Gods verbondshandelen wordt in de bijbel algemeen voorgesteld als erfelijk. Via Adam, Noach, Abraham en Jakob zijn de verbondsgrenzen verbreed naar de twaalf stammen van Israël. Daarna doet God iets wonderlijks: Hij verbreed zijn verbondsgrenzen tot de gelovigen en hun zaad.
Daarom dopen wij onze kinderen. Daarom is de doop een teken en zegel van het verbond. Daarom zegt de HC het volgende over de kinderdoop:
Ik ben van mening dat de laatste tijd de doop meer en meer zijn glans verliest. Dit komt omdat de doop praktisch gezien niet meer functioneert als zegel van het verbond. Er wordt meer en meer over een erf gesproken. We zijn van het rechte spoor afgedwaald.Moeten ook de kleine kinderen gedoopt worden?
Antwoord Ja, want de kinderen horen evengoed als de volwassenen bij Gods verbond en bij zijn gemeente.
Ook worden aan hen evenals aan de volwassenen, door het bloed van Christus, de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, beloofd.
Daarom moeten zij door de doop, als teken van het verbond, bij de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden. In het oude verbond gebeurde dat door de besnijdenis; in het nieuwe verbond is in plaats daarvan de doop ingesteld.
Deze dwaling klopt in zichzelf. We kunnen niet meer stellen dat de doop een zegel op het verbond is, want het verbond is enkel opgesteld met de gelovigen en hun zaad en de doop is breder dan de gelovigen en hun zaad. Maar klopt dit wel?
Laten we de weg van God's kinderen eens vergelijken met de weg van God's volk van Egypte naar Kanaän. God roept Zijn volk uit Egypte en brengt het volk via Sinaï met manna en kwakkels naar Kanaän. Ik geloof dat ik op dit forum wel mag stellen dat Gods volk heden ten dage ook van het wereldse Egypte naar het hemelse Kanaän reizen. Dit inclusief Gods leidende werk en wonderen. Wanneer er tijdens deze reis kinderen geboren worden, dan reizen deze kinderen automatisch mee met de ouders totdat ze op hun eigen benen staan en zelf mogelijkerwijs beslissen om toch voor Egypte te kiezen of verder te reizen met hun ouders naar Kanaän. Geestelijk gezien hoort het doopmoment tijdens de reis te vallen. De gelovige ouders zijn op reis en de kinderen reizen mee. Daarom kan er gesproken worden over een teken en zegel die ook is voor de kinderen. Ze reizen ook naar het beloofde land. De kinderen smaken ook het manna en de kwakkels die hun ouders hebben mogen ontvangen van God. Gods leiding zal ook opgemerkt worden door de kinderen. De kinderen aanschouwen ook de wonderen uit Gods hand. Die blijven niet verborgen. Het gezin is immers op reis naar Kanaän? Daarom zal het kind gewoonlijk gezien ook wanneer deze volwassen wordt meereizen. Het kind is immers geen vreemde van Gods weg en wonderen. De praktijk bewijst deze theorie. Er zijn genoeg verdrietige uitzonderingen, maar over het algemeen zijn kinderen van gelovige ouders gelovige kinderen.
Maar wat is nu breed de praktijk? De ouders wonen in Egypte en de kinderen worden gedoopt omdat het zo hoort. De doop wordt niet bedient tijdens de reis. De kinderen hebben geen God, geen reis en geen ouders die hun geestelijke leiding geven. De ouders geven wel antwoord op de vragen van het doopsformulier, maar vervolgens bid de dominee ze toe dat het nog eens waar mag worden. Dan kan en mag HC. 27 niet meer nagezegd worden en het doopsformulier wordt verlaagt tot speedreading tijdens de eredienst. Vervolgens hopen we maar dat de kinderen ook zelf weer in Egypte hun kinderen zullen dopen, (want dat is het beste wat we nog durven te hopen,) waardoor we weer in het zelfde lusje terecht komen.
Die cirkel moet doorbroken worden. De doop moet weer enkel zijn voor gelovige ouders. (Waarom wordt het avondmaal wel schoon gehouden van de ongelovigen en waarom de doop niet?) Alleen zo houden we dit sacrament rein en waardevol.