Heiliging bij Kohlbrugge

Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Op de Haamstede Conferentie, hield meneer T. van Es, een lezing over Dr. H.F. Kohlbrugge en de heiliging.

http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieu ... 2_1_669773

Hierin komt een duidelijk onderscheid naar voren, tussen Da. Costa, die in de lijn van Owen, Brakel, en Van Lodenstein stond.
En Kohlbrugge, die meer in de lijn van de Reformatie stond.

De Nadere Reformatie en Da Costa leerde een strapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genade kan en moet de gerechtvaardige de wet gaan houden, werkheiligheid met meewerkende genade.

Kohlbrugge, leerde dat Christus onze heiligheid/heiliging is, Christus is de volkomen heilige, en dat wordt ons toegerekend.
Onze werkzaamheden worden uitgesloten in de heiliging. Het is alles Christus ook hierin. Wij mogen staan in de vrijheid
van de kinderen Gods. De goede werken zijn voorbereid en het is alleen God die het beginsel van de heiliging in ons werkt.
Kohlbrugge beroept zich steeds op de Heilige Schrift en de Heidelberger Catechismus.
Zijn visie heeft alles te maken met de komma van Romeinen 7 vers 14.

Christus alles, uit ons geen goed, ook niet in de heiliging.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Simon
Berichten: 2035
Lid geworden op: 19 sep 2011, 23:34

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Simon »

Johann Gottfried Walther schreef:Op de Haamstede Conferentie, hield meneer T. van Es, een lezing over Dr. H.F. Kohlbrugge en de heiliging.

http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieu ... 2_1_669773

Hierin komt een duidelijk onderscheid naar voren, tussen Da. Costa, die in de lijn van Owen, Brakel, en Van Lodenstein stond.
En Kohlbrugge, die meer in de lijn van de Reformatie stond.

De Nadere Reformatie en Da Costa leerde een strapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genade kan en moet de gerechtvaardige de wet gaan houden, werkheiligheid met meewerkende genade.

Kohlbrugge, leerde dat Christus onze heiligheid/heiliging is, Christus is de volkomen heilige, en dat wordt ons toegerekend.
Onze werkzaamheden worden uitgesloten in de heiliging. Het is alles Christus ook hierin. Wij mogen staan in de vrijheid
van de kinderen Gods. De goede werken zijn voorbereid en het is alleen God die het beginsel van de heiliging in ons werkt.
Kohlbrugge beroept zich steeds op de Heilige Schrift en de Heidelberger Catechismus.
Zijn visie heeft alles te maken met de komma van Romeinen 7 vers 14.

Christus alles, uit ons geen goed, ook niet in de heiliging.
De ''nadere reformatie'' had dus beter ''andere reformatie'' genoemd kunnen worden?
Wat beweegt mensen er toch voortdurend toe, om Gods aandeel in de bekering tot op het bot te moeten ontleden, terwijl er staat dat dit behoort tot de verborgen Raad Gods, welke ondoorgrondelijk en onnaspeurlijk is.
NIET allerlei ''wijsheid van woorden'', zoals Paulus ook duidelijk leert, maar de eenvoud van het Kruis dienen wij toch te verkondigen?
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23855
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door refo »

Simon schreef:
Johann Gottfried Walther schreef:Op de Haamstede Conferentie, hield meneer T. van Es, een lezing over Dr. H.F. Kohlbrugge en de heiliging.

http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieu ... 2_1_669773

Hierin komt een duidelijk onderscheid naar voren, tussen Da. Costa, die in de lijn van Owen, Brakel, en Van Lodenstein stond.
En Kohlbrugge, die meer in de lijn van de Reformatie stond.

De Nadere Reformatie en Da Costa leerde een strapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genade kan en moet de gerechtvaardige de wet gaan houden, werkheiligheid met meewerkende genade.

Kohlbrugge, leerde dat Christus onze heiligheid/heiliging is, Christus is de volkomen heilige, en dat wordt ons toegerekend.
Onze werkzaamheden worden uitgesloten in de heiliging. Het is alles Christus ook hierin. Wij mogen staan in de vrijheid
van de kinderen Gods. De goede werken zijn voorbereid en het is alleen God die het beginsel van de heiliging in ons werkt.
Kohlbrugge beroept zich steeds op de Heilige Schrift en de Heidelberger Catechismus.
Zijn visie heeft alles te maken met de komma van Romeinen 7 vers 14.

Christus alles, uit ons geen goed, ook niet in de heiliging.
De ''nadere reformatie'' had dus beter ''andere reformatie'' genoemd kunnen worden?
Wat beweegt mensen er toch voortdurend toe, om Gods aandeel in de bekering tot op het bot te moeten ontleden, terwijl er staat dat dit behoort tot de verborgen Raad Gods, welke ondoorgrondelijk en onnaspeurlijk is.
NIET allerlei ''wijsheid van woorden'', zoals Paulus ook duidelijk leert, maar de eenvoud van het Kruis dienen wij toch te verkondigen?
Omdat je dan nix ziet of hoort en dan kun je de maat niet nemen.
Gebruikersavatar
joy
Berichten: 224
Lid geworden op: 14 jun 2012, 20:37

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door joy »

Simon schreef:
Johann Gottfried Walther schreef:Op de Haamstede Conferentie, hield meneer T. van Es, een lezing over Dr. H.F. Kohlbrugge en de heiliging.

http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieu ... 2_1_669773

Hierin komt een duidelijk onderscheid naar voren, tussen Da. Costa, die in de lijn van Owen, Brakel, en Van Lodenstein stond.
En Kohlbrugge, die meer in de lijn van de Reformatie stond.

De Nadere Reformatie en Da Costa leerde een strapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genade kan en moet de gerechtvaardige de wet gaan houden, werkheiligheid met meewerkende genade.

Kohlbrugge, leerde dat Christus onze heiligheid/heiliging is, Christus is de volkomen heilige, en dat wordt ons toegerekend.
Onze werkzaamheden worden uitgesloten in de heiliging. Het is alles Christus ook hierin. Wij mogen staan in de vrijheid
van de kinderen Gods. De goede werken zijn voorbereid en het is alleen God die het beginsel van de heiliging in ons werkt.
Kohlbrugge beroept zich steeds op de Heilige Schrift en de Heidelberger Catechismus.
Zijn visie heeft alles te maken met de komma van Romeinen 7 vers 14.

Christus alles, uit ons geen goed, ook niet in de heiliging.
De ''nadere reformatie'' had dus beter ''andere reformatie'' genoemd kunnen worden?
Wat beweegt mensen er toch voortdurend toe, om Gods aandeel in de bekering tot op het bot te moeten ontleden, terwijl er staat dat dit behoort tot de verborgen Raad Gods, welke ondoorgrondelijk en onnaspeurlijk is.
NIET allerlei ''wijsheid van woorden'', zoals Paulus ook duidelijk leert, maar de eenvoud van het Kruis dienen wij toch te verkondigen?
Dat vraag ik me ook zovaak af, waarom Gods Werk van bekering en wedergeboorte zo ontleden?
Misschien om onderscheid te maken tussen de gelovigen die "heiliger" zijn en langer gelovig, dan diegene
die nog maar kort op de weg zijn, dan heb je heiligen en gelovigen die heiliger zijn dan de heiligen :deg
Wie overwint, zal over de tweede dood geen schade lijden.
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door GJdeBruijn »

Johann Gottfried Walther schreef:De Nadere Reformatie en Da Costa leerde een strapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genade kan en moet de gerechtvaardige de wet gaan houden, werkheiligheid met meewerkende genade.
Hier zit een foute dan wel vertekende weergave van de visie op de heiligmaking van de Puriteinen en Nadere Reformatoren.
Het moet zijn "De Nadere Reformatie (en in die lijn stond ook Da Costa) leerde net als de Puriteinen een trapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genadige werking van Gods Geest in de gerechtvaardige om de wet te willen houden uit dankbaarheid, dus als liefdedienst en zeker niet als werkheiligheid met zgn. meewerkende genade zoals Rome dat leert."

Jawel, het accent bij Kohlbrugge lag anders, maar dat is vooral het verschil Luther/Calvijn. De Puriteinen en Nadere Reformatoren stonden in de lijn van Calvijn. Dit is wat kort en ongenuanceerd samengevat.
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Johann Gottfried Walther »

GJdeBruijn schreef:
Johann Gottfried Walther schreef:De Nadere Reformatie en Da Costa leerde een strapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genade kan en moet de gerechtvaardige de wet gaan houden, werkheiligheid met meewerkende genade.
Hier zit een foute dan wel vertekende weergave van de visie op de heiligmaking van de Puriteinen en Nadere Reformatoren.
Het moet zijn "De Nadere Reformatie (en in die lijn stond ook Da Costa) leerde net als de Puriteinen een trapsgewijze heiliging/heiligmaking, doormiddel van genadige werking van Gods Geest in de gerechtvaardige om de wet te willen houden uit dankbaarheid, dus als liefdedienst en zeker niet als werkheiligheid met zgn. meewerkende genade zoals Rome dat leert."

Jawel, het accent bij Kohlbrugge lag anders, maar dat is vooral het verschil Luther/Calvijn. De Puriteinen en Nadere Reformatoren stonden in de lijn van Calvijn. Dit is wat kort en ongenuanceerd samengevat.

Ik probeer iets weer te geven van wat meneer Van Es in zijn lezing zei.
Werkheiligheid is misschien niet het goede woord. Maar iemand als Owen zegt wel dat men de gaven krijgt om die dingen te kunnen doen.

Mijn samenvatting is misschien niet geweldig, maar ik meen het verschilpunt met Kohlbrugge wel goed getypeerd te hebben.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door GJdeBruijn »

Johann Gottfried Walther schreef:Maar iemand als Owen zegt wel dat men de gaven krijgt om die dingen te kunnen doen.
Dat leerden Luther en Kohlbrugge ook. De vraag is welke gaven en hoe die openbaar komen en of de persoon die het betreft zich daar ook van bewust is.
De DL spreken niet voor niets van een geheel nieuwe schepping als het de wedergeboorte betreft. Vruchten van geloof en bekering worden gewerkt door de Heilige Geest in de dagelijkse bekering. Als een ware christen onder andere leert buigen, bidden en lief te hebben betreft dat geschonken gaven. Het gaat daarbij om een vorm van 'doen'. Maar niet van een activisme. Kohlbrugge is vooral tegen het activisme ten strijde getrokken, niet tegen de gaven als de vruchten van de Geest en daden die voortvloeien uit de dankbaarheid zoals onze HC daarover schrijft. Zover ik het verslag van de conferentie begrepen heb doelde de lezing op het verschil tussen het activisme als te ver doorgeschoten visie vanuit de lijn Owen enz. niet de visie als zodanig. In de 19e eeuw zag je dat activisme (doorschieten) in de kringen rond het Reveil. Dáár ging het bezwaar tegen.
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Johann Gottfried Walther »

GJdeBruijn schreef:
Johann Gottfried Walther schreef:Maar iemand als Owen zegt wel dat men de gaven krijgt om die dingen te kunnen doen.
Dat leerden Luther en Kohlbrugge ook. De vraag is welke gaven en hoe die openbaar komen en of de persoon die het betreft zich daar ook van bewust is.
De DL spreken niet voor niets van een geheel nieuwe schepping als het de wedergeboorte betreft. Vruchten van geloof en bekering worden gewerkt door de Heilige Geest in de dagelijkse bekering. Als een ware christen onder andere leert buigen, bidden en lief te hebben betreft dat geschonken gaven. Het gaat daarbij om een vorm van 'doen'. Maar niet van een activisme. Kohlbrugge is vooral tegen het activisme ten strijde getrokken, niet tegen de gaven als de vruchten van de Geest en daden die voortvloeien uit de dankbaarheid zoals onze HC daarover schrijft.
Kohlbrugge zegt Christus is onze heiliging, Christus is heilig en door Gods belofte zullen wij het ook zijn!
Zie het ook in de context van Romeinen 7 vers 14.
Als je die lezing nog niet beluisterd hebt, aanbevolen.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door GJdeBruijn »

Johann Gottfried Walther schreef: Kohlbrugge zegt Christus is onze heiliging, Christus is heilig en door Gods belofte zullen wij het ook zijn!
Zie het ook in de context van Romeinen 7 vers 14.
Als je die lezing nog niet beluisterd hebt, aanbevolen.
Je moet daarmee geen tegenstelling willen maken met de Puriteinen en Nadere Reformatoren. Dat deed Kohlbrugge zelf ook niet. Hij gebruikte nota bene een preekschets van Comrie om maar eens wat te noemen. Hij wist zich kennelijk verbonden met dat gedachtengoed. We moeten er voor waken geen anti-nomiaan te maken van Kohlbrugge in het stuk der heiligmaking. Dat is doorschieten naar de andere kant.
Natuurlijk hangt de rechtvaardigheid en de heiligheid van de christen niet af van de heiligmaking, dat is de troost uit Rom.7. Maar een waar christen wil, is gezind (formulier HA) om Christus na te volgen, Zijn Beeld gelijkvormig te worden. Niet als aanvulling op de ganade maar uit liefde en dankbaarheid. Het ene sluit het andere niet uit maar bevestigt het andere!
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Johann Gottfried Walther »

GJdeBruijn schreef:
Johann Gottfried Walther schreef: Kohlbrugge zegt Christus is onze heiliging, Christus is heilig en door Gods belofte zullen wij het ook zijn!
Zie het ook in de context van Romeinen 7 vers 14.
Als je die lezing nog niet beluisterd hebt, aanbevolen.
Je moet daarmee geen tegenstelling willen maken met de Puriteinen en Nadere Reformatoren. Dat deed Kohlbrugge zelf ook niet. Hij gebruikte nota bene een preekschets van Comrie om maar eens wat te noemen. Hij wist zich kennelijk verbonden met dat gedachtengoed. We moeten er voor waken geen anti-nomiaan te maken van Kohlbrugge in het stuk der heiligmaking. Dat is doorschieten naar de andere kant.
Natuurlijk hangt de rechtvaardigheid en de heiligheid van de christen niet af van de heiligmaking, dat is de troost uit Rom.7. Maar een waar christen wil, is gezind (formulier HA) om Christus na te volgen, Zijn Beeld gelijkvormig te worden. Niet als aanvulling op de ganade maar uit liefde en dankbaarheid. Het ene sluit het andere niet uit maar bevestigt het andere!
Kohlbrugge had duidelijk kritiek op de Nadere-Reformatie.

En ik maak geen anti-nominaan van Kohlbrugge want dat is hij niet, maar hij had wel een andere visie op de wet en op heiliging.
Zoals in de lezing ook overduidelijk blijkt.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23855
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door refo »

Leve DIGIBRON! Dit komt uit een RD van 1975.
Ik heb de indruk dat de verschillen hier duidelijk aangegeven staan.
Honderd jaar na Kohlbrugge

„Het ellendige volk verstaat mijn preek"

„Het arme en ellendige volk in den lande verstaat mijn preek." Dat schreef Hermann Friedrich Kohlbrugge in een lange brief, gedateerd 11 februari 1934, begonnen te Elberfeld en geëindigd te Utrecht, gericht aan Isaäc de Costa.

„Meesterstukken van aangrijpende taal en krachtige dictie", zo noemde Abraham Kuyper in het zondagsblad van „De Standaard" van 14 maart 1875 Kohlbrugges „leerredenen", die in tal van talen zijn overgezet. „Predicatiën vol goed en spierkracht". Dat zal echter niet alleen de reden geweest zijn waarom het arme volk zijn woorden verstond. Ongetwijfeld vonden zij daarin de vervulling van hun armoede en gemis.

Vandaag, 5 maart 1975, is het honderd jaar geleden dat H. F. Kohlbrugge, predikant bij de Nederlands-Gereformeerde gemeente in het Duitse Elberfeld, het leven liet. Kohlbrugge, het „slachtoffer van de onverdraagzaamheid der verdraagzamen". Het is goed deze man, die het stervende sprak: „dit weet ik dat ik in Gods hand ben", te herdenken. Eerst dan een korte blik over zijn leven.

Kohlbrugge zag op 15 augustus 1803 in Amsterdam het levenslicht, studeerde, ondanks moeilijke economische omstandigheden thuis, theologie en werd in 1826 hulpprediker bij de Herstelde Evangelische Lutherse kerk. Omdat hij het waagde zijn predikant te betichten van onzuiverheid in de leer werd hij afgezet. Tevergeefs echter zocht hij onderdak bij de Hervormde kerk. Er was voor hem geen plaats. Na zijn promotie op het Messiaans karakter van psalm 45, vond hij zijn gemeente. Op 9 mei 1848 werd hij — niet dan na veel strubbelingen met „wereldlijke en kerkelijke autoriteiten — door ouderlingen in het ambt bevestigd te EIberfeld. Hier predikte en werkte Kohlbrugge tot aan zijn dood.

Opnieuw lezen


„Het zou goed zijn als de werken, de preken van Kohlbrugge weer gelezen worden", schreef prof. C. Veenhof In „Opbouw". Dat zou een medicijn zijn tegen de steeds sneller voortschrijdende verwereldlijking en vervlakking van het leven en de theologie in de voorheen gereformeerde wereld". Men kan zich afvragen of — als het arme en ellendige volk Kohlbrugges preken verstond, zoals hij zelf schreef — ook onze tijd Kohlbrugge nog verstaat, of hij na honderd jaar nog iets te zeggen heeft. „Zo de genade niet heerste ten leven, zo niet Christus alléén het was, wij gingen, na onze bekering, nog allen ter helle", aldus Kohlbrugge in een van zijn preken. Om te weten waar het Kohlbrugge om ging belichten wij enige karakteristieke punten uit zijn opvattingen.

Heiligmaking


De reeds in de aanhef aangehaalde brief aan Da Costa ging geheel over de leer van de heiligmaking. Da Costa — en met hem velen uit de kringen van het reveil — wierp Kohlbrugge voor de voeten dat hij niet vrij was van antinomianisme. Hij zou te weinig rekening houden met de wet. Deze beschuldiging vond zijn oorzaak in de zeer bekend geworden preek van Kohlbrugge over Romeinen 7: „Want wij weten, dat de Wet geestelijk is; maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde".

Gods wet is in het midden des ingewands van onze gezegende Middelaar, schreef Kohlbrugge. Hij nam daarvan de vloek voor altijd van ons af. Door één offerande heeft Hij in eeuwigheid voleind die geheiligd zijn. Nu vrezen wij, aldus Kohlbrugge, voor zover wij de Geest van God hebben ontvangen, dus God en houden Zijn geboden omdat wij uit God geboren zijn. Ons geloof heeft de wereld overwonnen. Wij hebben het vlees met de lusten en begeerlijkheden gekruisigd omdat wij uit God geboren zijn. Ons geloof heeft de wereld overwonnen. Wij hebben het vlees met de lusten en begeerlijkheden gekruisigd omdat wij Christus toebehoren.

Heilig voor mij


Christus is heilig voor mij, sprak Kohlbrugge, dus ik ben het ook, in Hem. Daardoor ben ik een nieuw schepsel. Wij hebben lust naar alle geboden Gods volmaakt te leven, want wij hebben de Geest van Christus. De Geest van Christus leidt immers in het spoor van Gods geboden.

Bedenk wat ge wilt, wat waarlijk heilig en goed is, eis, vorder en verlang het, of bid er vriendelijk om en ik breng u een wedergeborene, een christen, daarin is het en meer dan gij bedenken kunt. Maar aldus Kohlbrugge, vraag het hemzelf niet, want dan antwoordt hij; Ik ben een groot beest voor God; ik heb geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend. Als men hem van heiliging of goede werken spreekt, hij heeft er geen. Eer hij het weet is hij immers weer onder de wet.

Christus heeft dus de wet volbracht en door Hem aan te nemen in het geloof krijgen wij deel aan Zijn wetsvervulling, zijn wij heilig. Het komt dus op het geloof aan. Het komt er op aan daarnaar te jagen dat ik meer en meer met alle heiligen mag kunnen begrijpen welke de breedte, de lengte, de diepte en de hoogte is der genade en der liefde Gods. Hoemeer wij de algenoegzaamheid van de gerechtigheid van onze Borg aanhangen, zoveel te afschuwelijker wordt en vertoont zich aan ons de zonde. Het geloof wordt gewerkt door de Geest.

Niet afgeschaft


De wet blijft onwrikbaar tot in eeuwigheid en is niet afgeschaft. Dat de heiligmaking Gods wil is en wij geroepen zijn tot heiliging zie ik in de Schrift, aldus Kohlbrugge, dat deze heiliging aangemaand wordt leert de Schrift mede. Dat dit echter speciaal na de rechtvaardiging moet benadrukt worden, ziet Kohlbrugge niet. De wet is verbonden met het Wezen Gods. En door de wet is immers ook de kennis der zonde.

Wat heeft Kohlbrugge gedreven bij deze opvattingen? Het inzicht in het diepe ongeluk, de grote val van de mens: hoe vleselijk wij zijn. Dat zien wij ook in zijn opvattingen over de vleeswording van het Woord. De komst van de Messias getuigt ervan hoe diep Hij in dit vlees heeft willen afdalen. Kohlbrugge heeft dat uiteengezet in een beschouwing over Mattheus 1: de geschiedenis „Abraham verwekte, Izaäk verwekte" enz. is reeds het begin van de vleeswording. Kohlbrugge ziet hierin — denk aan Thamar, Rachab, Ruth, Bathseba enz. — géén opgaande lijn, maar een diep indalen van Christus in de menselijke natuur, in het vleselijk zijn.

Kohlbrugge was een man van uitersten. Hij was ook een eenzaam man. Zijn beoordeling van de Afscheiding stootte velen af, waaronder mannen als Brummelkamp en Scholte. Wij zien dat hier twee dingen samen gaan: een geweldige diepte, de grote tegenstelling God, mens terwijl daarbij alle en iedereen ontviel, terwijl hij in een volkomen geïsoleerde positie gedrongen werd. Deze positie geeft echter niemand het recht Kohlbrugge verkeerd te gebruiken. Het valt op dat vogels van allerlei pluimage zich tot hem aangetrokken voelden.

Kohlbrugge, deze solist op één snaar, deze vervoerde, hij heeft tot op Karl Barth de tijd nodig gehad om uit grote vergetelheid weer in de volle stroom der theologische belangstelling te komen", zo lazen wij ergens. Men vergete daarbij echter niet dat Barth zich duidelijk van Kohlbrugge heeft verwijderd.

Het lijkt er soms op of men slechts een gedeelte van Kohlbrugge wil gebruiken. Of men wel de lichtzijde van Kohlbrugge wil zien en niet zijn benauwdheid. Schreef ds. W. A. Hoek, een van huisuit ethisch man, niet: „Wie zijn preken leest en niet beter weet zou telkens denken dat er een dominee van de loodzwaarste gereformeerdheid aan het woord is. En toch is dit een misverstand, Kohlbrugge voert de zielen wel in de duisternis, of juister, doet ze ontdekken dat ze er midden in zijn, maar hij laat ze er niet in". Ds. Hoek was niet de enige oud-ethische predikant die zich tot Kohlbrugge voelde aangetrokken.

Diepe kloof


Er wordt verschillend geoordeeld over Kohlbrugge binnen het geheel van de Geref. gezindte. Laten wij echter niet de fout begaan één kant van Kohlbrugge te zien. Hij wijst een weg, de weg van de mens af naar Christus. Hij doet dat vanuit de doorleving van een geweldig diepe kloof tussen God en de mens. Maar hij kent daarin ook Gods beslissend handelen en het werk van Gods Geest.

Een treffend voorbeeld vinden wij in zijn preek over Romeinen 7. De wet zal ons naar de strop jagen, voor zoveel wij niet alle onze heiligingsstelsels naar buiten en overboord werpen, opdat het schip op vrije genade drijve. Zullen wij dan niets overhouden? „Werp uwe heiligingskrukken weg", aldus Kohlbrugge, „verre van u weg! gij komt er de berg Sion niet mee op".

„Ruk die lompen af, waarmede gij uwe wonden bedekt houdt en toon u aan Hem, Die heilig en rechtvaardig is, zo als gij zijt! Laat al het uwe los, hier aan zichzelve te wanhopen is zaligheid. Geef Gode recht en veroordeel voor God uzelve! en gij doet wat God wil, dat gedaan worde, — en wacht reikhalzende op Zijne genade, die u aangebracht is in Christus Zijn Zoon: — Dien toch wordt zijn geloof tot gerechtigheid gerekend, die niet werkt, maar in Hem gelooft. Die de goddeloze rechtvaardigt. (...) O, bidt, dat de Vader van onze Heere Jezus u de hand des geloofs geve, en gij zult de schat deelachtig zijn, die voor eeuwig rijk maakt en de Zon der gerechtigheid zult gij zien doorbreken in uw harten".

Afgesneden


Laten wij Kohlbrugge zelf laten spreken uit zijn werken. Dan dringen wij hem niet in een hokje of in een bepaald systeem. Maar wij komen erachter dat hij ons heden veel te zeggen heeft. De vrome mens wordt bij Kohlbrugge afgesneden. Anderzijds doet hij bouwen op het enige fundament, dat waarde heeft. „De Heere geeft ons een nieuwe geest, een nieuw hart, schrijft Zijne Wet in ons binnenste, zo bekeert hij ons, werkt in ons droefheid naar Hem, geeft ons het geloof, waardoor wij ons aanklagen. Hem rechtvaardigen, voor Zijn troon om genade schreien, gerechtvaardigd worden, verenigd worden met Christus, vrede bij God hebben, vrijmoedigheid om Abba te roepen, roemen in de hoop der heerlijkheid, getroost zijn in de gemeenschap des lijdens en des doods van Christus, geduldig in de beproeving, tot alle goed werk volbereid, staande in de hope, vervuld met de liefde Gods, en roemen de Heere alleen, met een moedige en helfhaftige roem".
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door GJdeBruijn »

Samengevat: Geen heiligingssystemen, geen activisme maar wel (citaat uit post van Refo, mooie aanvulling!):
"De Geest van Christus leidt immers in het spoor van Gods geboden."
Het werk van de Geest van Christus is het accent van de Nadere Reformatie en de Puriteinen. Het zien op de gerechtigheid van Christus als fundament voor een zondaar om van daaruit dat spoor te volgen is het acccent van Kohlbrugge.
Kohlbrugge was bang voor een heiligmaking zonder dat fundament. Maar dat moeten we niet interpreteren als een fundament zonder het gebouw dat daar bovenop gebouwd wordt. Het is niet of dít of dát maar béide: Én het fundament Christus en Zijn gerechtigheid én Gods Werk in de zondaar die leidt in het spoor van Gods geboden.
Laatst gewijzigd door GJdeBruijn op 30 aug 2012, 16:35, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Lees hier over de briefwisseling met Isaac Da Costa.
http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/up ... -costa.pdf
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
alias
Berichten: 313
Lid geworden op: 02 aug 2011, 18:27

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door alias »

GJdeBruijn schreef:
Johann Gottfried Walther schreef: Kohlbrugge zegt Christus is onze heiliging, Christus is heilig en door Gods belofte zullen wij het ook zijn!
Zie het ook in de context van Romeinen 7 vers 14.
Als je die lezing nog niet beluisterd hebt, aanbevolen.
...Hij gebruikte nota bene een preekschets van Comrie om maar eens wat te noemen. Hij wist zich kennelijk verbonden met dat gedachtengoed...
Kohlbrugge zat er ook wel eens naast. En als hij zich daarmee verbonden wist, is het dan maar de vraag of dat juist was...
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Heiliging bij Kohlbrugge

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Johann Gottfried Walther schreef:Lees hier over de briefwisseling met Isaac Da Costa.
http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/up ... -costa.pdf
Dat mijne wijze van verklaring in mijne preek goed was, wist ik van den Heere. Thans sla ik
Calvijn op, die groote man dacht er ook zoo over. “Niemand is in Christus, tenzij hij zijne
gerechtigheid geheel (entièrement) in Hem hebbe; dewijl de Apostel geenszins zegt: dat Hij
gezonden is om ons te helpen de gerechtigheid te verkrijgen; maar om ons tot gerechtigheid te
zijn.
En dit is niet alleen het eindoogmerk; maar ook, daar wij, nadat wij in Zijne gemeenschap zijn
opgenomen, nog dwazen zijn in onszelf, is Hij ons altoos wijsheid van God; voor zoveel wij
zondaars zijn, is Hij onze gerechtigheid; voor zooveel wij onrein (immondes) zijn, is Hij ons tot
heiliging; In het kort: dat al Zijne goederen de onze zijn, en wij in Hem alles hebben, in ons
niets. (bref, que tous ces biens sont nostres, et en lui nous avons tout, en nous rien.)
Het is dan noodig, dat wij op dit fondament gebouwd worden, zoo wij tempelen zijn willen,
den Heere geheiligd”. (Instit. Boek III. Hoofdst. 15 paragr. 5). Op denzelfden tekst zegt hij: III.
14. 17. “De Schrift bevestigt eenvoudiglijk dat Christus ons is tot gerechtigheid en ten leven
(heiliging, verlossing), en dat wij zulk eene weldaad deelachtig zijn door het geloof alleen”.
In dien zin zegt ook Newton: “Als ik den Bijbel opensla, of dat ik in mijnen Geest de weldaden,
waarmede de Heere mij verrijkt heeft, opsomme, vind ik mij rijkelijk (voor alle lasten)
beweldadigd. Jesus is de mijne en ik heb wijsheid, gerechtigheid, heiliging en verlossing en
belangstelling in alle de beloften en volmaaktheden Gods in Hem.” (Brief XV aan Mylord D.)
Voor zooveel de Heere ons tot verlossing is, stelt Calvijn Hem voor als Koning, III, 15. 15, en
evenwel zegt hij met recht: “De Priesterlijke en Profetische zalving retiennent leur degrée et ne
doivent pas être laissez en arrière” (en mogen niet achteraan geschoven worden), Zooals gij doet
in uwe splitsing.
Instit. II. 16. 19 zegt Calvijn: “Indien wij behoudenis zoeken, zoo leert ons de Naam Jezus
alleen, dat dezelve in Hem is. Indien wij de gaven des Heiligen Geestes zoeken, wij zullen ze
vinden in Zijne zalving”.
En hierbij haalt hij 1 Cor. 1:30 aan. Overal in de Schrift wordt de Heere voorgesteld als de
Koning over het huis Davids, over alle volkeren, over alle creatuur, in welken zin Hij ook Heere
is; verder als Koninklijk Profeet, Koninklijk Hoogepriester, regeerende met eene schepter der
rechtmatigheid.
Zoo zegt dan ook Calvijn, Instit. III. 3, 19: “dat in het Koninkrijk Gods bevat zijn (est
comprinse): vergiffenis der zonden, heil en zaligheid, en in het algemeen alle weldaden, welke
wij van God ontvangen”.
“De vergiffenis der zonden wordt gepredikt, wanneer men de menschen er op wijst, dat Jesus
Christus hun geworden is tot verzoening, gerechtigheid, heil (salut) en leven, zooals S. Paulus
zegt (1 Cor. 1:30), en dat door Zijne bemiddeling en à son adveu zij gehouden worden voor
gerecht en onschuldig (innocens) voor God. Wij ontvangen het een en ander door het geloof”.
Zie verder deze plaatsen uit den Woorde Gods. Ps. 2; Ps. 110; Ps. 96:10; Jes. 32:1; 33:17; Jer.
33:15; 30:9; Ez. 37:24; Micha 4:7; Luk. 1:33; Zach. 9:9; Matth. 21:5; Matth. 2:2; Matth. 25:34;
Matth. 27:11; 29; 37-42; Luk. 19:38; Luk.23:2; Joh. 18:39; Openb. 17:14 het Lam is een Heere
aller heeren; Joh. 18:36; Joh. 17:2; Rom. 8:32; uit welke en meerdere het openbaar is, dat
Christus’ Koninklijk ambt of heerschappij, regeering der wereld ten goede Zijner Kerk,
regeering Zijner Kerk, of geestelijk Koninkrijk niet zoozeer zich bepaalt tot de heiligmaking,
neen, maar alles in zich bevat; dat Hij Zijne Kerk regeert door Zijn Woord en Geest, en alzoo de
prediking des Woords, bediening der Sacramenten, bestiering der Gemeenten, werkingen des
Geestes, verheerlijking der vrije genade, wedergeboorte, boete, bekeering, geloof, vergiffenis der
zonden, mededeeling Zijns Zelfs en aller Zijner heils- en genadegoederen, aan de geloovigen en
alles wat tot het leven en Godzaligheid behoort, rijkelijk mededeelt en schenkt, naar de dierbare

beloftenissen Zijnen volke gegeven, 2 Petr. 1:2, 3. En dat alles evenwel als Jesus Christus, als
Middelaar, Zaligmaker, Verlosser, als Profeet en Hoogepriester.
En wederom dit alles naar deze heilsorde: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij dan dat de
Vader Die Mij gezonden heeft hem trekke”; “wendt u tot mij alle gij einden der aarde en wordt
behouden”.
“Niemand kan Jesus Christus den Heere heeten dan door den Heiligen Geest”. “Zonder geloof
is het onmogelijk Gode te behagen.” “Wie Christus’ Geest niet heeft, is niet Zijn.”
Ik ken geen anderen Koning, in heerlijkheid, dan mijn gekruisten Koning; en Zijn
doornenkroon en geeselslagen is mij, hoe scherp ook, de dierbaarste roede, als Hij mij tuchtigt,
opdat ik Zijne heiliging erlange. Van zulk een Koninkrijk dan en Koninklijk ambt onzes
Heeren, hooggeloofd in der eeuwigheid spreekt de Heilige Schrift, een Koninkrijk, waarin
genade, vrede, eeuwig leven, eeuwige gerechtigheid heerscht.
Zoo spraken de kerkhervormers er ook over, gelijk ik met Calvijn heb aangetoond; zoo zegt ook
Luther: “Christus heeft niet alleen voor de zonden genoeggedaan, maar Hij heeft ons ook
verlost van de macht des doods, des duivels en der helle, en een eeuwig Rijk der genade, en
dagelijksche vergiffenis, ook der overige zonden, die in ons zijn, bevestigd, en is ons alzoo
geworden, gelijk Paulus zegt: tot eene eeuwige verlossing en heiliging”.
Zoo zegt ook Melanchthon: “Het Evangelie leert klaar, dat Christus’ Rijk geestelijk is, d.i. dat
Christus zit ter Rechterhand des Vaders en voor ons bidt, en vergiffenis der zonden en Zijnen
Heiligen Geest aan de Kerk geeft, d.i. aan die in Hem gelooven, en op Hem vertrouwende, God
aanroepen, en dat Hij dezelve heiligt, opdat Hij ze ten laatste dage opwekke ten eeuwigen
leven”.
Hetwelk alles geheel anders luidt dan uwe bekrompene en gesplitste voorstelling, als ware het
Koninklijk ambt van Christus uitsluitend te betrekken tot de heiligmaking, en dat wel naar
eene vernieuwd op te richten Wet van Mozes, hoe smakelijk ook voor u voorgesteld.
Als de ziel op den weg des heils gezet, bezwaard onder den last der zonden, zich den schepter
diens grooten Konings ziet toereiken, en het heet: “U zijn uwe zonden vergeven”, dan ziet zij
nog meer de heerlijkheid haars Konings als ooit meer in dit Mesech.
En naar de opgegevene verklaring van het drievoudig ambt van Christus, (volgens hetwelk Hij
Zich voor en na als Profeet, Priester en Koning te gelijk openbaart), en van Zijn heerlijk
Koninkrijk en Koninklijk ambt, heb ik wel degelijk, vooral in betrekking op hetgeen gij
heiligmaking noemt, melding gemaakt in mijne preek, en kon ik ook niet anders.
Zoo zeg ik pag. 70: “Ziet! toen kwam er een Ander voorbij, die 1. maakte ons levend, 2. reinigde
ons, en 3. nam ons met Zich mede in Zijn Huis, om daarin eeuwig te wonen”.
Wat is het, dat gij hier Christus’ Koninkrijk niet ziet, en hoe de Heere daarin heerscht? Zijt gij
zóó onverstandig geworden, dat gij niet begrijpt, dat ik oneigentlijk spreke de geheele preek
door, om des te klaarder te maken wat de Schrift Rom. 7 ons leert?
Zie verder pag. 74: “In Wiens Huis
1. eene volkomene vrijheid van Wet heerscht, en
2. waarin louter Genade, Vrede, Blijdschap, Gerechtigheid en eeuwig Leven
luisterrijk heerschappij voert. Pag. 83: van Hem, Die het Hoofd is, daalt dan op u, enz.
Verder pag. 85: bij Jesus Christus, onzen Heere, Die 1. alles volbracht heeft, 2. op Zich
genomen heeft, 3. Zichzelven aan de Zijnen tot een eeuwig Eigendom heeft gegeven, opdat zij
geheel, met lijf en ziel en geest, met hunne overleggingen en wil en gedachten, en alles wat in en
aan hen is, in Hem mochten gevonden zijn, en 4. in Hem hebben”…; hebben schrijf ik; zoo
hebben, bezitten de geloovigen hetzelve.

Wat? Vrede, Vreugde, Heiligheid, Troost, Sterkte, enz. Dat alles gaat niet buiten de geloovigen
om, zooals gij meent, dat ik leeren zoude, maar wordt gewerkt in hen en is in hen, al gaat er
angst, droefheid, zonde, zwakheid en aanvechting mede gepaard.
Intusschen gaat het met uwe voorstelling en de aanmerking, dat ik van den Persoon des
Heiligen Geestes (schoon ik 8 maal er gewag van maak) weinig of nauwelijks eenig nadrukkelijk
gewag make, en het dus schijnt, of ik niet tot dat heilige drie komen kan, als met de gelijkenis
van den balk en den splinter.
“Jesus Christus, onze Heere, regeert als Koning Zijne Kerk door Zijn Woord en Geest”, zegt de
Catechismus, d.i. allerbijzonderst door de prediking van Zijn heilig en eeuwig Evangelium,
hetwelk genade, gerechtigheid, vrede, en eeuwig leven verkondigt.
Sla nu de Schrift op, was uwe opvatting van het Koninklijk ambt waar, en het verkeerd, dat ik
gedurig weer op het bloed en de gerechtigheid van Christus wijze, dan zouden de Apostelen
hunne vermaningen ten geloovigen, heiligen wandel alzoo op dien grond aan de Gemeente
gegeven hebben.
Sla nu eens de volgende plaatsen op: Rom. 6:11-13; Rom. 12:1-6; Rom. 13:5, 11-13; Rom.
14:15, 17, 23; Rom. 15:3, 7, 13; 1 Cor. 5:7, 8; 1 Cor. 6:19, 20; 1 Cor. 9:24; 1 Cor. 10:13, 26,
31; 1 Cor. 11:1, 3, 12; 1 Cor. 12:27; 1 Cor. 13; 1 Cor. 14:23-26; 1 Cor. 15:56-58; 2 Cor. 4:10,
15, 16; 2 Cor. 5:10; 2 Cor. 6:17, 18 verbonden met 2 Cor. 7:1; 2 Cor. 9:7, 8; Gal. 2:20; Gal.
5:1, 14-16; Gal. 6:14, 15; Ef. 4:20-25 etc.; Ef. 5:2, 4, 5, 24, 27, 32; Ef. 6:1, 2, 6, 9; Filipp. 2:1-11;
Col. 3:9, 10; Rom. 13:9.
Dáár lees ik, dat de Apostelen tot hunne vermaningen beweegredenen van allerlei aard
gebruiken, alles naar den aard der zaak. Meest genomen van de kruisiging, den dood, de
begrafenis, de opstanding, de Hemelvaart, de zitting aan Gods Rechterhand, vervolgens van
Zijne vrijwillige vernedering, liefde voor de Zijnen, het eeuwige heil hun verworven, de beloften,
enz. met één woord zooals dit te samen vervat is in Ef. 5:26, 27 en Rom. 6; Col. 3; 2 Petr. 1:3,
4.
Bijzonder spreekt zoo de Apostel Petrus van het bloed des Heeren Jesu: 1 Petr. 1:1, 17, 18, 19;
1 Petr. 3:18. De Apostel Johannes dáárvan, dat de Heere ons heeft liefgehad en wij uit God
geboren zijn. De Apostel Paulus in den Brief aan de Hebreeën van des Heeren
Hoogepriesterlijk ambt, overeenkomende met Rom. 8:33, 34, en vooral daarvan wat het geloof
vermag, Hebr. 12:1, 2.
Als gij nu dit alles in verband neemt met hetgeen ik boven voorgesteld heb van Christus’
Koninkrijk en Heerschappij over alles, hoop ik u overtuigd te hebben, dat de leer der Heilige
Schrift, en uwe voorstelling van de Heiligmaking, uitsluitend tot des Heeren Koninklijk ambt
behoorende, nog zeer van elkander verschillen; stellende de Schrift ons de verheerlijking van
den geheelen Christus, onzen Heere, voor ter verheerlijking Gods des Vaders door den Geest in
het geheele werk der verlossing. Zie Openb. 7:10-14.
Maar deze uwe dichterlijke en onvolledige voorstelling en splitsing moest u noodzakelijk
brengen tot het begrip, dat onze Heere in Zijn Profetisch ambt dezelfde Wet, die op Sinaï is
gegeven, op steenen tafelen schrijft tot veroordeling en ontdekking Wederom niet schriftmatig!
op Sinaï schreef de Heere die Wet op steenen tafelen als Israëls God en Heere, Die Zijn volk uit
Egypteland verlost had, en gaf Zijne Wet tevens tot tuchtmeester en aanduiding op Zijn
Hoogepriesterlijk ambt. Melchizedek (Koning der Gerechtigheid).
Daarna is die Wet nimmermeer op steenen tafelen geschreven, nadat de Heere ze andermaal
aan Mozes had gegeven, doende dit ten bewijze, dat Zijne Wet onverbrekelijk is. Dat de Heere
met den vinger in de aarde schreef, Joh. 8, deed Hij ten bewijze, dat Hij de waarachtige God en
de Opperste Wetgever is, Die eenmaal Zelve de Wet op Sinaï had gegeven. Nergens leert de
Schrift verder, dat de Heere in Zijn Profetisch ambt de Wet op steenen tafelen schrijft. Nog
minder,dat Hij dit als Profeet doet tot veroordeeling en ontdekking.
Ik lees het tegenovergestelde. Joh. 5:45, 46, en overal is dit ambt des Heiligen Geestes, Joh.
16:8. De geestelijkheid der Wet, heeft de Heere als gezaghebbende, als Opperste Wetgever
gepredikt, en allen wegens hun ongeloof, en omdat zij Zijnen Vader, noch Hem als den Zoon
des Vaders, en den van Hem Gezondene, eerden, bestraft; ja, maar tot zelfveroordeeling of
ontdekking kwamen de Schriftgeleerden en Farizeeën daardoor niet, hiertoe moest de Vader
hen trekken, moesten zij uit water en Geest wedergeboren worden, en in dit opzicht was de
Heere Jesus als passief.
Dit behoorde niet tot Zijn Profetisch ambt. Dit beschrijft het Woord ons anders. Bij de
Samaritaansche vrouw b.v. begint de Heere met Zijn Evangelie te prediken, Joh. 4:7, 10-14. Zoo
ook bij Nikodemus, Joh. 3. Zie ook Lukas 4:18; Matth. 5:1-12; Joh. 6:63; Lukas 24:19; Jes. 11:1-
5; vergelijk Rom. 2:16; Rom. 9:32, 33; 1 Petr. 2:7. 8; Jes. 50:4.
Anders ook dan gij er over denkt, leert ons de Catechismus, Zondag 12. Daar heet het: “onzen
hoogsten Profeet en Leeraar, Die ons den verborgen raad en wille Gods van onze verlossing
volkomen geopenbaard heeft”.
Zegt gij verder: dat de Heere als Hoogepriester de Wet vóór en in plaats der Zijnen volmaakt
heeft vervuld en voldaan, dan zal het wel vanzelve vervallen, dat de Heere als Koning diezelfde
Wet in onze harten schrijft, ons de verplichting opleggende, om aan derzelver vervulling (als
eene als vergeestelijkte Wet van Mozes, waarin God zoowel Zijne gerechtigheid als
onveranderlijke heiligheid openbaart) nog iets van onze zijde toe te brengen, opdat dier Wet
genoeg geschiede.
Zulks zoude niet anders zijn dan een willen grijpen in het Middelaarsambt onzes Heeren.
Ik vraag andermaal om bewijs, en herinner u den Galatenbrief, vooral Hoofdstuk 5:4, 5, en
tevens uwe voorstelling: dat de Apostel Paulus, na van de vrijspraak der zonden door Jezus’
bloed en gerechtigheid geleerd te hebben, de heiligmaking zoude voorstellen: als een slot en
kroon der zaligheidsleer.

Iets, dat noch de Schrift leert, noch de Kerkhervormers, noch de liturgische schriften der
gereformeerde Kerk in Nederland, noch andere oude geloofsbelijdenissen der kerken van
Engeland, Duitschland en Zwitserland geloofd of geleerd hebben. “Ik ben de Eerste en de
Laatste, het Begin en het Einde”, spreekt de Heere, en, waar Hij reinigt en heiligt, blijf dáár met
uwe heiligheid buiten, of gij krijgt geen deel aan Hem.
Uwe beide aanmerkingen op het eind van uwen brief, vervallen vanzelve, daar ik er u
opmerkzaam op make, dat mijne preek voornamelijk door u niet verstaan wordt, omdat gij het
18de Vers zoo weinig verstaat als het geheel van het 7e Capittel, en dat gij de tweede niet zoudt
gemaakt hebben, zoo gij Rom. 4:1, 2 verstond.
Vóór ik eindige, nog deze woorden van A. Comrie, Verklaring van den Heidelbergschen
Catechismus, pag. 68:
“Onze onderwijzer, vragende: “Wat eischt de Wet Gods van ons? leert ons, dat hij gelooft, dat
de zedelijke wet een eisch op ons heeft, en deze vraag kwam zeer wel ter snede, toen onze
Catechismus werd opgesteld. Want daar begonnen dwaalgeesten te voorschijn te komen, die,
uit een misverstand van eenige spreuken des Goddelijken Woords, (als b.v.: “Wij zijn niet
onder de wet, maar onder de genade”, “de Wet en de Profeten zijn tot op Johannes toe”, enz.)
leerden, dat wij in alle opzichten van de Wet bevrijd waren, zonder het ware onderscheid in het
oog te houden, van de Wet op zichzelve aangemerkt, als een regel des levens, waarvan geen
schepsel ooit of ooit zal kunnen bevrijd zijn, zoolang God God is, en het schepsel schepsel is, en
zoolang de Wet, gelijk die in de natuur van het werkverbond is ingelijfd geworden,
gehoorzaamheid blijft eischen van die, die onder het werkverbond zijn, om daardoor tot het
leven te komen. Deze worden Antinomianen of Wetbestrijders genaamd, die zich onder
verscheiden vertooningen van Familisten, Schoristen, Hattemisten, Hebreën, enz. opdoen.
Doch wij moeten zonder goeden grond niemand lichtvaardig met deze namen doopen, gelijk
velen de gewoonte hebben, om dus hun evenmensch hatelijk te maken”.
Dezelfde schrijft pag. 53: “Om u tot eenen heiligen wandel aan te moedigen, houdt altijd onder
het oog, dat gij niet onder de wet zijt, van wie de zonde hare kracht ontvangt, maar dat gij,
daaraan gestorven zijnde door het lichaam van Christus, de zonden over u, die onder de genade
zijt, niet zullen heerschen; maar dat gij eerlang, van de zonden geheel bevrijd zult worden en
God volmaakt zult dienen, lieven, leven en loven”!
En pag. 41: “Mijne Geliefden! zoolang de Wet leeft, als onze eerste man in onze consciëntiën,
om ons door Zijn invloed in onze consciëntie voor dien eersten man te doen voorttelen daden
en werkzaamheden, om daardoor te leven (eigenlijk zijn deze in dit opzicht de kinderen, die wij
der Wet als onzen man baren), zoo kunnen wij ons, van onze zijde nooit aan Christus
overgeven, ja het zoude zelfs onmogelijk, ongeoorloofd en tegenstrijdig zijn; want zoolang de
eerste man leeft zijn wij onder hem, en mogen eens anderen mans niet worden (dat zou
overspel zijn) maar als hij gestorven is mogen wij eerst eens anderen mans worden (Zie Rom.
7:1-4.).
Derhalve moeten wij der Wet sterven, door het lichaam van Christus, en wij moeten door het
sterven van dezelve aan ons, eerst tot de vrijheid komen. Maar hiertoe wordt de ziel alleen door
de waarachtige en bevindelijke kennis der ellende gebracht”.
O mijn lieve vriend! het arme en ellendige volk in den lande verstaat mijn preek; mocht deze
waarschuwende aanhaling u tot een ootmoedig zelfonderzoek voor den Heere brengen; ach,
waar het aan den grond hapert, wat helpt daar al het heerlijk gebouw, dat staat den laatsten
storm niet door, den storm des doods!
Wat helpt het u vrijgesproken te zijn van het oordeel des Rechtvaardigen en Heiligen (zooals gij
schrijft). Gij moet vrijgesproken zijn in het oordeel des Rechtvaardigen en Heiligen. Anders
gaat het met een ingebeelden Christus nog ter helle, met allen, die meenen, dat het bekeerd zijn
tot de lettererkentenis eener den geest des tijds bestrijdende waarheid, bekeering tot den
levenden God is.
Moge het niet menigeen der uwen, die te vroeg als een geliefde Broeder in den gezegenden
Naam Christus gegroet werd, te laat ondervinden!
Ik sluit dezen met Gal. 6:14-18; en nademaal gij mijn naam en mijn werk in den Heere, hebt
stinkende gemaakt, hoewel gij het niet doen kunt, zoo bezweer ik u, dat gij dezen brief met de
copie van den uwen aan allen laat lezen, die mede bevooroordeeld tegen mij zijn geworden.
Vooral echter den geliefden H. C. Westendorp en de freule van Boetzelaar, want die zijn bitter
bij u gehavend, en gij weet wel, wat de Heere van het ergeren der kleinen zegt. God zij met u,
met uwe vrouw en kinderen, en zette u haast weder op het fondament Christus, want gij zijt er
van afgeschoven. Onderzoek toch, of uw brief en handelwijze omtrent mij eene vrucht is der
bekeering waardig.
Ik zie, dat ik er nog meer bij te voegen had, maar wil het er hierbij laten voor ditmaal. Weet
intusschen, dat gij aan mij hebt
Uw ouden en oprechten vriend
KOHLBRÜGGE.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Plaats reactie