memento schreef:@DWW:
Hoe bedoel je, Gal 2:19-20? Volgens mij lees jij er meer in, dan de kanttekenaren:
Gal 2:19-20: Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist;88) en ik leef, doch89) niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.94)
De kanttekeningen
Want ik ben
Dat deze leer des apostels uit zichzelve de mensen tot zondigen niet verwekt, bewijst hij met zijn eigen voorbeeld, voorbijgaande de voorbeelden van anderen, omdat het kan gebeuren, dat deze leer van sommigen wel daartoe misbruikt zou worden. Doch hetgeen hij van zichzelven zegt, is ook waar in alle ware gelovigen.
door de wet
Dat is, door den dienst der wet.
der wet gestorven
Dat is, ik heb door de wet geleerd dat ik een groot zondaar ben, naar de wet den vloek en dood onderworpen, en dat de gerechtigheid, die de wet eist, in mij niet is, en dienvolgens dat de wet mij in den dood laat.
@ Memento,
Je vroeg om een Bijbelse onderbouwing van Gods’ heilige onfeilbare Recht.
Laat ik ten eerste met deze stelling beginnen, namelijk dat :
Gods heilige Recht, geestelijk verborgen ligt tussen de geestelijke bediening der Wet en die van het Evangelie.
Gods’ heilige wet is een beeld, een afdruksel in het hart van ieder mens, van dat Recht wat de Schepper heeft op zijn schepsel. De wet die de mens eerst vrijpleitte voor God in het werkverbond, ging hem na de val verdoemen. God was Zijn schepsel kwijt en de mens zijn Schepper. Daar God een heilig God is en geen gemeenschap kan hebben met een zondig schepsel, die Zijn heilige gestelde wet had verbroken en daarmee ook Zijn heilige Recht had geschonden, kwam God die mens toch weer op te zoeken. Maar God kon niet van Zijn Recht heilige af, en de mens kon dus ook niet meer buiten dat heilige Recht om zalig worden. Toen heeft God een nieuw verbond gemaakt, met de Tweede Adam aan het Hoofd. Het genadeverbond, Gen. 3:15. Christus kwam in de volheid des tijds, lees Gal. 4:4-5,
Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
Hij is dus geworden onder de wet, opdat Hij een vloek voor vloekwaardigen zou worden. Hij heeft die vloek der wet ten volle weggedragen voor de Zijnen, en onder die toorn Gods Zijn leven in gehoorzaamheid afgelegd. Nu de vraag, hoe worden deze verdiensten van Christus nu toegepast en verheerlijkt in het hart van de zondaar…..??
Paulus schrijft in Rom. 7:4 zo het volgende :
Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.
En in Gal. 2 19-20a schrijft iets dergelijks :
Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.
Ik ben met Christus gekruist;
Nu volgt natuurlijk de volgende vraag, hoe geschiedt dit dan? Wat moet ik me hierbij voorstellen, dan? Wel, hier sterft de verkoren zondaar de geestelijke kruisdood met Christus in Zijn geestelijke Lichaam, in zijn gemoed, en dat in een weg van Gods heilige Recht, waarbij de Vader die zondaar trekt tot de gemeenschap met Christus, zoals vermeld in Joh. 6:44, de zondaar heeft -geestelijk gezien- niets meer tot betaling, en gaat verloren, en valt met Jona overboord als in een punt des tijds, in de golven van Gods toorn. Dit is een punt waar de verkoren ziel in zijn gemoed nooit meer zalig kan worden, en al zijn rechten op die zaligheid heeft verloren. Vandaar dat de moordenaar tot Christus zei of Hij hem wilde
gedenken, want zijn recht om met Hem mee te gaan was hij geheel verloren, waarna Christus die zondaar opvangt in Zijn liefdesarmen, door Zich zeer liefdelijk aan die zondaar te openbaren middels de beloftenissen aan het verloren hart van die zondaar, welke zijn werkende door de Liefde, dit alles gewerkt en toegepast door de onwederstandelijke bediening van Gods Heilige Geest. Jona in de buik van die Vis, en de zee was gestild van haar verbolgenheid, was het enige teken dat Christus aan de farizeeërs wilde geven, maar zij verstonden het niet. Maar ik verzeker je, dat wanneer die toorn van God, hier op deze aarde in het hart van een zondaar, nimmer wordt gestild, in en door het werk van Christus, zal die zondaar straks in de eeuwige rampzaligheid die toorn op zijn arme verloren ziel voelen branden. Maar, dan is het te laat. Zie daar de verklaring van het heilige Recht Gods.