“En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus.”
1 Johannes 3:23
In deze preek gaat Spurgeon vooral in op het gevaar van een voorwaardelijk Evangelie.
Christus wordt dan niet aangeboden aan zondaren (alle hoorders van de prediking) maar alleen aan 'bekeerde' mensen.
Een mens moet dan aan bepaalde voorwaarden voldoen om tot Christus te mogen komen.
Spurgeon spreekt uit eigen ervaring:
Onderstaand enkele citaten uit deze preek.Velen van mijn broeders preken een onmogelijke zaligheid. Hoe vaak hongeren en dorsten zondaren niet om de weg der zaligheid te horen.
En er wordt hen geen redding verkondigd waar ze bij kunnen. Ik kan me niet herinneren dat aan mij vanaf de kansel gezegd is dat ik als zondaar in Jezus moet geloven.
Wel heb ik veel gehoord over gevoelens waarvan ik dacht dat ik die nooit zou krijgen. Over gestalten waar ik naar verlangde.
Maar ik vond geen vrede, totdat ik de boodschap van vrije genade hoorde: “Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde!”
Ik denk ook in deze tijd zeer actueel en een groot gevaar.
Zeker het overdenken waard!
Download de preek: http://www.downloadpreken.com/artikelen/A022.pdfMijn tegenstanders zullen aanvoeren: “De zondaar moet een ontwaakt geweten hebben voordat hij grond heeft om in Christus te geloven.”
Als ik op Christus steun omdat ik dit of dat gevoel, dan leun ik op mijn gevoelens, en niet op Christus alleen.
Wij zullen dan dus altijd letten op onze gesteldheid. “Is mijn verlangen wel echt? Als dat waar is, kan
Christus mij zalig maken. Als mijn verlangen niet oprecht is, kan Hij dat niet.”
Als ik in Jezus Christus geloof omdat ik een oprecht berouw over mijn zonden gevoel, en daarom een grond voor mijn geloof heb,
merkt u dan niet dat de eerste en ware grond van mijn vertrouwen het feit is dat ik berouw heb over mijn zonden?
Mijn hoop draait dan op mijn bekering.
Het neemt het evangelie voor zondaren weg en biedt in plaats daarvan een evangelie voor heiligen.
Kortom, het is allesbehalve een bediening van vrije genade.
Anderen beweren dat de uitverkiezing de grond is waarop een zondaar in Christus mag geloven.
Nu, aangezien iemands verkiezing onmogelijk geweten kan worden anders dan door te geloven,
komt deze prediking hierop neer dat niemand enige betrouwbare grond heeft om te geloven.
En toch zegt de predikant mij dat ik uitsluitend mag geloven op grond van mijn verkiezing – hoe kan ik dan ooit geloven?
Te stellen dat mijn geloof afhangt van het bewustzijn van mijn verkiezing, wat niet kan zonder geloof, is ongehoorde nonsens.
Zie broeders, veronderstel dat de grond om in Christus te geloven in mijn bekommeringen en bevindingen ligt.
Wanneer ik dan vandaag een verbroken hart heb en mijn ziel kan uitstorten voor de Heere, heb ik een grond om in
Christus te geloven.
Maar morgen – en wie kent dit niet – morgen kan mijn hart weer zo hard als een steen zijn, waardoor ik ongevoelig ben en niet kan bidden.
Volgens de theorie van het voorwaardelijk geloven heb ik dan dus geen recht om op Christus te vertrouwen: mijn grond is helemaal weg.
Ik verlang een vaste en onveranderlijke grond voor mijn geloof.
Ik begeer een grond om te geloven waar ik wat aan heb, als mijn boze lusten en verdorvenheid in een
verschrikkelijke slagorde voor mij verschijnen, en mij doen uitroepen “Ik ellendig mens.”
Ik verlang een grond om te geloven die me zal troosten, als ik geen goede gestalten en heilige gedachten heb,
als ik zo dood ben als een steen en mijn ziel aan het stof kleeft.
Zulk een onfeilbare grond om in Jezus te geloven, wordt gevonden in deze kostbare waarheid dat Zijn genadig gebod – en niet mijn veranderlijke
bevinding – mijn recht is om te geloven in Zijn Zoon Jezus Christus.
Zie geliefden, als overtuigingen van de ziel een noodzakelijke voorwaarde vormen,
behoren wij tot op een milligram nauwkeurig te weten hoeveel van deze voorwaarden vereist zijn.
Als u een ellendig zondaar vertelt dat hij toch wel een zekere mate van vernedering en bekommering, van overtuiging en inleving moet kennen,
teneinde een grond te hebben om tot Christus te gaan, eis ik van alle wettische belijders duidelijkheid aangaande de manier en de juiste hoeveelheid voorbereiding die vereist wordt.
U zult geen duidelijk antwoord van hen horen.
Als voor een zondaar de grond om tot Christus te komen in het Evangelie gevonden wordt, is de zaak duidelijk en helder.
Maar wat een omhaal is dat mengsel van wet en evangelie waar ik tegen strijd!
En laat mij u vragen, broeders, of zo’n onbegrijpelijk evangelie genoeg zou kunnen zijn voor een stervende?
Moet ik hem een uur lang gaan uitleggen welke bekommeringen hij moet kennen eer hij tot Christus mag gaan?
Geliefden, dat durf ik niet. Maar ik zeg hem: “Vriend, geloof, hoewel het ter elfder ure is, vertrouw uw ziel aan Jezus toe, en u zult zalig worden.”
Het gebod van het evangelie biedt voldoende grond aan een zondaar om in Jezus Christus te geloven.
In de woorden van onze tekst staat: “Dit is het gebod.” Mijn vrienden, verlangt u een betere grond om iets te doen dan de opdracht van God om dat te doen?
Geliefden, het gebod om in Christus te geloven, moet voor een zondaar de grond vormen als u de aard van onze opdracht in aanmerking neemt.
Hoe luidt die opdracht? “Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen.”
Volgens de andere theorie zou onze opdracht moeten luiden: “Predikt het evangelie aan iedere wedergeboren mens, aan iedere overtuigde zondaar, aan iedere bekommerde ziel.”
Maar dat staat er niet! Er staat aan alle “creaturen.”
Hoe heeft Hij hen verlost? Heeft Hij hen verlost als heiligen? Nee! Want toen wij nog vijanden waren, heeft Hij ons met God verzoend
door de dood van Zijn Zoon. Christus heeft Zijn bloed nooit vergoten voor het goede
dat in ons is, maar voor de zonde die in ons woont. “Hij heeft Zijn leven gegeven voor onze zonden”, zegt de apostel.
Daar hebt u de boodschap van het evangelie tot een zondaar als zondaar.
“De Heere heeft uw zonde weggenomen. Christus heeft geleden. Hij heeft volmaakte gerechtigheid aangebracht.
Neem Hem, vertrouw op Hem en u zult leven.”
Wat doet dit een mens dicht bij Christus leven! Als ik elke dag als zondaar tot Christus kan gaan - en ik moet dat doen, want het Woord zegt:
“Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem.”
Als ik elke dag als zondaar tot Christus kan gaan, wel, hoe armzalig zijn mijn zaken dan!
Wat werpt dit de grootst mogelijke verachting op al mijn goede deugden, mijn preken, mijn gebeden en alles wat uit mijn vlees voortkomt.
Ik moet dit laatste stuk afsluiten met de toevoeging dat, zondaar, wie u ook bent, God u nu gebiedt in Jezus Christus te geloven.
Dat is Zijn gebod. Hij gebiedt u niet iets te voelen, of iets te wezen om uzelf daar geschikt voor te maken.
U kunt niet zeggen: “Ik heb geen recht.” U hebt een volmaakt recht om te doen wat God u zegt te doen.
Zeg me niet dat u niet geschikt bent: er wordt geen geschiktheid gevraagd.
Het gebod is u gegeven, het is aan u om te gehoorzamen, niet om te redetwisten.
U kunt ook niet zeggen dat de opdracht niet aan u gericht is: dit gebod wordt verkondigd aan alle schepselen die onder de hemel zijn.