Tweede tegenwerping. Wanneer ik zeg dat ik slechts mij zelve zoek, dan komt het mij voor,
dat ik Gods verheerlijking niet op het oog heb in mijne eigene behoudenis door Christus en dat
is het dat mij doet vrezen, dat ik niet op de rechte wijze kom.
Antwoord. Waar eist Jezus zulk ene gesteldheid van degenen, die tot Hem komen om het leven
te hebben? Kom gij tot Hem om het leven, en vermoei uw hoofd niet met zulke
tegenwerpingen tegen uzelf, en laat het aan God en Christus over om Zichzelven te
verheerlijken in de behoudenis van zulk een worm als gij zijt. De Vader zegt tot den Zoon: ‘Gij
zijt mijn dienstknecht, o Israël, in wien Ik verheerlijkt zal worden.’
God stelt aan zondaars het leven voor als de beweeggrond, ten einde hen over te halen om tot
Hem te komen en het leven te hebben en Christus zegt duidelijk: ‘Ik ben gekomen opdat zij het
leven hebben, ‘ Johannes 10:10. Hij heeft uwe oogmerken niet nodig, maar gij wel de zijne.
Eeuwig leven, vergiffenis van zonde, en behoudenis van den toekomenden toorn stelt Christus
u voor, en dat zijn de dingen, die gij nodig hebt, bovendien wil God onwaardige ellendelingen
genadig en barmhartig zijn: kom dan als zulk een, en leg u zelven gene struikelblokken in den
weg tot Hem, maar kom tot Hem, opdat gij het leven hebt en leeft. Johannes 5:34, Johannes
10:10, Johannes 3:36. Mattheus 1:21, Spreuken 8:35,36. 1 Thessalonicenzen 1:10. Johannes
11:26-26.
Toen de stokbewaarder zei: Mijne heren! wat moet ik doen om zalig te worden? vroeg Paulus
hen niet eens: Wat is uw oogmerk met deze vraag? Wenst gij wel de verheerlijking van God in
de zaliging uwer ziel? Hij wist dat zulke vragen slechts dwaze praat zou zijn, in plaats van ene
voldoende hulp op zulk ene gewichtige vraag als deze. Omdat deze arme ongelukkige de
zaligheid zocht door Jezus Christus, ik bedoel, dat hij begeerde gered te worden van hel en
dood, want hij wist nu, dat hij die verdiend had door de zonden, welke hij begaan had, daarom
gebiedt Paulus hem, dat hij, als een arm doemwaardig zondaar zou voortgaan op dezen zijnen
weg, om zich zelf te zoeken, zeggende: ‘Geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig
worden, ‘ Handelingen 16:30-32.
Ik weet, dat gij later begeren zult Christus te verheerlijken
door te wandelen in den weg zijner geboden, maar nu begeert gij het leven, want de
bloedwreker vervolgt u en de duivel is als een brullende leeuw achter u. Nu dan, kom nu,
opdat gij het leven hebben moogt, en wanneer gij enige troostende overtuiging hebt, dat gij
deelgenoten gemaakt zijt van het leven door Christus, dan en niet eerder zult gij zeggen: ‘Loof
den Heere, o mijne ziel, en al wat in mij is zijnen heiligen naam. Loof den Heere, mijne ziel, en
vergeet gene van zijne weldaden, die al uwe ongerechtigheden vergeeft, die al uwe krankheden
geneest, die uw leven verlost van het verderf, die uw kroont met goedertierenheid en
barmhartigheden.’ Psalm 103:1-4.