat ik niet zeggen kan wat mijn ziel ondervond.
Het was of zij met Christus werd opgetrokken en boven alle bereik van aardse machten en van geheel het schepsel gezet in de hemel. Reinheid, heiligheid, hemelse omringing, aanbidding, verwondering vervulde het hart. De liefde vervulde het hart, want de volmaakte liefde drijft de vrees buiten. Wat een verruiming, ademhalen, leven, licht, zuiverheid, verzekering en verzegeling. In dit Licht werd gans de vroegere weg gezien en verklaard. Kortom, naar het standelijk leven wordt daar in die versterking, verlichting, verruiming enz, zoveel gesmaakt, dat de ziel de stand voor de staat aanziet, en spreekt van: ‘gezet te worden in het harte Gods’.
Ik ben niet gewoon mij in standen mijns levens uit te drukken. 2 Korinthe 12 doet me zwijgen, opdat ik mij niet zou verheffen, en het licht der waarheid doet me spreken naar Gods Woord en de taal der oude schrijvers naar de Schriften. Echter, deze bevestiging vond plaats veertien jaar na mijn zekere, bewuste vereniging met de Heere Jezus, en ik zou van een vroegere vereniging kunnen spreken, even zeker, maar voortdurend met wolken bedekt, nog van vier jaar terug. Hoe dat zij, dit leerde ik: welk verschil er is tussen kleingeloof en bevestigd geloof en dat verrukkelijke en verrukkende standsverschillen de staat niet uit maken.
En nu uw geval. De Heere heeft u in uw verzekerde vereniging met Christus verscheidene weldaden tegelijk doen zien, ontwikkeld, uitgepakt en tentoongespreid. En het is nergens voor nodig u dat te bestrijden, integendeel, als er plaats voor is, gelijk er bij u in lange jaren voorbereiding plaats voor gemaakt was, was er een weltoebereide aarde, genoeg voor veel zaad. Iets anders is: de nadere en bijzondere toepassingen, de uitbreidingen en nadere gebruikmakingen en ontwikkelingen. Dat zal, naar dat vrije genade het oordeelt, vanzelf wel komen. Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, wanneer de Bruidegom bij hen is? De oudere broeders hadden het jongere broertje, de meesterdromer, al gauw in de put, in banden en naar Egypte verkocht en buiten de zaak gesloten. En zij persoon kwam in de ijzers en tot de tijd toe dat Gods Woord kwam, heeft hem de rede des Heeren doorlouterd.
Broertje, laten ze u en mij erbij maar in de put stoppen, onze oudere broeders. Wij zijn dromendromers. De tijd kon weleens komen dat de Heere u verhoogt en hen aan uw voeten brengt. Doch ik houd maar eens op. We hopen tot een spoedig ziens. En na onze hartelijke groeten aan u en met elkaar,
Uw dienstwillige vriend,
J.H. Koster