Dat gaat over uitbrekende zonde(n), niet over ongeloof.Bert Mulder schreef:Toch wel....memento schreef:Genoemde tekst waarschuwt tegen de mogelijkheid dat GOD iemand afbreekt. Laten we dat maar aan God overlaten, in plaats van via de tucht zelf rechtertje spelen. De Schrift roept nergens op om ongelovigen af te snijden.Bert Mulder schreef:Dat bedoelde ik juist!memento schreef: Volgens mij illustreert het gedeelte wat je rood gemaakt heb precies mijn visie, namelijk dat God verbondskinderen kan afbreken. Ook nu kan elk gedoopt verbondskind overkomen wat Israël is overkomen, namelijk dat hij door ongehoorzaamheid/ongeloof uit het verbond gebroken wordt. Dat God de verbondsbreuk, die hij zelf maakt, bestendigd, door de breuk van Zijn kant definitief te maken.
En ook, dat de kerkeraad daar een taak heeft, de kerkelijke tucht te onderhouden.
De kerkelijke tucht, namelijk, snijdt niet iemand af om diefstal, of sex buiten huwelijk, of zelfs moord.
Maar de kerkelijke tucht snijdt iemand af, omdat hij geen berouw toont, en in de zonden blijft liggen. Iemand die geen kennis aan Christus heeft, blijft, per definitie, zonder berouw in de zonden liggen.
Mat. 18:
17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, ozo zeg het der 18gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, pzo zij hij u 19als de heiden en de tollenaar.
Zoals we met de Heidelberger ook belijden:
85. Vr. Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door den Christelijken ban?
Antw. Alzo, als, volgens het bevel van Christus, degenen die onder den Christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij, ettelijke malen broederlijk vermaand zijnde, van hun dwalingen of hun schandelijk leven niet willen aflaten, der gemeente, of dengenen die van de gemeente daartoe verordineerd zijn, aangebracht worden; en, zo zij aan de vermaning zich niet storen, van henlieden door het verbieden der sacramenten uit de Christelijke gemeente, en van God Zelven uit het Rijk van Christus gesloten worden; en wederom als lidmaten van Christus en Zijn gemeente aangenomen, zo wanneer zij waarachtige betering beloven en bewijzen (a).
a Matth. 18:15, 16, 17. 1 Kor. 5:4, 5, 11. 2 Kor. 2:6, 7, 8.
Mensen afsnijden omdat zij (alhoewel brave kerkgangers) ongelovig blijken te zijn, is niet de gewoonte geweest van de kerk der eeuwen, noch van de kerk der reformatie (op mogelijk enkele verwaarloosbare gevallen na). De kerk heeft slechts het formele geloof te toetsen, over de waarheid van het geloof kan en mag zij niet oordelen, dat is een zaak tussen God en de ziel.