Meditatie

JCRyle
Berichten: 2287
Lid geworden op: 29 mei 2017, 13:08

Re: Meditatie

Bericht door JCRyle »

-DIA- schreef:Datzelfde wordt ook door een andere predikant gezegd. Een goede bekende van ds. Bredeweg, en dan hoef ik wellicht niet meer te zeggen.
Als het goed is zegt iedere dominee dat, maar ja ... wat is dan dé Waarheid?
Gebruikersavatar
Posthoorn
Berichten: 6464
Lid geworden op: 04 dec 2008, 11:22

Re: Meditatie

Bericht door Posthoorn »

eilander schreef:
JCRyle schreef:Is dit van u zelf of een citaat?
Het is een citaat van de heer D.J. Kleen.
Van de Rokende Vlaswiek... :?
JCRyle
Berichten: 2287
Lid geworden op: 29 mei 2017, 13:08

Re: Meditatie

Bericht door JCRyle »

Posthoorn schreef:
eilander schreef:
JCRyle schreef:Is dit van u zelf of een citaat?
Het is een citaat van de heer D.J. Kleen.
Van de Rokende Vlaswiek... :?
Nee van De Woeste Weg
Gebruikersavatar
Posthoorn
Berichten: 6464
Lid geworden op: 04 dec 2008, 11:22

Re: Meditatie

Bericht door Posthoorn »

JCRyle schreef:
Posthoorn schreef:
eilander schreef:
JCRyle schreef:Is dit van u zelf of een citaat?
Het is een citaat van de heer D.J. Kleen.
Van de Rokende Vlaswiek... :?
Nee van De Woeste Weg
O ja, wacht. Bedankt voor de correctie. :)
Moderamen
Berichten: 676
Lid geworden op: 18 jan 2017, 19:36

Re: Meditatie

Bericht door Moderamen »

Worden DWW-artikelen niet meer weggemodereerd tegenwoordig? Hellend vlak..
vandergroe
Berichten: 29
Lid geworden op: 12 jun 2017, 13:35
Locatie: purmerend

Re: Meditatie

Bericht door vandergroe »

Dus jij vind de waarheid een hellend vlak? Ga liever in op de inhoud van het citaat.
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

MEDITATIE: DE DOOD WENKT IEDER UUR
Een ernstige voorrede van een Goede Vrijdagdienst door ds. J. Karens.

Het is de mens gezet eenmaal te sterven op de van God bepaalde tijd. Jonge mensen kunnen, oude mensen moeten sterven. En de dood komt als een dief in de nacht. Kondigt zich menigmaal niet aan. Want hoe weinigen sterven er nog op een ziekbed. Hoe weinigen krijgen nog een sterfbed. Hoevelen worden opgeraapt op de straat. Anderen blijven dood in hun stoel. Is het niet aangrijpend, de laatste tijden, hoeveel doodsberichten we ontvangen? We staan hier twee, driemaal per week aan een geopend graf.

Ja, deze week, woensdagmiddag nog bij een meisje van 14 jaar. Hoor je het, kinderen? Vorige week rustdag nog tweemaal in de kerk. Woensdagavond, enige pijnen vertoonden ze, in ernstige mate, en zondagmiddag was het al eeuwigheid. 14 jaar oud. Bewust afscheid genomen van broertjes en zusjes, terwijl de specialist zondagmorgen zei: je bent nu wat beter (zaterdags was ze buiten kennis). De dokter zei: er is een grote wending. Nee dokter! Nee dokter! Ik ga vandaag sterven! Ik wil afscheid nemen van mijn lieve broertjes en mijn zusjes. Ik wil nog vergeving vragen aan mijn vader en mijn moeder. Welbewust.

En een roomse non zei: als je sterft ga je naar de hemel. Nee zuster, als ik zo sterf als ik geboren ben dan ga ik om mijn eigen schuld verloren. Ze heeft vergeving gevraagd aan broertjes en zusjes. Ze is om de hals van haar moeder gaan hangen, en ze zegt: Moeder, wil je alles vergeven wat ik je heb misdaan? Vader, wil je het allemaal vergeven? En toen zei ze welbewust, 5 minuten later: Vader en moeder: God sterke u in het verlies van mij, om Christus’ wil, amen! En ze blies de laatste adem uit. Het was eeuwigheid. We hebben ze begraven, en het was al die dagen maar in ons hart, dat de Heere openbaarde: Zalig zijn de doden die in den Heere sterven. We hebben ze met enige gemakkelijkheid mogen begraven. Dat was persoonlijk, wat de Heere er van gaf. Ja, dat ze nu afgelost was van een lichaam der zonde en des doods.

Ik zal wel de laatste zijn om de handen op te leggen. Maar in dezen kwam de Heere Zelf over, vandaar wat het betekent zalig, zalig, zijn ook die kinderen die in den Heere sterven! Ja, zegt de Geest, hun werken volgen met hen. Jongens en meisjes van 14 jaar, waarom zitten jullie hier nog? Zeg, vaders en moeders, waarom is ons kind niet begraven? Er was grote smart, ’t is toch te begrijpen. Hier zitten misschien ook ouders die wel eens van die dierbare panden hebben gedragen naar het graf. Ik maak geen wonden open, maar laat ons op de Goede Vrijdagavond gedenken aan de dood.

Bereidt uw huis, jeugd, lieve kinderen, je bent niet te jong om bekeerd te worden. Maar je bent ook niet te jong om te sterven. En sterven dat is God ontmoeten. En buiten die stervende Borg is God een verterend vuur, hoor, een eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan. Het is de mens eenmaal gezet te sterven, en daarna het oordeel. Dat betreft jonge mensen. Dat betreft mensen in de kracht van hun leven. Dat betreft mensen op hoge leeftijd. Zoeven door daar deurtje, je hebt het gezien.

Ook een lid van uw gemeente ligt weer voor de poorten van de eeuwigheid. De familie is opgeroepen. Mogelijk wordt het onder de kerkdienst sterven. God moge hem gedenken. Hij geve u gezamenlijk elkanders lasten te dragen, opdat de wet Christi ook daarin vervuld worde. Om alzo met elkander te mogen meeleven in zulke omstandigheden. De Heere sterke die familie, zei hem genadig, die daar ligt voor het ogenblik misschien dat hij afscheid zal moeten nemen van zijn geliefden

Hierna gaat ds. over tot de behandeling van de tekst voor deze Goede Vrijdagavond.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

HET EINDE VAN CHRISTUS' OPENBARE ARBEID IN DEN TEMPEL
We kunnen deze overdenking verdelen in enkelen hoodpunten:
1. De tekenen van het einde der wereld
2. De grote verdrukking
3. De wederkomst van Christus
4. Het voorbeeld van de vijgeboom
5. Een ernstige aansporing tot waakzaamheid



De tekenen van het einde der wereld
En Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels te tonen. En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik: "Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden".
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: "Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld?"
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: "Ziet toe, dat u niemand verleide. Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.
En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet. Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentien, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten.

De grote verdrukking
Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken, om Mijns Naams wil. En dan zullen er velen geërgerd worden, en zullen elkander overleveren, en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan, en zullen er velen verleiden. En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.

Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!) dat alsdan, die in Judea zijn, vlieden op de bergen; die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen; en die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen. Maar wee den bevruchten, en den zogenden vrouwen in die dagen! Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat. Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.

Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. Ziet, Ik heb het u voorzegd! Zo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in de binnenkameren; gelooft het niet. Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten, en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen. Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.

De wederkomst van Christus
En terstond na de verdrukking dier dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.

Het voorbeeld van de vijgeboom
En leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij is, voor de deur. Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.

Een ernstige aansporing tot waakzaamheid
Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.
En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de ark ging; en bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
Alsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden.
Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden. Waakt dan; want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal.

Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft, om hunlieder hun voedsel te geven ter rechter tijd? Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen.

Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards; zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet;
en zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden.

Bron: Deze meditatie is ontleend aan de Bijbel.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Bij het topic "Mag je van rijkdom genieten?" had ik al een poosje geleden
een meditatief stiukje van ds. W.C. Lamain geplaatst. Waarschijnlijk staat
het daar niet op zijn plaats, want er wordt verder niet op ingegaan.
Daarom lijkt het me niet verkeerd om het, toch wel leerzame meditatieve
stukje, hier te plaatsen.
  • ZUINIG GELEEFD
  1. J a, dat is ook weer een uitdrukking die in mijn gedachten terugkwam, jaren geleden gebezigd door een nu ontslapen vriend. Die vriend werd op vele begrafenissen uitgenodigd, en vooral in het tijdperk dat wij mochten doorbrengen in onze tweede gemeente, mochten wij gedurig met hem in aanraking komen.
    Hij was ook een mens van gelijke beweging als alle anderen, doch hij was begiftigd en versierd met grote genade en vele gaven. Hij was geen geleerde man. Dat wil zeggen wat de wijsheid van de wereld betreft. Maar van de hemel onderwezen in het Koninkrijk Gods. Hij kon door dè genade van God spreken naar het hart van Jeruzalem. Vaak komen er nog verschillende uitdrukkingen in ons gemoed terug, die wij uit zijn mond hebben mogen horen.

  • H ij zei eens op een begrafenis van een onder het volk algemeen geacht kind des Heeren: „Die vrouw, die wij vandaag begraven, heeft zuinig geleefd". Hij had die vrouw jaren gekend, haar nagegaan in haar in- en uitgang. Wij zouden ook kunnen schrijven: Nauwkeurig acht op haar leven gegeven. O neen, daar was geen twijfel aangaande de staat van die vrouw voor de eeuwigheid. Zij had in haar leven ervan mogen getuigen en het was ook in haar wandel openbaar geworden dat de vreze Gods haar deel was. Toch ... zuinig geleefd.
    In de weg der natuur zijn er mensen die zuinig moeten leven. Zij hebben maar weinig inkomen, of hun kapitaal is zó klein dat elke cent die zij uitgeven omgekeerd moet worden. Die mensen hebben geen gemakkelijk leven, daar zij altijd maar uitkijken moeten en maar overleggen of dit wel kan en of dat wel kan. Werkelijk, zulke mensen hebben een zorgelijk leven.
    Ook zijn er mensen, waarvan Salomo zegt dat zij overvloed hebben, en toch geen macht om ervan te gebruiken.'
    Zulke mensen zijn diep te beklagen. Dat zijn mensen waar ge wel meelijden mee kunt hebben. Zij lijden nodeloos kou in de winter, en in de zomer onthouden ze zichzelf hetgeen hun leven zou kunnen veraangenamen. Er zijn zelfs voorbeelden geweest van mensen, die - menselijk gesproken - hun leven hebben verkort omdat ze zo gierig waren.

  • D avid bad in Psalm 119 : 15: „Laat gierigheid mij in haar strik niet vangen". En Agur (Spreuken 30) was bang voor armoede zowel als voor rijkdom. Hoe meer de diepte van onze val in Adam open en bloot komt, hoe banger wij van onszelf zullen zijn en worden. Er is geen deksel voor het verderf, Job 26 : 5.
    Doch om niet verder af te dwalen, laten wij nog eens een ogenblik terug mogen keren tot die uitdrukking: Zuinig geleefd.
    Ik heb jaren geleden een ontslapen leraar op de preekstoel horen zeggen: „De wereld leeft te hoog, en Gods volk leeft te laag". Toen die man dat uitdrukte, stond hij in de ruimte en in het licht. Later heb ik ook wel eens opgemerkt dat hij ook veelal zuinig leefde.
    Gods volk is rijk in God door Christus. „Alles is uwe", 1 Kor. 3 : 22. Jakob zei eens tegen zijn broeder Ezau: „Ik heb alles". Maar wat heeft hij ook later moeten, leren dat het genade is om te staan en te roemen in de hoop der heerlijkheid Gods. Christus betuigde in Joh. 10 : 10: „Ik ben gekomen opdat zij het leven hebben en overvloed hebben".
    Wij lezen in Spreuken 10 : 22: „De zegen des Heeren maakt rijk, en Hij voegt er geen smart bij". En Paulus verklaart in 1 Tim. 4 : 8: „De godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte van het tegenwoordige en van het toekomende leven". Ja, in Rom. 8 : 32 zegt diezelfde apostel: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven; zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? "

  • D e door God bekommerd gemaakte kerk mist zo dikwijls de dadelijke toepassing des Geestes en daarom blijft ook de gelovige aanneming achterwege. Het is een hart vol angst en zorgen. Vaak veel strijd of God begonnen is of dat zij zelf maar begonnen zijn.
    Zij weten maar niet of hun werk wel waarheid is. Gods recht is niet voldaan, hun schuld is niet betaald, hun ziel is niet gered. Zij hebben nog geen God voor hun hart, geen Borg voor hun schuld, geen pas voor de hemel. Zij hebben nog geen grond onder hun voeten en geen dak boven hun hoofd. Geen oplossing en geen thuiskomen. De dood vervolgt hen; de wet vervloekt hen; het recht veroordeelt hen. Zouden zij nooit eens iets krijgen?
    O ja. God is geen dorre woestijn, noch een land van uiterste donkerheid. Zij mogen wel eens een ademtocht scheppen. Zij mogen wel eens smaken dat de Heere goed is. Zij mogen wel eens zingen „God heb ik lief". Maar... geen zekerheid. Het blijft aan hun zijde maar een beweeglijk Koninkrijk. En dan worden ze vaak geplaagd door mensen, die zeggen: U moet geloven. U bent toch zo ongelovig!
    Wat hun antwoord dan is? De Heere weet het dat ik wél zou willen geloven, maar ... ik kan maar niet geloven. Zodra als de Heere Zelf persoonlijk tot mij zeggen zal: Ik ben uw heil! dan zal ik het wel doen. Dus: u wacht op een hoorbare stem. Moet er dan een wonder plaats hebben? Jazeker, met minder kan het niet voor mijn ziel. David zingt ook in Psalm 56 : 5: „Ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord".
    Ja maar, zeggen veel mensen tegenwoordig, dat was onder het Oude Testament, dat was onder de bediening van de wet.
    Doch dan is het antwoord van deze klagers: Daar zit ik ook nog onder. En dan dat Oude Testament? Ik lees in het Nieuwe Testament van die hoofdman, dat hij tegen de Heere Jezus zei: „Ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak inkomt. Maar spreek alleenlijk een woord en Uw knecht zal genezen zijn", Matth. 8:8.

  • V erschillende andere voorbeelden kunnen bijgebracht worden en de andere vermeerderen, doch het is ons duidelijk genoeg dat niemand op aarde ons verlossen of behouden kan en ons verzekeren van ons aandeel dan God alleen.
    Inwendig zijn er ook in de harten van Gods levend gemaakte volk zoveel beroeringen en benauwingen. Vaak is het van binnen: Ge hebt geen heil bij God! Ja, hoe menigmaal is het van binnen: Wat nuttigheid is het God te dienen en Zijn wacht waar te nemen?
    Het kan alles niet beschreven en uitgedrukt worden wat er omgaat in stad Mensenziel. En dan dat godonterend en zielsverwoestend ongeloof, kleine, ja soms harde gedachten van dat lieve Wezen Gods. Duizendmaal hebben zij in hun leven ondervonden dat God getrouw is, en de satan een leugenaar, doch telkens maar weer luisteren zij naar die moordenaar van den beginne en geloven hem. Zij beschuldigen zichzelf er zo vaak over en zijn er soms ook wel bedroefd onder, doch zij vallen telkens en telkens maar weer in dezelfde put en in dezelfde ellende. O, het zijn korte ogenblikken dat ze eens in de ruimte mogen gaan. Er wordt wel eens een ruimte ontsloten, doch zij keren weer in zichzelf terug. Zij staan nog aan hun eigen kant. De schuld is niet verzoend, de breuk is niet geheeld.
    Ja, al hebben zij wel eens een deur gezien in het dal van Achor, al is Christus aan hen en in hen ontdekt, zo lang Hij Zelf niet tot hen gezegd heeft: Ik ben uw heil alleen, gaan zij meestal maar bekrompen over de aarde. Er kunnen wel onderhandelingen zijn, maar dat is nog geen afhandeling. De Heere kan door Zijn Woord spreken tot hun ziel. Ja, zij kunnen ervaren dat genade op de lippen van Christus is uitgestort, maar zolang de Vader niet gesproken heeft, dan is de zaak onopgelost.

  • Z uinig leven". Als ik mezelf nog maar niet bedrieg. Zal ik wel volharden tot het einde? Wat zal de dood brengen?
    Het gemis is zo groot. Gods deugden door onze zonden ontluisterd, zijn persoonlijk voor hen nog niet opgeluisterd in Christus, en het recht Gods is voor hen nog niet voldaan. Wanneer wij persoonlijk verloren gegaan zijn en God in Christus ons voor Zijn rekening heeft genomen, dan gaat het niet meer over onszelf, maar dan is Gods eer onze zaligheid. Ja, wanneer het God behaagd met Zijn volk door te werken, wanneer zij in eer hersteld worden. Psalm 71 : 18, God tot hun deel hebben gekregen, dan zal God nooit meer op hen toornen, noch op hen schelden. Dan zijn zij verlost van de vloek der wet. Satan is beschaamd en hun ziel is vervuld met die vrede Gods, die alle verstand te boven gaat. Dan heeft God gezwegen in Zijn liefde. Het is alles nieuw geworden. Dan is er een stempel gezet op Gods werk door de Heilige Geest en dan is alles wat achter hen ligt ook waarheid geworden. De Heere zegt: „Ik zal maken dat hun werk in der waarheid zijn zal". Toch leven velen ook later nog weer zuinig. De strijd blijft tot het einde. De vijand laat hen niet met rust. De strijd draagt wel een ander karakter dan voorheen, maar toch moeten zij gaan leren dat zij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk van God.

  • H et blijft hier een zaaien met tranen. Wat een beproevingen komen er menigmaal al over hen. De gevaren, waaraan zij bloot staan, worden steeds groter. Het vlees onderwerpt zich aan de wet van God niet, en het kan ook niet. Welk een strijd met de ongedode zonden, met die inklevende verdorvenheid. Wat is hun ongelijkvormigheid aan Christus groot. Wat is hun geloof vaak zwak. Er zou meer vrijmoedigheid zijn als zij zo vaak maar niet af- en omzwierven van de Heere, als er maar een gedurige benodiging van Christus was als die grote Ambtsdrager, als die grote Profeet, Priester en Koning.
    Zij verderven het maar weer gedurig. Zij worden hier steeds maar meer „arme zondaars". Er is een gedurig wederkeren tot de Heere nodig, een gedurig schuld belijden in waarheid en oprechtheid des harten. Een gedurige verzoening van de smet der zonde, een vrijverklaring om in de gemeenschap Gods te mogen delen. Onze voeten moeten maar gedurig Weer gewassen worden.
    O, er is zoveel dat onze vrijmoedigheid des geloofs wegneemt. En als die inwendige vrijmoedigheid er niet is, dan is er ook geen toegang en geen doorgang. Ja, mitsdien een zuinig leven. Anderzijds, wij kunnen ook wel bang zijn voor zulk een ruim leven zonder dat er een nauw leven is tussen de Heere en onze ziel. Het is zulk een groot onderscheid waar het ruime leven uit voortvloeit. Vrijheid nemen of vrijheid krijgen, dat is een groot onderscheid. Een vrijheid in het vlees of een vrijheid door de Geest.

  • W erkelijk geliefden, het pad naar de hemel is zo smal. De bijbelheiligen hebben het ervaren. God blijft de zonde haten, ook de rok die van het vlees besmet is, uit kracht van Zijn heilig Wezen en van al Zijn volmaaktheden.
    In de betrachting van de vreze Gods is er geen ruimte voor het vlees. In de evangelische vrijheid is er ruimte in God door Christus, doch een doding van de zonde en een af sterving van de wereld. Dan is het:
    Het is mij goed, mijn zaligst lot, nabij te wezen bij mijn God. ''k Vertrouw op Hem geheel en al, de Heer'', Wiens werk ik roemen zal.
    In de hemel zal Gods volk niet meer beneden hun stand leven, ook niet meer zuinig leven, maar daar zullen de verheffingen van God in hun kelen zijn. En waarom? „En aldaar zal geen nacht zijn".
    De Heere zegene en heilige deze regelen nog voor vele zielen tot onderrichting en besturing op de vaak donkere weg des levens.

  • Gr. R.
    Ds. W. C. Lamain.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

HET GROTE VOORRECHT VAN DE RECHTVAARDIGEN

Want des Heeren wegen zijn recht en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen
Hosea 14:10

De profeet Hosea heeft in het bijzonder onder de Tien Stammen Israels het woord des Heeren gebracht, ten tijde van zeer droevig verval des volks. Jerobeam II regeerde toen. Onder zijn bewind bloeide het rijk van Efraïm. Er heerste grote voorspoed; het volk baadde zich in weelde. Maar geestelijk zonk het steeds dieper weg in afgoderij en gruwelijke zonden, die het rijp maakten voor de oordelen, door Hosea zo getrouwelijk aangekondigd.

Zo is Efraïm wel een zeer waarschuwend voorbeeld voor elk land en volk. Want Gods rechtvaardigheid eist wraak over de zonde, die tegen Hem bedreven wordt. Zijn oordelen over de wereld in de vreselijke wereldoorlog uitgegoten, bewezen het ons opnieuw, dat God geen ledig aanschouwer is over onze daden. Och, dat wij het ons ter harte namen, opdat, nu des Heeren grote goedertierenheid ons verloste uit de onbeschrijfelijke benauwdheid, waarin wij vijf jaren lang verkeerd hebben, ons volk terug mocht keren tot den God onzer vaderen
Dan zou blijken, dat wij de roepstem, die tot ons gekomen is, verstaan hebben en als wijzen hebben ter harte genomen gelijk Hosea zegt: „Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig, die bekenne ze". Helaas, die wijsheid is maar al te zeer verre van ons. In den grond ie het de wijsheid, waarmede God Zijn volk uit genade in hun waarachtige bekering begiftigt. Dan haten en vlieden zij de zonden en verkrijgen zij een hartelijke lust in het houden van Gods geboden-Zij behoren rechtvaardigen te zijn.

Rechtvaardig is niemand van nature. Alle Adams-kinderen zijn verdoemelijk voor God en onze beste werken zijn als een wegwerpelijk kleed. Maar de Heere rechtvaardigt de gekochten met Christus' bloed door de dadelijke toerekening van Diens gerechtigheid en uit het geloof. Die rechtvaardiging des zondaars voor God gaat gepaard met de vernieuwing des harten. Daarom kunnen de rechtvaardigen niet in de zonden blijven leven. Twee kenmerken worden van hen gegeven. Zij erkennen dat des Heeren wegen recht zijn en zij zullen daarin wandelen.

Het is een onbedriegelijk kenmerk van genade: God te rechtvaardigen al zou Hij ons eeuwig verdoemen. Die geen vreemdeling van het leven Gods is, heeft onder Gods recht leren buigen, zichzelf de dood waardig keurend en steeds meer moest hij God rechtvaardigen, naarmate des Heeren Geest hem dieper ontdekte. Maar dit heeft daar ook ten gevolge, dat hij Gods oordelen rechtvaardig keuren moet, al doen de mensen onrecht. Zulk een volk was er nog in Nederland. De Duitsers hebben ons onrecht aangedaan; gruwelijk onrecht. Voor hen komt de dag der wrake. Ook hun daden bezoekt de Heere en zal Hij bezoeken. Zij hebben het verwoesten volbracht en worden verwoest (Jes. 33 : 1). Maar zij hadden niets vermogen te doen, indien de Heere hun dit niet had toegelaten. In hen heeft Gods hand ons geslagen. En zie, nu heeft de Heere nog een volk in Nederland, dat voor Zijn aangezicht heeft uitgeroepen, dat vanwege de opgestapelde zonden, Gods oordeel rechtvaardig was. Dit buigen voor God gaf hun vrijmoedigheid om uit den nood in Hem om verlossing te roepen en de Heere heeft verhoord. Ja wonderlijk verhoord.

Ons volk was aan de rand des afgronds gebracht. Al de doorgestane ellenden te beschrijven is schier onmogelijk, doch de nood was ten hoogste gestegen; de honger was zo verschrikkelijk, dat, zo niet spoedig verlossing gekomen ware, de honderden, die reeds bezweken, waren door duizenden zouden gevolgd zijn. Daarenboven was het plan gesmeed onze grootste steden totaal te verwoesten; van Rotterdam met name zou geen steen op den andere gelaten worden; alle grote gebouwen; tunnel en bruggen, waren reeds ondermijnd. Andere grote gebieden zouden aan het water worden prijs gegeven. En toen... op het onverwacht... gaf de Heere uitkomst. Hij belette den vijand de volvoering van zijn gruwelijk besluit. O, wij moeten wel uitroepen: De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan dies zijn wij verblijd. Hij heeft het geroep van de hoop Zijner ellendigen gehoord.
Maar nu vervolgt Hosea in het bovenvermelde woord: „de rechtvaardigen zullen daarin (in de wegen des Heeren) wandelen. O, dat zulk een wandel het deel van ons volk werd; dat het niet tot zijn vorigen wandel wederkeerde. Onze eerste Willem van Oranje heeft eens in den aller-hachelijkste tijd zijn sterkte in de Heere gevonden en met den Potentaat der Potentaten een vast verbond gemaakt. Dat het in het hart onzer geëerbiedigde Koningin gegeven werde en in het hart van Neerlands volk, dit verbond te vernieuwen en de wegen des Heeren te verkiezen. In het houden van Gods geboden toch ligt groot loon.

Maar wee onzer, indien wij ons blijven, want: „de overtreders zullen daarin vallen". En hoe groot zal onze val dan zijn.
Na de bevrijding van de Fransen bleef veel van hun Godonterend optreden in ons land achter. Hoe zeer ware te wensen, dat met de uitbanning der Duitsers, ook de zonden werden uitgedreven. Daartoe heilige de Heere Zelf de diepe wegen, die wij gaan moesten om onzer zonden wil en doe Hij Nederlands Vorstenhuis en volk herrijzen uit het stof.

Meditatie van (waarschijnlijk) ds. G.H. Kersten uit het eerste nummer van de BANIER na de Tweede Wereldoorlog, zie verder Digibron
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Eens hield wijken ds. E. Venema een serie lezingen over Bunyans boek Eens Christens Reize naar de Eeuwigheid. De meesten onder ons zullen niet onbekend zijn met dit boek. Het is nuttig om het te overdenken. Ik heb hier het eerste deel van de tweede lezing die ds. Venema in Middelburg aan de Segeerstraat heeft gehouden. De lezingen zijn rijk aan lering. Daarom dacht het me goed eens wat stukjes te plaatsen. Enerzijds om de lengte van de lezing en anderzijds omdat me nu de tijd gaat ontbreken heb ik de hele lezing vanmorgen niet afgekregen. Wellicht het vervolg op een andere keer.

Wij willen u heel hartelijk welkom heten op deze avond, en ik hoop net als de vorige keer, dat we een gezegend ogenblik mogen kennen. En al is het dan dat we niet in de eerste plaats Gods Woord hebben te overdenken, toch weer de geschriften van onze ouden.
Ik heb de vorige keer hoofdzakelijk stil willen staan bij de geschiedenis zoals Bunyan gekomen is tot het schrijven van zijn boekje, zijn werk: Eens Christens reize naar de eeuwigheid. We hebben toen tegen elkander gezegd: Het is maar een beetje in de vlucht, dat ik iets wil zeggen van de Christenreis zelf. Vanavond wilde ik meer afsteken naar de diepte. En ik geloof dat het noodzakelijk is dat we een klein beetje weten waar het over gaat.
Bunyan heeft dus dat bekende werkje geschreven: Eens Christens reize naar de eeuwigheid. Hij heeft wel meer werken geschreven, dat is u bekend. Hij heeft ook geschreven het werk van Mr. Goed en Mr. Kwaad. En toch.. men grijpt altijd weer terug naar dat aloude boekje van Eens Christens reize naar de eeuwigheid. Ik weet niet hoe vele herdrukken het reeds gehad heeft, en ik weet ook niet in hoe vele handen het terechtgekomen is.
Als u dan ook vanavond aan mij vraagt: Hoe is hij er uiteindelijk toe gekomen om te schrijven? U weet het, in het begin kon hij eigenlijk geen letter schrijven. Hij heeft het geleerd van zijn eenvoudige vrouw. Saampjes in de armoede grootgebracht. Samen met de twee boeken, als een erfstuk van zijn vrouw. Daar hebben ze geprobeerd elkaar te onderwijzen en daar heeft hij leren lezen, en daar heeft hij wat leren schrijven.

Ik heb de vorige keer tegen u gezegd: toen heeft hij zichzelf ontdekt. Dat is ook een groot wonder, als een mens zichzelf ontdekt. En wat heeft hij toen geleerd? Hij heeft geleerd dat hij een gave had. Hij had de gave van het woord. Hij kon het zo fijnbesnaard, zo uitbeeldend, zo tekend zeggen. En wat doet nu de vijand? U weet het. De duivel gaat altijd rond als een briesende leeuw, en hij probeert om de mond te snoeren. Hij probeert het Woord te onthouden aan de gemeente. Daarom heb ik u ook voorgelezen de Openbaring aan Johannes. Daar is precies hetzelfde gebeurt. Johannes, de prediker der liefde. En dan komt de vijand, en de grijpt naar hen en die duwt hem in de gevangenis op het eiland Patmos. En dan denkt de vijand hen overwonnen te hebben: De gemeente los van het Woord.

Nu hebben we uiteindelijk te doen met een domme duivel. Bij Johannes op het eiland Patmos, juist omdat hij Johannes daar nu weg dringt en naar dat eiland toebrengt, krijgt hij kostelijke gezichten in de hemel, en in de toekomst van de Kerk. En wat is dat tot een zegen geweest tot op de dag van heden, dat juist de duivel de gemeente heeft willen beroven van het Woord.
U ziet bij Bunyan precies hetzelfde. Hij wordt zomaar weggedrongen in een onderaards hol, zo zegt hij. U moet zich over die gevangenissen maar niet zo’n mooie indruk maken als van de gevangenissen in onze tijd. Daar zit hij dus eenzaam en verschoven, en de ellende drukt hem neer. En juist nú, nu gaat hij die gave, die de vijand ook ontdekt heeft, niet meer met het woord uitspreken, maar nu mag hij die gave uitschrijven. Anders was het nooit gebeurd. En juist nú, doordat hij daar in de gevangenis zit, hebben wij het werkje Eens Christens Reize naar de Eeuwigheid.
Wat gaat hij nu doen? Hij gaat het zomaar niet zeggen! Maar u kent Bunyan een klein beetje, hij doet dat allegorisch. Dat wil dus zeggen: uitbeeldend, zeggend hoe u en ik, hoe we samen op reis zijn.

Ik geloof ik dat we vanavond weer niet zoveel hebben te zeggen. We zijn op reis, u en ik. En het lijkt een hele lange reis te zijn. Het is een lange reis, als u 90 jaar mag worden, dan bent u 90 jaar op reis naar de eeuwigheid. Wordt u maar 40, dan gaat u 40 lange jaren op reis naar het einddoel. Wat het einddoel uiteindelijk is, dat is tweeërlei. Ik geloof niet dat we elkaar daarin bedriegen. We reizen dus òf naar de eeuwige nacht, dat is eeuwig van God verlaten, dat is met de duivelen in de hel, om God eeuwig te vloeken - dat is onze natuurlijke reis - òf wij zijn op reis naar het einddoel, het land van Immauël, niet alleen de hemel natuurlijk, want het einddoel van de reis voor de Kerke Gods dat is straks Hem te zien. De Koning van dat land, en dan is het hier maar een voorbereiding. Hier is het maar een leerschool, om straks, als de reis beëindigd is, en ik mag mijn moede hoofd neerleggen, dat ik dan in ga door de Paarlen Poort in het land van Eeuwige Rust, om nooit meer te zondigen en nooit meer verdriet te kennen. En wie zou dat dan niet begeren? Wie zou dan niet begerig zijn om op die reis te mogen gaan?

Het begin van de reis, want daar komt het op aan, die is voor iedereen hetzelfde. Het einddoel is verschillend dus. Maar het begin, voor onbekeerd en bekeerd, dat is beide hetzelfde. Wij liggen allemaal verloren voor God.
De Stad des Verderfs. Bunyan tekent het ons. Hij zegt: Daar woonde die Christen. En als u nu de Christenreis leest dan moet u zich indenken, hij tekent zijn eigen bekeringsweg. Hij tekent dat hij dus in Stad des Verderfs woonde. Laten we zeggen Sodom en Gomorra, laten we zeggen toen u geboren bent, toen uw vader en uw moeder u voor het eerst omhelsden, toen woonde u in Stad des Verderfs. Ik ben geboren buiten God, ik ben geboren buiten Christus. Ik ben geboren in een stad die gedoemd is om voor eeuwig om te komen. Daar woonde ik met mijn vader en met mijn moeder. En als mijn vader en mijn moeder niet bekeerd waren, dan woonden zij ook onwetend in Stad des Verdefs. En ik woonde met mijn buurman rechts en links ook in Stad des Verderfs.

En, als u nu denk dat in die stad alleen maar hele erge goddeloze mensen woonden, laten we zeggen: vloekers, voetballers, televisiekijkers, of laten we maar zeggen boosdoeners, dan hebben we het weer mis. Laten we maar zeggen: ook in Stad Sodom en Gomorra daar woont Lot, die zijn ziel dag en nacht gekweld heeft. Hij woonde ook in Stad des Verderfs. In die stad, laten we zeggen, daar hebt u kroegen, in die stad daar hebt u bars, daar hebt u sekshuizen… maar daar hebt u ook kerken! Daar zijn ook mensen die gedoopt zijn. Daar zijn ook mensenkinderen die bij de Waarheid zijn grootgebracht. En niettemin: ze leven in Stad des Verderfs. En weet u wat nu het ergste is? Er is er niet een die het weet! Iedereen is daar dezelfde. Of men nu kerkelijk is, of dat men zich goddeloos uitleeft, we leven onwetende in Stad des Verderfs. Vandaar, dat men het uiteindelijk een beetje met elkaar eens is in Stad des Verderfs.

Dat zie dan ook vandaag aan de dag. Je hebt daar christelijke mensen, de wereld komt over de vloer he, en je hebt daar ook hele nette wereldse mensen, en daar komen de kerkelijke mensen ook over de vloer. Men leeft daar dus onwetende, totdat… en dat moet u dus goed onthouden, als daar dus iemand is die anders gaat denken, anders gaat doen, en anders gaat leven, die wordt opgemerkt. Dat is dus een vreemd mens onder al die andere mensen.

Bunyan heeft dus ook zijn eertijds gekend. Dat tekent hij ook duidelijk. Hij heeft ook een tijd gekend dat hij onbekeerd was. Dat hij dus zonder God in de wereld leefde, en het heeft God dus behaagd om zijn ogen te willen openen. Heel eenvoudig, doormiddel van die eenvoudige vrouw die God hem gegeven had. Hoe bekeerd God? Laat de Heere daarin vrij. De Heere bekeert altijd doormiddel van het Woord. En ik geloof dat we dat ook vanavond moeten vasthouden: als we bekeerd worden, gaat dat eenvoudige versje leven: Maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend. Waar het Woord niet is, daar is geen bekering. Waar Gods Woord is, en de bediening van de Heilige Geest, daar kunnen dus mensen bekeerd worden. Dan kan er een pijl op de boog gelegd worden. En dan kan een mens dus geopende ogen ontvangen.
Daar wil ik ook dit nog van zeggen: Kijk, ook in Stad des Verderfs is dus het Woord geweest. Zoals dat onder ons is. Dat heeft de Heere nagelaten, dat is ons volk gegeven. Het Woord. En wees er nog een beetje blij mee dat we het nog niet hoeven te doen met Groot Nieuws of de Nieuwe Vertaling. Maar dat de Heere onder ons volk nog de kostelijke Statenbijbel gegeven heeft, zoals hij dat ook gegeven heeft in de Engels taal, de King James-vertaling.

De Heere heeft dit aan ons nog willen schenken als een rijke gave uit Zijn milde goedheid.
Of ik dit altijd begrijp? Kijk, ik heb die Bijbel van mijn vader meegekregen, ik lees die Bijbel. Ik lees die Bijbel zoals mijn moeder mij dat geleerd heeft. Alleen… ik lees mijn Bijbel met blinde ogen. Ik versta mijn Bijbel van nature niet. En van nature begrijp ik van die Bijbel ook niets. Ik kan die Bijbel kennen van voor naar achter, ik kan die Bijbel bestuderen. We kunnen met de Bijbel samen vergaderd voorover gebogen zitten rondom dat Woord heen, en dat dit Woord tot mijn hart nog nooit gesproken heeft. Dan kunt u dus 20 jaar onder het Woord gezeten hebben, en u toch blind voor uw blindheid bent, en dood voor de dood.

Daar zal dus een wonder moeten gebeuren. Een wonder van vrije genade. En als er dan een wonder van vrije genade gebeurt, wat gebeurt er dan? Wel, dat tekent Bunyan, dan wordt je een ontwaakte zondaar. Dan gaan je ogen open, en als je ogen open gaan, dan gaan die niet open voor de hemel, maar dan gaan je ogen open voor je verderf. Ik hoop niet dat dit voor u een onbekende zaak is. We hebben het vroeger, dacht ik, geleerd: Ik was eens een vreemdeling voor God en mijn hart, ik kende geen droefheid en ik wist van geen smart. En kijk nou, dat allereerste, wie zal zeggen hoe het in uw hart gegaan is. Dat eerste, dat je als het ware met schrik in je geweten wakker werd. Dat je leerde verstaan: Ik leef in Sodom en Gomorra. Ik leef in Stad des Verderfs. En nu moet ik sterven, en ik geloof dat ik geen vreemd ding zeg, als een mens door God ontdekt wordt, dan is ook het eerste wat hij leert: Ik moet sterven! En ik moet in mijn sterven God ontmoeten, en ik kan God niet ontmoeten, want immers, God is oneindig hoog voor me, en God is voor mij een Onbekende God. Ik weet dan maar één ding met Bunyan: Deze stad met alle inwoners gaat straks ten onder, en worden vernietigd. En hij zegt: Ik kan niet sterven en ik durf niet te sterven. Misschien is er vanavond een die zegt: Ja, dat is hetzelfde onderwijs wat de Heere mij een keer geleerd heeft. Ik moet sterven, en ik heb geen Grond om te sterven.

Wordt DV vervolgd
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ik ben vanmiddag weer even aan het overtypen geweest. De lezing van wijlen ds. E. Venema over Bunyan. Ik heb deze lezing nog niet af, meer het lijkt me beter om het in wat kleine stukjes te plaatsen. Ze zijn wel rijk aan lering. Ik kan niet zo veel zeggen, maar dit wel: ik hoor vandaag de dag deze taal niet zoveel meer. Misschien is het goed om samen eens te luisteren naar de bevindelijke wegen, zoals de bekende John Bunyan die ook bevindelijk heeft geleerd.

Deel II

Nu moet u niet denken, dat zoals we het de vorige keer al gezegd hebben, dat die mens dan meteen met deze dingen te koop gaat. Dat hij dus in een keer tegen zijn vrouw zegt: Luister eens, vrouw, nu ben ik onbekeerd, en ik moet sterven en ik kan niet sterven.
Kijk, Bunyan tekent het zo kostelijk: Dat wordt een zaak in de stilte voor mezelf. Zomaar in de stilte klaagt die man zijn nood uit en die schreit om bekeerd te worden en niet te weten hoe bekeerd te moeten worden.

En nu moet u altijd weer één ding onthouden: we zijn allemaal zondaren. U bent een zondaar, en ik ben een zondaar, en we leven allemaal buiten God. Alleen… we worden pas zondaar als God je eraan gaat ontdekken.
Manasse was een zondaar, maar hij wordt het pas als hij straks in de kerker terecht komt. En de verloren zoon lag verloren, maar hij wordt pas verloren bij de varkenstrog. En Efraïm was onbekeerd en hij wordt pas onbekeerd als hij uit gaat roepen: Heere bekeer mij, en dan zal ik bekeerd wezen!

U moet altijd één ding weer onthouden: het blijft natuurlijk niet onbekend. Stel dat ik met alle inwoners van Stad des Verderfs een beetje flink op kon schieten. Met mijn buurman daar naast me. En met mijn buurvrouw daarnaast. Laten we zeggen dat we een grapje tegen elkaar maakten en dat we elkaar aanspraken en dat we wel eens bij elkaar op de koffie zaten, en dat ze eigenlijk niks aan me gemerkt hebben. Dat ik lid was van een Gereformeerde Gemeente, dat ik naar de kerk ging en zij gingen ’s zondags varen, bij voorbeeld.

En dan in ene keer, als God eraan te pas komt, dan veranderd er wat. Dan gaan ze het merken. Wat gaan ze merken? Dat je ernstiger wordt. Ze gaan merken dat je niet meer kunt doen wat je vroeger deed. Het oude volk zei vroeger wel eens: wat je vroeger een lust was, dat wordt je nu tot een last. En waar je nou vroeger liefde voor had, dat ga je nou haten. Hier gaat het vruchten. En wie merkt het dan het eerste? De kinderen en moeder, en anders je vrouw, en anders je man. Lees het maar bij Bunyan. Die kinderen, die worden eigenlijk en beetje bang van die vader. Die vader doet eigenlijk niks anders meer dan zuchten. En wie houdt er nou van zuchten, laten we eerlijk wezen he! Als je altijd een blijde vader gehad hebt, en je hebt dan een vader die niks anders doet dan almaar zuchten. Zuchtende wakker worden en zuchtende naar bed toe te gaan.

En denk dan niet dat iedereen dat begrijpt, geliefden! De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn. Ik denk wel eens met smart terug in het leven van ons eigen gezin. Dan denk ik wel eens terug, dan zie ik mijn vader nog zitten, en dan had hij zijn been op de tafel, of zegt u dat niks, maar die oude mensen zochten hun gemakkelijkheid, en met de benen op tafel, en dan hebben we vader nooit anders gekend als met de Bijbel voor zich, en een ouwe schrijver, en zuchten, en klagen, en alles was hem te veel. En denk dan niet dat alle kinderen dat van vader begrepen hebben. Later, als er wat licht opgaat voor je ziel dan zeg ik: ik wou dat nou ik nog eens met vader kon praten. En ik wou dat ik het kon zeggen dat ik het nou veel beter kon begrijpen. Vroeger was het net eender als uit dat tekeningetje uit dat boek van Bunyan, die schuwe kinderen heeft. Die als het ware tegen moeder opkruipen en die vreemde vader, die altijd maar klaagt en die altijd maar zucht.

Laat ik één ding maar tussendoor zeggen. Als God je bekeerd: daar begint het. Het begint niet met een lieve Heere Jezus Christus. Het begint met een zuchtend leven: Ik bracht de nachten door met klagen en ik hield niet af om hand en oog op te heffen naar omhoog. Dan krijg je allemaal mensen om je heen hè, dat tekent ook dat boekje van Bunyan. Dan komen ze rondom hem heen staan en dan zeggen ze: hij moet wat slapen. Een ander zegt: hij zou eigenlijk eens met vakantie moeten. Ze komen allemaal rondom hem heen staan. De nacht brengt geen rust, en uiteindelijk, ’s morgens wakker wordend, dan zegt hij: ’t wordt almaar erger. Het wordt almaar erger.
Laten we zeggen, en u kent er ook wel van, en je weet het uit het verleden. Als ik op straat loop, t wordt al maar erger. U gaat naar de kerk toe, en het wordt almaar erger. En als ze tegen me preken, het wordt al maar erger, het wordt niet beter. Nu tekent Bunyan dat weer zo kostelijk fijn uit. Hij zegt: hij zoekt de stilte.

Onthoudt dat weer even. Als een mens van God bekeerd wordt, dan ontvlucht hij dus de wereldse vermakingen. Hij ontvlucht de zonde, hij ontvlucht zijn vrienden en hij zoekt de stilte. Bunyan zegt: hij ging het veld in. Laten we maar zeggen, de een die zoekt het op zijn kamertje, de stilte. Een ander zoekt het in der waarheid op zijn stukje land, als hij maar alleen is. Waarom? Omdat ik mij in de eenzaamheid kan uitwenen. Als er dan niet een is die me begrijpt, dan wil ik mij uitwenen voor een mij nog onbekende God. En dan denk ik wel eens met ontroering, en dan denk ik, ach werd ik derwaarts weer geleid. Het waren de beste tijden in je leven. De stilte, de eenzaamheid. En wat doet hij dan? Dan zoekt hij toch, of hij krijgt gezelschap. Laten we maar zeggen, iedereen die onbekeerd wordt die wil graag begrepen worden. En waar nou niemand mij begrijpt, dan wil ik toch graag hebben dat er iemand mij begrijpt.

Dan ga ik naar de kerk toe. Niet naar elke kerk hoor. Als er ooit een mens een klein beetje onderscheid gezien heeft dan, dan een ontdekt mens! Die betrouwd zijn ziel niet meer aan iedereen toe. Die luistert fijn. Die luistert scherp. En als hij ergens in een kerk komt, en ze zouden hem wat wijs maken, dan komt hij er nooit meer terug! Maar als hij nu eens in een kerk komt, en hij hoort de stukken, laten we maar zeggen van een verloren mens, van een zondaar voor God, en hij hoort wat er gekend moet worden op weg en reis naar de eeuwigheid, dan is het net alsof er hier wat gaat tokkelen vanbinnen.
Bunyan komt terecht bij dominee Gifford. Die man hoorde niet tot de staatskerk, maar zo’n klein koppeltje. En dan ziet hij dat kleine koppeltje daar zitten, en dan denkt hij dat ze allemaal bekeerd zijn. Dan zit hij daar als een onbekeerde tussenin en dan hoort hij vanaf de kansel hoe het hier vanbinnen gesteld is. Misschien dat er hier vanavond iemand meeluistert en denkt: Ik wist niet dat die dominee mij kende, Dan denk je wel eens dat je man, je vader, je kinderen met zo´n dominee gesproken hebben. Deze dominee Gifford verteld precies wat er gekend en geleerd moet worden.
En ik geloof als hij het later over Evangelist heeft, dan bedoelt hij eigenlijk deze dominee Gifford. Deze evangelist, deze bedienaar van het Woord, die wijst hem de weg, de weg ten eeuwigen leven.

Slot volgt DV later.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
heusden-op
Verbannen
Berichten: 221
Lid geworden op: 24 mar 2018, 18:50

Re: Meditatie

Bericht door heusden-op »

DIA: wat mooi. Dit is geestelijk en onderwijzend. Mocht de Heere het zegenen.
dam-leer
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Dan hier deel 3 van de lezing van ds. E. Venema over Eens Christens Reize naar de Eeuwigheid. Onder het vorige stukje heb ik gezet: Slot volgt. Nou, ik moet tot de conclusie komen dat ik dit vanavond niet waar kan maken. De stof is uitgebreider dan ik in eerste instantie dacht. Ik had gedacht dat ik het globaal in drie gelijke stukken kon verdelen, maar dat was een misrekening. Dan zal waarschijnlijk het slot nog een andere keer volgen. Nu niet meer, want het is hoog tijd om naar bed te gaan.

Deel III
Nou las ik vandaag in een boek van een prediker die zegt: ik wil het toch met Bunyan oneens zijn. U weet het, er komt daar die Evangelist, en wat zegt: wat zoek je toch? Wat zoek je toch?
Ja, zegt hij, ik heb een pak op mijn rug. Hij zegt: hoe kom je aan dat pak? Wel, zegt hij, ik heb gelezen in de Bijbel, in dat boek, en hoe kom ik van dat pak af? Hoe kom ik van mijn schuld en mijn zonden af?

En ik heb de vorige keer al tegen u gezegd, dan zegt die Evangelist, kijk, je moet eens langs die vinger heen kijken. Zie jij dat poortje daar? Hij zegt: ik zie er niks van. Hij zegt: dan moet je eens scherp zien, zie dan daar niet een beetje licht? Hij zegt: Ja nu u het zo zegt, ik geloof dat ik een beetje licht zie. En daar wou ik nu even met u over praten. Daar zegt een verklaarder van het boekje van Bunyan, die zegt: daar is hij mis hoor! Daar is Bunyan mis, en daar is die Evangelist mis, want hij zegt, dat poortje dat ligt niet dáár. Hij zegt: dat poortje ligt vlak bij je, en het is ook geen poortje, het is een Poort, het is Jezus! Hij zegt: en Die moet je omhelzen, Je moet voor Hem neervallen en je moet je schuld belijden, en dan valt je pak er vanzelf af!

Gelukkig ben ik er een beetje blij mee dat ik het daar niet mee eens behoef te wezen. Maar ik denk wel eens dat we vandaag aan de dag terecht gekomen zijn, dat we het zo heel dicht bij ons gebracht hebben, zo dichtbij, dat je het alleen maar aan hoeft te pakken hè!
Dat je een historieel geloof aanziet voor een waar zaligmakend geloof. Ik ben altijd nog weer blij dat ik de Bijbel achter dit boek zie staan. De blindgeborene, als hij door Christus aangeraakt wordt, en Christus die vind Hem straks, en Hij zegt: Gelooft gij dan in de Zone Gods? Hij zegt: Heere, wie is Hij? De Grote Onbekende in het leven, Christus, wel de meest noodzakelijke. Laat ik u dit altijd voorhouden, geliefden! Christus is zeer noodzakelijk, Christus is zeer dierbaar, Christus is beminnelijk, Christus is de Parel van grote waarde. Christus te bezitten dat is alles te bezitten. Dat is je schuld te verliezen in Christus. Dat is je kroon te ontvangen doormiddel van Christus, dat is de met mantel der gerechtigheid omhangen te worden door de verdienste van Christus. Alleen… daar ligt een weg naartoe… En die weg naar Christus, die is niet altijd even makkelijk. Dat ziet…

Kijk ik ben ook groot gebracht bij de Waarheid, en u ook, Maar wat moest ik doen in mijn onbekeerde staat met Christus? Maar wat moest ik bij de eerste bekering… Ik geloof wel eens dat wij de zaken ook uiterlijk niet zo goed meer begrijpen. Kijk, er is een eerste bekering en er is een tweede bekering. En in de eerste bekering dan krijg ik met God te doen, ik krijg met Zijn rechtvaardigheid te doen, en ik de straffen te doen, en ik krijg met de eeuwigheid te doen. En dan kun je al lang het licht gestaan te hebben.

Ik denk wel eens aan mijn eigen leven. Als ik dan eens terug ga denken dat het de Heere behaagde om me in een moeilijke weg, in een weg dat de dood voor ogen scheen, en waar ik sterven moest en God ontmoeten. Waar het de Heere behaagde het volle licht op te laten gaan in mijn ziel. Waar ik niet en nooit aan twijfel dat ik tien dagen in het licht geleefd heb. Dat ik met God ontwaakte, dat ik met Hem sliep. En alles aan Hem vertelde en waar ik dag en nacht, waar Hij bij me was, en waar ik later leerde verstaan, dat ik alleen maar uit de deugden van Gods goedheid bediend ben geworden, en nog geen kennis aan Christus had. En ik geloof dat dát later in de ziel meer opgaat, dat Hij geleid wordt door Evangelist, ook het Woord van God. Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding.

U moet altijd maar onthouden, geliefden, dat oude volk van God dat is kieskeurig geworden. En al het volk van God, dat zoekt, dat zoekt om met God verzoend te worden in Christus, en dat wil niet een Christus aangeboden hebben waar geen plaats voor gemaakt is. Dat oude volk van God, dat zoekt ook in die weg, op een eerlijke wijze met Christus verenigd te worden.

Dat is dus het eerste stukje van de reis van Bunyan naar de eeuwigheid. En dan weet u het, op die reis ontmoet hij verschillende mensen. Ik heb de vorige keer een enkel ding met u besproken. De eerste twee die hij ontmoet dat zijn Hoofdig, en Plooibaar. En Bunyan is ook weer een meester om mensen uit te tekenen in hun namen. U weet, er zijn verschillende uitgaven van Bunyan, en dan heet bij de ene bij een andere Gezeggelijk en Hoofdig heet soms Halsstarrig of Stijfhoofdig. Laten we zeggen: ze zijn beiden gelijk. De ene die is dan een beetje meer plooibaar, maar als het er op aankomt zijn ze beiden gelijk. Ze leven ook beiden in Stad des Verderfs. En als ik het goed heb, dan zijn het nog een beetje vrienden van elkaar ook. Deze Hoofdig, of Stijfhoofdig, of Halsstarrig, die heeft het hier zitten. Hier in zijn hoofd. En ik geloof dat hij daarom uitgetekend wordt als Hoofdig. Ik geloof dat ik er dus ook een klein beetje acht op moet geven of ik het hier heb zitten, of dat ik het daar heb zitten.

Het oude volk van God zei altijd: het zit een voet te hoog. Hoofdig, Halsstarrig, Stijfhoofdig, is een beetje een bruut mens. Hij weet het. Hij weet het alleen.
Ik zat weer een beetje te denken vanmiddag, bij het overdenken van deze stof, misschien heeft hij vroeger wel over de vloer gezeten. Ik herinner me dan ook nog wel uit verschillende huisgezinnen, dan kom je bij elkaar over de vloer, niet? We zeggen dan, je bent christelijk, je gaat naar de kerk, twee keer of drie keer. En daarnaast daar woont een buurman, een buurvrouw en die gaan niet naar de kerk. Nou, vloeken doen ze direct niet, maar ze komen wel koffie drinken bij je, ze komen een praatje maken bij je, en… dan kun je overal over praten, maar dan moet je een ding nooit doen: we praten niet over godsdienst. Laten we zeggen, deze Hoofdig die is een makkelijk mens om mee om te gaan, maar je moet hem niet tegenkomen! En nou veranderd er wat, en dan wordt deze Hoofdig pas hoofdig, stijfhoofdig, en dan gaat hij tekeer tegen die Christen! Dan gaat hij hem op zijn nummer zetten, en dan gaat hij zeggen: Man, hoe kom je zo dwaas! Hoe kom je nu zo dwaas dat je nou al je vrienden verlaat en dat je zomaar je overgeeft….

Ach man, dat Boek! En dan komt het er op aam dat hij een vijand van het Woord is, die Hoofdig, en hij zegt: WEG MET DAT BOEK! Je kunt het terugvinden in Eens Christens Reize naar de Eeuwigheid. Hoofdig die verwerpt, als het er op aankomt, dan verwerpt hij het Boek der boeken. Het gaat die Plooibaar eigenlijk wat te ver. Hij zegt: Man, luister nou eens, dat moet je nu zo bruut niet doen, ik zeg het maar op mijn wijze, dat moet je wat meer plooien. Plooibaar, een mooi woord hè? Je kunt je in plooien schikken als je bij de wereld komt. Nou, daar ga je ’s zondags mee roeien. En kom je bij de oppervlakkige godsdienst, nou dan ben je oppervlakkig godsdienstig. En, kom je bij het oude volk van God, dan bidden, dan kun je schuld belijden en dan kun je tranen in je ogen hebben…

Ik schrik soms wel eens van die Plooibaar, want dan denk ik bij mezelf: Zou ieder kind van God niet ook die Plooibaar in het hart hebben, hè? Dat ze wel eens bang zijn: plooi ik mezelf niet eens een klein beetje, ben ik wel waar voor God? Want, eigenlijk, die Plooibaar, zegt tegen deze Stijfhoofdig: u moet die man niet al te hard vallen want er zou toch wel iets in kunnen zitten.
Je gaat dan wel eens terugdenken aan je ambtelijke loopbaan, over de mensen die je ontmoet hebt. Ik denk dan wel eens, zo ’s zaterdagsavonds, dan kwam hij bij me aan de deur. Dan stond hij stomdronken aan de bel. Dan zei ik: Joh, morgen in de kerk, dan ontmoet ik je weer. En dan overmorgen kom ik je eens opzoeken, dan gaan we saampjes eens praten. En dan kon hij práten! Hij kwam nooit in een kerk van oppervlakkige godsdienst, daar kwam hij nooit. En als hij dan bij me zat, dan zat hij daar zo’n beetje vooraan in de kerk, en dan, tranen in zijn ogen, en als je dan bij hem kwam, joh, waarom schreeuw je nou? Hij zegt: Het is net of je de weg van mijn vader vertelt. Maar vadertje was waarachtig van God bekeerd, zegt hij, en zijn koeien, er was niet een koe verzekerd. Ik zeg: waarom doe je dat eigenlijk? Uit eerbied voor mijn vadertje. Maar als het dan weer zaterdagavond was, dan plooide hij zich weer zo, en dan kwam hij uiteindelijk in de kroeg terecht. En dan nam die, en er is er een, mijn vrouw kent hem wel, die met hem meegesleurd werd, uit een groot gezin, en die later ook gestorven is. En dan zaten ze de pimpelen en te drinken, en dan zeg ik: dat is Plooibaar. Je kunt ze plooien, van alle kanten, en ze gaan vér weg mee op reis naar de eeuwigheid.

Hij zegt: Christen, ik ga met jouw mee. Hij gaat mee. Nu moet u weer luisteren wat voor wijze lessen of Bunyan geeft. Als Christen een ruime prediking geeft, valt hij er bovenop. En dan ben ik er uiteindelijk een beetje bang van. Ik ben niet bang van een ruime prediking, maar je moet nooit gaan vergeten, je zou een onbekeerd mens, en een vreemdeling van genade, die zou je kunnen bedriegen op weg naar de eeuwigheid.

Christen gaat prediken, en hij predikt het zo ruim! Hij zegt: ik verwacht een stad van Paarlen Poorten, ik verwacht een stad met straten van goud, en een erfenis die onverwelkelijk is. Hij zegt: Man je maakt mijn ziel jaloers! Hij zegt: vertel er nog eens wat meer van. Laten we het in onze dagen maar zeggen zoals het vandaag aan de dag bij velen ligt. Ja, je hebt met een goede God te maken. Ja, dat is waar. Ja we hebben echt met een goede God te maken. Jaa! Maar je hebt ook met een rechtvaardig God te maken hoor! Je hebt met een liefdevol God te maken, en laat ik zeggen, ze zijn zo overstuur van de ruimte die er ligt zodat ze beiden niet eens merken dat ze zo beiden in de Poel van Mistrouwen terecht komen.

En nou komt het onderscheid! Wat is het onderscheid dan tussen Plooibaar en een echt Christen? Want hier zit vanavond iemand en die zegt: Wat zou dan toch telkens het onderscheid wezen tussen het ware werk en het valse werk? Christen heeft wat, wat Plooibaar mist. Wat mist Plooibaar? Wel, die heeft geen pak op zijn rug. Christen die heeft vanaf het begin van de reis een pak op zijn rug. Wat is dat pak? Wat bedoelt hij ermee? Zijn zondenpak en zijn schuldpak. Nou zegt een van de verklaarders, hij zegt: Ieder mens in Stad des Verderfs heeft een pak op zijn rug. U hebt ook een pak op de rug. We zijn allemaal zondaar. U bent een zondaar en ik ben zondaar, we zijn allemaal zondaar, we hebben allemaal een pak op de rug. Alleen… Christen die weet het. De anderen niet. Als je ogen open gaan, dan gaan je ogen open voor je schuldpak en je zondenpak, onthoudt dat maar. En als je dan het onderscheid wilt hebben tussen het ware werk, een zondenpak op de rug, dat is zo zwaar, dat wordt elke dag zwaarder. En dat zijn ook niet maar een paar indrukken of zoiets, maar dan moet ik verlost worden van dat zondenpak.

Vandaar ook, dat Christen telkens zegt: je moet niet zo hard lopen, man! Hij zegt: Ik kan niet zo hard met jou meekomen. Je hebt tegenwoordig van die mensen die lopen zo hard he. Die lopen door alle stukken heen he. Ze zijn door het stuk van de Vader heen, door het stuk van de Zoon heen en door het stuk van de Heilige Geest heen en de heiligmaking en de verlossing en een hemelleven. En dat arme kind van God ligt nog onder op de bodem van het huis in aanbouw met het pak van schuld, dat ze zeggen: Och, hoe kom ik daar ooit van verlost?

Dat moet je jezelf eens afvragen zeg, of het bij u geen indrukken zijn, of dat je werkelijk in je hart last hebt. Een last van zonden en plagen, niet te dragen, dat drukt mijn schouders naar beneden. Dan heb ik niet last van ene zonde, maar last van alle zonden, een stroom van ongerechtigheden. En dan zijn er mensen die worden ervan verlost en ik krijg dagelijks meer zonden en ik krijg dagelijks meer schuld, en wie zal me verlossen uit het lichaam dezes doods?

Slot hopelijk een andere keer.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
CvdW
Berichten: 2928
Lid geworden op: 23 mar 2015, 13:07

Re: Meditatie

Bericht door CvdW »

Samen zijn we op reis naar de Eeuwigheid.
Zal het wel zijn? Voor mij? Voor u?

U moet altijd maar onthouden, geliefden, dat oude volk van God dat is kieskeurig geworden. En al het volk van God, dat zoekt, dat zoekt om met God verzoend te worden in Christus, en dat wil niet een Christus aangeboden hebben waar geen plaats voor gemaakt is. Dat oude volk van God, dat zoekt ook in die weg, op een eerlijke wijze met Christus verenigd te worden.


Bovenstaand begrijp ik niet. In de woorden hierboven lees ik over volk van God (wedergeboren mensen?) dat nog niet verenigd is met Christus. Immers ze willen op een eerlijke wijze met Christus verenigd worden. Ze zijn het dus nog niet.
Via PB hebben wij contact gehad en gaf u zelf aan dat wedergeboren zijn en Christus niet te kennen niet samen gaat.
Overigens is dit wel wat ik gehoord heb binnen de gereformeerde gemeenten. Wedergeboren zijn en Christus nog niet kennen.
Daarom houd ik het bij de Bijbel en meerdere oudvaders (niet omdat ze oud zijn).
Plaats reactie