Ter overdenking...

GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Ter overdenking...

Bericht door GJdeBruijn »

Marco schreef:Ik vermoed trouwens dat de opstellers zich niet bewust waren van de interpretaties die we vijf eeuwen later aan hun geschriften menen te moeten verbinden.
Dat lijkt me moeilijk te verdedigen. Theologische geschriften uit de tijd van de HC geven inhoudelijk dezelfde uitwerking waarbij de ellendekennis en -doorleving als chronologisch voorafgaand worden beschreven. Beza heeft het zelfs in zijn geloofsbelijdenis opgenomen, een geschrift dat dateert van enkele jaren voor de HC. Ook de puriteinen wisten in navolging van Perkins al duidelijk te schrijven over wat zij dan later weer noemden de 'preparation (voorbereiding)' op het omhelzen van Christus. Dus ook hier een voorbeeld dat laat zien dat de opvatting van een zekere chronologie niet onbekend was in het verleden.
NB Over het precieze hoe en wat van de chronologische beleving/toepassing van het heil is veel meer te zeggen, het gaat mij even om het weerleggen dat het een nieuwe 20e-eeuwse opvatting zou zijn.
Gebruikersavatar
Posthoorn
Berichten: 6466
Lid geworden op: 04 dec 2008, 11:22

Re: Ter overdenking...

Bericht door Posthoorn »

Marco schreef:Deze hele discussie over de drie stukken ga ik hier nu niet (opnieuw) voeren. Ik vermoed trouwens dat de opstellers zich niet bewust waren van de interpretaties die we vijf eeuwen later aan hun geschriften menen te moeten verbinden. Die zijn op zich logisch genoeg: wie dankbaar wil zijn voor verlossing, moet weten hoe en door wie hij verlost is, en waarvan dan wel. Daar zit een logisch en volgordelijk verband in. Tegelijk ken ik geen gelovige, in zowel heden als verleden, die ooit geloofwaardig heeft beweerd, zijn ellende volledig te kennen.

Het werkt dus niet, om ellendekennis volledig en uitsluitend vóór het geloof te plaatsen, want dan kom je aan verlossing en dankbaarheid nooit toe, en het is niet juist, om alleen maar over verlossing en dankbaarheid te spreken, hopend dat de ellende dan wel komt.
Ik begrijp dat deze interruptie je niet welgevallig is, maar roep dan ook geen hele of halve onwaarheden met een beroep op de HC.
Verder merk ik je dat de ene eenzijdigheid wilt bestrijden met de andere. Maar ook dát gaat niet. Het vooraf eisen van ellendekennis in de evangelieverkondiging is desastreus, dat ben ik met je eens, maar God geeft het beide: én ellendekennis én kennis van de verlossing zoals en wanneer Híj het nodig acht.
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 33200
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Re: Ter overdenking...

Bericht door Tiberius »

GJdeBruijn schreef:
Marco schreef:Ik vermoed trouwens dat de opstellers zich niet bewust waren van de interpretaties die we vijf eeuwen later aan hun geschriften menen te moeten verbinden.
Dat lijkt me moeilijk te verdedigen. Theologische geschriften uit de tijd van de HC geven inhoudelijk dezelfde uitwerking waarbij de ellendekennis en -doorleving als chronologisch voorafgaand worden beschreven. Beza heeft het zelfs in zijn geloofsbelijdenis opgenomen, een geschrift dat dateert van enkele jaren voor de HC. Ook de puriteinen wisten in navolging van Perkins al duidelijk te schrijven over wat zij dan later weer noemden de 'preparation (voorbereiding)' op het omhelzen van Christus. Dus ook hier een voorbeeld dat laat zien dat de opvatting van een zekere chronologie niet onbekend was in het verleden.
NB Over het precieze hoe en wat van de chronologische beleving/toepassing van het heil is veel meer te zeggen, het gaat mij even om het weerleggen dat het een nieuwe 20e-eeuwse opvatting zou zijn.
Klopt. Het is inderdaad precies andersom. De stelling dat de HC niet-chronologisch zou zijn, is pas van de laatste decennia.
Marco
Berichten: 3595
Lid geworden op: 31 jul 2007, 13:55
Locatie: Waddinxveen

Re: Ter overdenking...

Bericht door Marco »

Posthoorn schreef:
Marco schreef:Deze hele discussie over de drie stukken ga ik hier nu niet (opnieuw) voeren. Ik vermoed trouwens dat de opstellers zich niet bewust waren van de interpretaties die we vijf eeuwen later aan hun geschriften menen te moeten verbinden. Die zijn op zich logisch genoeg: wie dankbaar wil zijn voor verlossing, moet weten hoe en door wie hij verlost is, en waarvan dan wel. Daar zit een logisch en volgordelijk verband in. Tegelijk ken ik geen gelovige, in zowel heden als verleden, die ooit geloofwaardig heeft beweerd, zijn ellende volledig te kennen.

Het werkt dus niet, om ellendekennis volledig en uitsluitend vóór het geloof te plaatsen, want dan kom je aan verlossing en dankbaarheid nooit toe, en het is niet juist, om alleen maar over verlossing en dankbaarheid te spreken, hopend dat de ellende dan wel komt.
Ik begrijp dat deze interruptie je niet welgevallig is, maar roep dan ook geen hele of halve onwaarheden met een beroep op de HC.
Verder merk ik je dat de ene eenzijdigheid wilt bestrijden met de andere. Maar ook dát gaat niet. Het vooraf eisen van ellendekennis in de evangelieverkondiging is desastreus, dat ben ik met je eens, maar God geeft het beide: én ellendekennis én kennis van de verlossing zoals en wanneer Híj het nodig acht.
Dat is dus precies waarom ik er niet dieper over door wil gaan.
Marco
Berichten: 3595
Lid geworden op: 31 jul 2007, 13:55
Locatie: Waddinxveen

Re: Ter overdenking...

Bericht door Marco »

Tiberius schreef:
GJdeBruijn schreef:
Marco schreef:Ik vermoed trouwens dat de opstellers zich niet bewust waren van de interpretaties die we vijf eeuwen later aan hun geschriften menen te moeten verbinden.
Dat lijkt me moeilijk te verdedigen. Theologische geschriften uit de tijd van de HC geven inhoudelijk dezelfde uitwerking waarbij de ellendekennis en -doorleving als chronologisch voorafgaand worden beschreven. Beza heeft het zelfs in zijn geloofsbelijdenis opgenomen, een geschrift dat dateert van enkele jaren voor de HC. Ook de puriteinen wisten in navolging van Perkins al duidelijk te schrijven over wat zij dan later weer noemden de 'preparation (voorbereiding)' op het omhelzen van Christus. Dus ook hier een voorbeeld dat laat zien dat de opvatting van een zekere chronologie niet onbekend was in het verleden.
NB Over het precieze hoe en wat van de chronologische beleving/toepassing van het heil is veel meer te zeggen, het gaat mij even om het weerleggen dat het een nieuwe 20e-eeuwse opvatting zou zijn.
Klopt. Het is inderdaad precies andersom. De stelling dat de HC niet-chronologisch zou zijn, is pas van de laatste decennia.
Mogelijk. Maar de implicaties die de chronologiteit van de HC zou hebben eveneens. En die zijn door de opstellers niet voorzien.
Gebruikersavatar
Posthoorn
Berichten: 6466
Lid geworden op: 04 dec 2008, 11:22

Re: Ter overdenking...

Bericht door Posthoorn »

Marco schreef:Mogelijk. Maar de implicaties die de chronologiteit van de HC zou hebben eveneens. En die zijn door de opstellers niet voorzien.
Je kunt erover speculeren uiteraard.
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Ter overdenking...

Bericht door GJdeBruijn »

Marco schreef:Mogelijk. Maar de implicaties die de chronologiteit van de HC zou hebben eveneens. En die zijn door de opstellers niet voorzien.
Implicaties?
'implicaties' worden probleemstellingen als je achteraf de inhoud en intentie van de HC anders gaat interpreteren dan de opstellers ermee beoogden. :huhu
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 17258
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Ter overdenking...

Bericht door huisman »

Mogelijk. Maar de implicaties die de chronologiteit van de HC zou hebben eveneens. En die zijn door de opstellers niet voorzien.
Prof A. Baars heeft laten zien dat Ursinus de stukken chronologisch zag.
Prof. Baars, hoogleraar ambtelijke vakken aan de christelijke gereformeerde universiteit, doorlichtte onder andere een aantal „organiserende principes” van de catechismus en vergeleek die met de structuur van andere catechismussen. De opzet aan de hand van de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid bleek daarbij uniek: „Ursinus is waarschijnlijk beïnvloed door Melanchthon en diens indeling van de Romeinenbrief in deze drie stukken. Hoewel de verdeling precies past bij de Bijbels-gereformeerde spiritualiteit, kent verder geen enkele andere catechismus hem.”

Een probleem bij de verdeling is echter hoe die opgevat moet worden, aldus de hoogleraar. Ursinus zelf lijkt volgens hem de voorkeur te geven aan een „chronologisch” verstaan, waarin de stukken elkaar opvolgen.
Welke (verkeerde) implicaties zou deze chronologische opvatting in zich hebben ?
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Gebruikersavatar
Posthoorn
Berichten: 6466
Lid geworden op: 04 dec 2008, 11:22

Re: Ter overdenking...

Bericht door Posthoorn »

huisman schreef:
Mogelijk. Maar de implicaties die de chronologiteit van de HC zou hebben eveneens. En die zijn door de opstellers niet voorzien.
Prof A. Baars heeft laten zien dat Ursinus de stukken chronologisch zag.
Prof. Baars, hoogleraar ambtelijke vakken aan de christelijke gereformeerde universiteit, doorlichtte onder andere een aantal „organiserende principes” van de catechismus en vergeleek die met de structuur van andere catechismussen. De opzet aan de hand van de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid bleek daarbij uniek: „Ursinus is waarschijnlijk beïnvloed door Melanchthon en diens indeling van de Romeinenbrief in deze drie stukken. Hoewel de verdeling precies past bij de Bijbels-gereformeerde spiritualiteit, kent verder geen enkele andere catechismus hem.”

Een probleem bij de verdeling is echter hoe die opgevat moet worden, aldus de hoogleraar. Ursinus zelf lijkt volgens hem de voorkeur te geven aan een „chronologisch” verstaan, waarin de stukken elkaar opvolgen.
Welke (verkeerde) implicaties zou deze chronologische opvatting in zich hebben ?
Fijn dat je mijn posts ook leest. :hum
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Ter overdenking...

Bericht door -DIA- »

Bij wat onderzoek op Theologienet stuitte ik op een preek van wijlen ds. W.C. Lamain over Zacharia 4:1-3
Graag zou het laatste punt en de toepassing hier met meerderen willen delen. Het heeft ons denk ik wel wat te zeggen.
Niemand uitgezonderd.

De tekst:
En de Engel, Die met mij sprak, kwam weder; en Hij wekte mij op, gelijk een man die van zijn slaap opgewekt wordt. 2. En hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die lampen hadden zeven en zeven pijpen dewelke boven zijn hoofd waren; 3. En twee olijfbomen daarnevens, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een ter linkerzijde.

Toepassing
3. Tot blijvende onderwijzing van Gods Kerk nagelaten.
Van die blijvende onderwijzing die er ligt in het antwoord aan Zacharia gegeven en aan de Kerk nagelaten, moeten wij nu nog handelen. Dat is de sterkte voor het erfdeel des Heeren. Die wijst hen heen naar Christus, naar Hem, van Wie de Kerk zingt in Psalm 45: 1: Genade is uitgestort op Uw lippen. Hij heeft daar gestaan in de bange strijd van de machten der hel. En … zij hebben Hem niet overwonnen. Psalm 129 betuigt: “Zij hebben Mij van Mijn jeugd af benauwd.”
En voor dat volk, waarvoor Hij de pers alleen heeft getreden, voor dat volk, voor wie Hij een eeuwige verlossing teweeg gebracht heeft, voor dat volk staat Hij nu nog tot aan het einde der eeuwen en tot aan het einde der dagen. Zijn troon is vast en onbewogen. Die bediening van Christus blijft altijd vers en levendig voor de Kerk hier op aarde.
O, wat valt hier allemaal niet weg, geliefden! Dan het één en dan het ander, ook onder het volk van God en onder Gods knechten. Och, uit alles blijkt dat wij hier geen blijvende stad hebben. Dat geldt ook voor Gods kinderen. Van Christus staat er geschreven in Hooglied, dat Hij afgegaan was om Zijn leliën te verzamelen. Dan worden zij overgeplant uit de hof van Gods Kerk in de hof des hemels.
Ledeboer zong in zijn tijd al van dat volk:
God haalt zijn beste huisraad in
En wat er overblijft, dat is maar min.

Dat verlies voor het achterblijvende volk is groot en zwaar naarmate God Zijn kinderen die Hij thuis haalt met veel genade en licht bedeeld heeft, zodat ze als met Paulus een vader in de genade en met Naomi een moeder in Israël waren.

En toch, mijn hoorders, wat hier ook wegvalt, Christus blijft. Die olietakken blijven ook. En al gaan leraars weg, die grote Leraar der gerechtigheid blijft eeuwig. Uw droefheid zal tot blijdschap wezen, zo heeft de scheidende Christus tot Zijn achterblijvende discipelen gezegd. En dat wordt het, wanneer in de zielspraktijk Christus voor ons persoonlijk wordt, niet alleen tot rechtvaardigmaking, maar ook tot heiligmaking. Dat Middelaarbloed wordt gesprengd op onze onreine consciëntie, dagelijks tot wegneming van onze zonden, want Christus zegt toch: “Ik stel Mijn leven voor de schapen.” En dat heeft Hij niet alleen gedaan in de staat van Zijn diepe vernedering, maar dat doet Hij ook aan de rechterhand van Zijn Vader, ten nutte van Zijn volk.
Denk aan Saulus van Tarsen, die daar blaast tegen Gods Kerk. En wat zei Christus tegen hem? “Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard de verze¬nen tegen de prikkels te slaan”, Hand. 9: 5. En Christus, Die het voor de Kerk opneemt, zal bevestigen dat de poorten der hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen.
Wat vijand tegen hem zich kant,
Mijn hand, Mijn onweerstaanb're hand,
Zal hem bekleén met schaamt' en schand';
Maar eeuwig bloeit de gloriekroon
Op 't hoofd van Davids grote Zoon.
(Ps. 132: 12).

Wat is die Kerk toch veilig in die bediening van Christus! Want hebt u wel eens ooit van dat volk vernomen dat ze bezweken zijn en dat zij door de macht van de vijand zijn omgekomen? Immers, nee! Er is geen voorbeeld van bekend en dat zal ook nooit bekend worden, al gaat het ook door de diepste wegen. In zes benauwdheden heeft Hij Zijn volk gered en in de zevende zal Hij ze niet laten omkomen, Job 5: 19. Och, Hij redt hen van de ondergang. Want alles wat buiten God is, kan zich wel tegen die Kerk opmaken en er tegen strijden, maar haar overwinnen, dat kan nooit.”Het vaste fundament staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die de Zijnen zijn”, 2 Tim. 2: 19.

Twee olietakken staan daar voor de Heere der ganse aarde. En die zijn de waarborgen voor dat volk. O, er komt een tijd dat God zijn volk uitleidt en verlost uit hun druk, moeite, ellende en strijd en uit al hun wederwaardigheden. Die Kerk zal eens verlost worden met een eeuwige verlossing. En zoals Christus overwonnen heeft en met Zijn Vader gezeten is, zo zal die Kerk eenmaal overwinnen. Die Kerk ligt gewaarborgd in de ambten van de Middelaar. En dat is hun sterkte, blijdschap en kracht.
Gelukkig, als wij maar alles kwijt mogen raken en dat wij kunnen zeggen: “O Heere Jezus, Gij zijt de Sterkte van mijn hart.”

En dat is voor jong en oud, klein en groot, noodzakelijk op reis naar de eeuwigheid. Mijn hoorders, wat een vertroosting ligt er in dat vijfde nachtgezicht van Zacharia. Een vertroosting die het vaak zo moedeloze en troosteloze volk des Heeren betreft. Een weldaad, mijn hoorders, als wij nu die troost in ons hart hebben ontvangen, gelijk die profeet ze heeft gekregen.
Zijn wij daar het onderwerp ooit van geworden? Heeft God ons in de nacht ook eens het gezicht laten zien dat Hij Zijn Kerk in de donkere nachten van strijd en ellende schenkt, opdat zij Zijn lof zelfs in de nacht zullen zingen?
O mijn hoorders, er is maar één volk dat gelukkig is en dat is het volk dat het geklank kent. Dat bedeeld wordt met Goddelijke openbaringen.
Jongens en meisjes, mannen en vrouwen, het getal wordt van dag tot dag kleiner, dat overblijft in ons Vaderland en wat zal er straks overblijven? Er hangen zulke donkere wolken, die zich almaar meer samenpakken. En wat zal het zijn, als God door gaat trekken? En als wij daar nu vreemdelingen van zullen blijven en door die wegen van druk en moeite heen moeten, dan zal de tijd wel eens kunnen aanbreken dat wij de doden gaan prijzen boven degenen die leven.
O, het Woord van God wordt nog verkondigd. Gods stem klinkt nog door ons land en in ons midden.
O arme jeugd, verhard je niet onder de vermaningen en waarschuwingen, maar bedenk wat tot je eeuwige vrede dient. God gaat richten, hier beneden; en de Heere roept het in Zijn grote barmhartigheid ons nog toe: “Erkent die God, Hij is geducht.” “Kus de Zoon, opdat Hij op u niet toorne eer gij op de weg vergaat, als Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden”, Ps. 2: 11.
Jeugd, breek met de wereld en met de zonden. Dat je toch een schuilplaats mocht zoeken en vinden. Het zal er zo op aan komen in de dag der wraak en straks in de dag der eeuwigheid. Dan zal de sprake zijn: Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons. O, het zal wat wezen te moeten sterven en niet te kunnen. Het zal wat wezen om God te moeten ontmoeten en niet bereid te zijn. O, denk aan de tranen die over u geschreid zijn door een vader of moeder die God vreest, of door een leraar. Vergeet niet de vermaningen. God mocht ze eens graveren op de tafel van uw hart. God make plaats in uw hart voor Christus en voor Zijn ambten. Die ambten van de Middelaar hebben alleen maar kracht en waarde door de bediening van Gods Geest. En door de bediening van die Geest kunnen wij alleen maar vruchten dragen, Gode tot heerlijkheid.

Ook voor u, volk in ons midden, mocht die Geest Zijn kracht doen, opdat Christus meer en meer een gestalte in uw harten krijgt. Die Geest des oordeels en der uitbranding mocht niet worden onthouden, opdat er toch eens een opwassen en een toenemen in die kennis der genade van Christus is. En bij al wat ons hier drukt, volk, mochten wij toch de moed niet verliezen, maar door het geloof staren op die twee olietakken. Die zullen blijven staan tot aan het eind der eeuwen. En die bediening zal zijn tot eeuwige behoudenis.
En volk van God, dat is nu de poort des Heeren, waardoor al het rechtvaardige volk zal treden om hun God ootmoedig te eren, voor het smaken van Zijn zaligheid. Dat wij zolang wij hier in dit Mesech nog moeten zwerven, verwaardigd worden veel en gedurig te zien op die twee olietakken. Zij zien op de overvloedige volheid van Jezus en Zijn Geest en de rijke en vette mededeling van hun gaven aan de Kerk van het Nieuwe Testament.

De olie is het beeld van de Heilige Geest.
Die Heilige Geest is het, Die Zijn volk doet ontbranden in geloof, hoop en liefde en Die ons in ware ootmoed, kennis en in de ware vreze des Heeren doet uitblinken. Uit die Bron, de Drie-enig God, mochten wij veel bediend worden. “Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen”, Rom. 11: 36. Hem mochten wij verheffen, nu en in de dag der eeuwigheid. De Heere heilige het daartoe tot Zijn eer en tot onze zaligheid. Amen
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
albion
Berichten: 7514
Lid geworden op: 27 dec 2007, 18:23
Locatie: ergens in nederland

Re: Ter overdenking...

Bericht door albion »

sorry dat ik nogal laat reageer, maar ik bedoel inderdaad de DKO.
De halve waarheid is funester dan de onjuistheid (E. von Feuchtersieben)
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Ter overdenking...

Bericht door -DIA- »

Ik zou hier (analoog aan een ander topic) boven kunnen plaatsen: plusminus 1750 en toch actueel.

Door een medeforummer werd ik op deze preek van Ralph Erskine gewezen. Ik zal geen naam noemen, maar ik mag aannemen dat hij/zij geen bezwaar zal hebben om deze preek eens door te geven. Deze prediker leefde deels ten tijde toen in Nederland ds. Th. van der Groe Gods Woord verkondigde. Ook hij zag de donkere schaduwen over de kerk zich neigen. We zien dus dat deze 'onheilsprofeten' onafhankeljk van elkaar, en in verschillende landen, toch op dezelfde zaken opmerkzaam werden gemaakt door de Geest des Heeren. Ik laat de preek volgen. Het is vrij lang voor een forum. Maar hoop niet te lang, gezien de ernstige en waardevolle inhoud. We citeren dan nu ds. Ralph Erskine:
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
En het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen
Zacharia 14 vs 7

Gelijk de gehele Schrift van Christus getuigt, zo getuigt ook deze tekst, hoe Hij met Zijn kerk en Zijn volk handelt, zowel in Zijn voorzienigheid als in Zijn genade. In ons tekstvers komt tweemaal het woord maar voor; het ene ziet op de wijze regeling, het andere op het blijde einde van de handelingen Gods met Zijn kerk en Zijn volk.

In de voorgelezen woorden wordt onze aandacht bepaald bij:
1. De droevigste kruisen en rampen, die de Kerk van God en Gods volk in deze wereld overkomen, voorgesteld onder de gelijkenis van een avondtijd.
2. De aangenaamste vertroostingen en bemoedigingen, die in hun lot voorkomen, voorgesteld onder de gelijkenis van licht.
3. Het tijdperk, of de opmerkelijke tijd, wanneer hun hoop vergaat, en
4. De onfeilbare zekerheid van dit blijde einde. "Maar het zal geschieden ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen."


Wij hebben deze dingen vroeger reeds omsloten; ons tegenwoordig doel is te doen zien, dat de tijd waarin wij nu leven een avondtijd is. Onze begeerte is, dat u de tekenen van de tijd met aandacht gadeslaat, en indien u dat doet, zal het maar al te duidelijk blijken, dat het voor de Kerk van God een avondtijd, een duistere tijd, een boze tijd is. Om u hierin te helpen, zullen
wij enkele tekenen van een avondtijd voor de Kerk voorstellen. Aangezien de Geest Gods de treurige toestand van een volk bij een avondtijd vergelijkt, vergunt Hij ons daarmee, wanneer wij over dezelfde zaak spreken, dezelfde spreekwijze te gebruiken. De tekenen, die wij zullen melden, zullen wij dan aan die gelijkenis ontlenen, omdat u ze des te beter in uw geheugen kunt bewaren, wanneer zij worden voorgesteld door zulke dingen, die duidelijk zijn voor een ieder, die het onderscheid weet tussen dag en nacht.

Van deze tekenen nu, zijn twee soorten:
• Sommige, die men voorspellende tekenen zou kunnen noemen, die verkondigen, dat een donkere avond op komst is;
• en sommige, die men openbaar makende tekenen kan noemen, die verkondigen, dat de tegenwoordige tijd een avondtijd is.

1e Er zijn voorspellende tekenen, die niet alleen veel tegenwoordige duisternis verkondigen,
maar dat een nog duisterder avondtijd met spoed op komst is, zoals de volgende 12 tekenen:

1. Het is een teken dat een avondtijd voorspelt, wanneer de schaduwen lang worden. Zolang de zon hoog staat zijn de schaduwen kort; maar hoe meer de zon daalt, hoe langer de schaduwen zijn. Zo ook hier, mijn vrienden, is het een teken, dat er een avondtijd over de Kerk komt, wanneer ijdele schaduwen lang beginnen te worden en van meer belang geacht worden dan wezenlijke godsdienst. Als iemands schaduw twee of drie maal zo lang is als hijzelf, dan geeft dat te kennen, dat de zon laag staat, en dat de nacht nabij is. Is het niet ook zo is een geestelijke zin, wanneer de belijders veel meer van de gedaante dan van de kracht van de Godzaligheid hebben, meer van de schaduw dan van het wezen van de godsdienst? Sommigen hebben nog niet eens de gedaante of schaduw van de godsdienst, hetzij in hun huisgezinnen, of in hun binnenkamers, hetgeen te kennen geeft, dat het bij hen geheel duister is, dat zij verstoken zijn van de verlichting van de kennis van Christus; waar toch geen licht is, daar is in het geheel geen schaduw, daar is alles zwarte duisternis. Of hebben zij een schaduw van vroomheid, en niets of weinig meer, dan wijst dat aan, dat het licht, dat zij hebben, een afnemend licht is en dat een duistere avond op komst is. Wanneer de Kerk in een bloeiende staat is en de zon hoog aan haar uitspansel staat, zijn de schaduwen van ledige vormen, bijgelovige ceremoniën, en menselijke vindingen zeer kort, ja, ze zijn er niet meer. U weet hoe die in de dagen van ons verbondmaken plechtig werden herroepen en afgezworen; doch wanneer de schaduwen weer langer worden; velen die dingen weer gaan verdedigen en weinigen zich daar tegen verklaren, doch eigenlijk niets dan blote schaduwen in de Kerk voorstaan, een naam hebbende, dat zij leven, doch dood zijn: ik zeg, wanneer dit begint te heersen, dan geeft dit een avondtijd te kennen.

2. Het is een teken dat een avondtijd aankondigt, wanneer de arbeiders vlug van hun arbeid terugkeren. Als u ziet, dat zij die in het veld arbeiden zich van hun werk naar huis spoeden, besluit u daaruit, dat de avond nadert. Zo ook, wanneer in de Kerk van God, vele getrouwe arbeiders snel naar huis gehaald worden, van hun arbeid op aarde naar de hemel, is dat een teken, dat de avondtijd nadert. Gelijk de wegneming van de Godzaligen in het algemeen een teken is, dat voorspelt, dat een avond van oordeel op komst is, dat de rechtvaardige weggeraapt wordt voor het kwaad; zo ook voorspelt in het bijzonder de wegneming van uitstekende arbeiders in Gods wijngaard een avondtijd. Wanneer de Lots uit Sodom worden weggenomen voorspelt dat een storm van toorn. Methusalah werd in het jaar voor de zondvloed weggenomen; Ambrosius voor de ondergang van Italië; Luther voor de oorlogen van Duitsland; en ook in dit land, en uit deze landstreek, heeft de Heere onlangs vele getrouwe arbeiders weggenomen. Wij mogen daaruit slechts besluiten, dat wanneer de Noachs in hun arken worden opgenomen, dit een zondvloed betekent, en dat God Zijn oogst inhaalt voor de winterstorm, en arbeiders thuis haalt, voordat de donkere nacht daar is.

3. Het is een teken dat een avondtijd voorspelt, wanneer de mensen over het algemeen loom en slaperig beginnen te worden; want evenals, zoals de apostel zegt, zij die slapen ‘s nachts slapen, zo ook, wanneer de mensen slaperig worden, toont dit, dat de nacht aanstaande is. Wanneer dus een algemene zekerheid en geestelijke slaapzucht en luiheid een Kerk begint te overvallen, voorspelt dit, dat een nacht van oordeel op komst is. Al de maagden, zowel de wijze als de dwaze, werden sluimerig en vielen in slaap, voordat het middernachtgeroep geschiedde.
Wanneer de mensen zullen zeggen: "Het is vrede en zonder gevaar. dan zal een haastig verderf hun overkomen." Er zijn vele verschijnselen van slaap en zekerheid onder ons, en het is niet waarschijnlijk, dat wij zullen wakker worden voordat het middernacht geroep des Heeren, in een weg van oordeel, zal gehoord worden: ook zal dat geroep een zeker geslacht niet doen ontwaken, tenzij de kracht des Heeren er in meekomt.

4. Het is een teken, dat een avondtijd op komst is, wanneer de dauw begint te vallen. Wij vinden, dat de Heere tot Zijn slapende Kerk in deze bewoordingen spreekt: (Hoogl. 5:2) "Doe
Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte, want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen": daarmede te kennen gevend, wat Hij voor haar had geleden, namelijk de dauw en de druppen van Goddelijke toorn en wraak. Dit is een van de voornaamste beweegredenen, waarom wij onze harten behoren te ontsluiten voor Hem, Die Zich voor ons aan de toorn Gods heeft blootgesteld. Doch nu, zeg ik, wanneer de dauw begint te vallen wijst dit op een avondtijd, en zo ook wanneer de dauw en de druppen op een Kerk beginnen te vallen, voorspelt dit, dat een duisterder avondtijd nadert: voornamelijk wanneer die mindere druppen van oordeel niet de rechte uitwerking hebben, om haar wakker en levend te maken, maar zij onverbeterlijk blijft. Evenals een dokter, wanneer mindere hoeveelheden haar werk niet doen, een krachtigere voorschrijft, zo ook zijn kleine oordelen, die gering geschat worden, voorboden van zwaardere oordelen: "Indien gij nog door deze dingen Mij niet getuchtigd zult zijn, zegt de Heere, zal Ik u ook zevenvoudig over uw zonden slaan." Hoe vele nachtdruppen in de laatste tijd op ons zijn gevallen, is duidelijk voor allen, van wie de ogen open zijn, ja zelfs voor gewone beschouwers. Niet alleen de dood van vele begenadigde mensen, maar ook dat de Goddelijke heerlijkheid zover van ons geweken is: de grote scheuring en verdeeldheid in de Kerk: bovendien vele tijdelijke oordelen: binnenlandse uitbarstingen, opstanden, zwaard, armoede en slavernij en meer in het bijzonder geestelijke oordelen: verblinding verharding, onvruchtbaarheid onder het Evangelie, en ontelbare dauwdroppen, die gevallen zijn: voorspellen niet al deze een avondtijd?

5. Het is een teken, dat een avondtijd nadert, wanneer de lucht, die warm was door de zonnestralen, zeer koud wordt: wanneer de zon onder is en de lucht sterk afkoelt, dat is een teken, dat de duistere nacht nadert. Zo ook, wanneer de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zal de liefde van velen verkouden (Matth. 24:12). Deze koudheid van de Christelijke liefde jegens God en de mensen is een zekere voorloper van een duisterder avondtijd van rampen. De gemeente van Efeze verliet haar eerste liefde en haar kandelaar werd van zijn plaats geweerd (Openb. 2:4, 5). Toen de gemeente van Laodicéa lauw werd, noch koud, noch heet, spuwde God haar uit Zijn mond; dat is, Hij verwierp haar met verafschuwing. Misschien is er nooit een koudere lucht geweest dan die welke het tegenwoordig geslacht inademt. Liefde tot God en Zijn volk, ijver voor God en Zijn eer, die niet zolang geleden de harten van de Christenen verwarmden, is in zo'n avondkoelte veranderd, dat de koude van de lucht een storm voorspelt.

6. Het is een teken, dat een avondtijd nadert wanneer de wolken en de hemel bloedrood van kleur worden, en als het ware een scharlaken tint aannemen. Hoewel dit kan aanduiden, dat er later schone dagen op kunnen volgen, nochtans is het in de eerste plaats een teken, dat de avond invalt. Zo ook, wanneer waterloze wolken, door weerkaatsing van de zonnestralen een schone schijn geven, dat er enige zegen zal volgen, en het daarbij blijft: Ik meen, wanneer geveinsdheid algemeen is en de belijders slechts waterloze wolken zijn, die zich uiterlijk schoon en blinkend vertonen, doch leeg en ontbloot van de Geest zijn; en wanneer tegelijkertijd de groten van het land, hetzij in kerk of staat, die, evenals de wolken, over anderen heen vliegen, in plaats van hen, die beneden hen zijn, te bevochtigen, niets anders zijn dan een rode hemel, blinkende, ledige nieten, zonder vochtigheid en genade. Waarlijk, wanneer de groten van een land door God zijn overgegeven en over het algemeen genadeloos en zonder ware godsdienst zijn, is dat een verschijnsel, dat op een avondtijd van toorn wijst. Wanneer Saul van God verworpen is en zich tot de duivel wendt in zijn raadplegen met de waarzegster van Endor; dan vallen hij en Israël op de bergen van Gilboa. Wanneer Zedekia en zijn edelen losgelaten zijn, om tegen de koning van Babel te rebelleren en het verbond te verbreken; dan worden hij en zijn volk gevankelijk neer Babel gevoerd. Wanneer David zover van de Geest Gods was verlaten, dat zijn hart door hoogmoed werd weggevoerd, om het volk te tellen, dan wordt Israël door een zware slag van God getroffen. Helaas! Wanneer de groten, adel en hoog geplaatsten, van God verlaten en vleselijk worden, de Geest niet hebbende, wat zijn zij dan anders als zoveel roodgetinte wolken, aan wie God Zich geheel heeft onttrokken; als zoveel bloedige tekenen, dat een duistere nacht op komst is?

7. Nog een teken van een avondtijd is, dat de heuvelen en bergen tussen ons en de zon komen te staan; wanneer zij de zon voor ons beginnen te verbergen, dan nadert de nacht. Zo ook is het een teken, dat een avondtijd over een Kerk nabij is, wanneer bergen van zonde en schuld, grote bergen, scheiding maken tussen God en ons, tussen Christus de Zon der gerechtigheid en Zijn gemeente. Wie kan de gebeurtenissen van onze tijd en de overvloedige ongerechtigheden en goddeloosheden, onder alle soorten en standen met ernst beschouwen, zonder te zien, dat er goede reden is om de Heere te rechtvaardigen, dat Hij Zijn tegenwoordigheid onttrekt en de beschuldiging uitspreekt: (Jesaja 59:2) "Uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort." De heuvelen zijn tussen ons en de zon gekomen, en de nacht nadert.

8. Nog een teken van een avondtijd, is, dat het licht langzamerhand afneemt. Zo is het een teken, dat het een avondtijd voor de Kerk is, wanneer de heerlijkheid Gods meer en meer van haar wijkt. Wij lezen (in Ezech. 10:4, 18 en 11:23) hoe de heerlijkheid des Heeren langzamerhand van het huis des Heeren week; eerst van boven de Cherub op de dorpel van het huis, en daar bleef zij staan; van daar ging zij naar het midden van de stad; en van daar rees zij op en stond op de berg. Dit toont ons, hoe de Heere bij trappen en stappen van een zondig volk wijkt, als afkerig om weg te gaan en wachtende om te zien of iemand met Hem wil pleiten, dat Hij wederkeert. De trapsgewijze wijking van de heerlijkheid Gods is een teken van een trapsgewijze nadering van een sombere avondtijd.

9. Een ander teken, dat de avondtijd nadert is, dat de zangvogels stil worden, en hun welluidende tonen inhouden. Nu, u weet, dat een heldere tijd voor de Kerk vergeleken wordt bij een zangtijd van de vogels (Hoogl. 2:12); zo is het ook een teken, dat een donkere avondtijd genaakt, wanneer het zingen van de vogels ophoudt: Ik bedoel, wanneer de lieflijke zangers van Israël hun gezang niet meer laten hoven en niet meer aan het hof mogen komen; wanneer zij in zoverre ontslagen zijn, dat er geen werk meer voor hen in de voorhoven van Sion. Toen God de oude Eli uit zijn ambt ontzette en niet meer tot hem, maar tot de jonge Samuel wilde spreken, toen was een nacht van toorn nabij over het huis van Eli, over Hofni en Pinehas; ja, over de Kerk van God, want de ark van God werd genomen en in de handen van de Filistijnen overgegeven. Toen Salomo Gods verbond en inzettingen niet hield, verwekte de Heere een menigte van vijanden, die op hem en zijn volk aanvielen. Wanneer oude belijders geen toegang meer aan het hof hebben, de zangvogels tot zwijgen gebracht zijn en uitstekende dienaars, die zolang het dag was gebruikt werden, ontslagen worden, alsof er geen werk meer voor hen was, dan geeft dit te kennen, dat er een avondtijd op handen is. Wanneer God, in Zijn voorzienigheid, tot Zijn oude vrienden en gunstelingen zegt, dat Hij in deze wereld niets meer voor hen te doen heeft, dat hun zangtijd op aarde voorbij is; wanneer nuttige instrumenten als smakeloos zout zijn geworden, dat zij hun nuttigheid, geur, en welluidendheid hebben verloren, is dit een teken, dat de nacht nadert, dat de dagvogels wegschuilen.

10. Het is een teken, dat de avondtijd op handen is, wanneer, gelijk de dagvogels òf naar hun nesten vliegen, òf zich verschuilen en hun snavels onder hun vleugels steken; evenzo de nachtvogels te voorschijn komen en rondvliegen. Wanneer de morgenvogels verdwijnen, en de avondvogels, zoals de vleermuis en de uil, die het daglicht niet kunnen verdragen, tevoorschijn komen, is dat een teken, dat de nacht nadert. Zo ook, mijn vrienden, is het een droevig verschijnsel, dat een zeer donkere nacht voor de Kerk aankondigt, wanneer niet alleen, enerzijds, de dagvogels, die liefelijk zingen in de verkondiging van het vrolijk geklank, naar hun hemelse nesten vliegen; of, indien er enige van hen worden overgelaten, gelijk ik hoop, dat er nog velen zijn, dan zijn die over het algemeen onder de een of andere tot stilzwijgen brengende wolk of sluier, welke hun stemgeluid bederft en hun nuttigheid verijdelt; doch ook, anderzijds, wanneer de nachtvogels, zoals ketters en dwaalgeesten rondvliegen en zich vertonen. Als het een heldere dag voor de Kerk was, zouden zulke nachtvogels, die lust hebben in de duisternis van de dwaling, niet uit hun holen gluren; doch hun te voorschijn komen voorspelt een donkere avondtijd, want een vloed van dwalingen brengt een vloed van toorn teweeg (2 Thess. 2:10-12; 2 Petrus 2:1, 2). Voorzeker is geen dwaling verdoemelijker en verderfelijker dan die van het verloochenen van de Heere, Die hen gekocht heeft, en van de verdonkering van de Allerhoogste Godheid van de Heere Jezus Christus. Deze zwarte wolk van Arianisme is een van de donkerste, die ooit de evangeliseer bedekt heeft; doch behalve deze hebben nog vele andere wolken van dwaling onze kerkhemel verdonkerd. Evenwel er moeten ook dwalingen en ketterijen zijn, zegt de Geest Gods, opdat degenen die oprecht zijn openbaar mogen worden; en zij moeten er ook zijn opdat de beproefde waarheid des te schitterender mag blinken, wanneer zij door de donkere wolk van dwaling heen breekt.

11. Het is een teken, dat een avondtijd ophanden is, wanneer de mensen over het algemeen vermoeid zijn van de inspanning, en de arbeid van de dag moe zijn. Zo ook is het een teken van een avond voor de Kerk, wanneer de grote hoop daarin van de dienst van God en van het werk van de dag zeggen: "Wat een vermoeidheid!" Wanneer de mensen Christus en Zijn juk, en de ware godsdienst moe zijn, is dit een teken, dat God hen moe is, dat God en zij niet langer samen wandelen; of dat een zwaarder juk op hun nek zal worden gelegd, om hen naar Zijn zacht en licht juk te doen verlangen en dat te kiezen. Deze vermoeidheid van de dienst Gods blijkt uit algemene godloochening en ongelovigheid; als de mensen tot God zeggen: "Wijk van ons, want aan de kennis van Uw wegen hebben wij geen lust. Wat is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen?" (Job. 21:14, 15). Het blijkt uit de stilstand van een werk van reformatie, het is als een ontijdige geboorte, het blijft in de geboorte steken, of liever, het gaat achteruit en trekt zijn hand weer in; dat te kennen geeft, dat het kind des toorns gebaard wordt voor het kind van de barmhartigheid: Ik zinspeel op die gebeurtenis, die wij lezen in Gen 38. Het blijkt hieruit, dat er niemand is die in de bres staat, waardoor de toorn inkomt (Ezech. 22:30,31). Wanneer de mensen over het algemeen het bidden moe zijn, is de bres open en staan de oordelen klaar om in te komen. Soms zijn de mensen God zo moe, en zo rijp voor een slag, dat, al was er nog een biddend en worstelend overblijfsel voor hen werkzaam, het niet zou baten. De zonde kan zo'n hoogte bereiken, en het recht van Gods gerechtigheid en rechtvaardigheid kan zodanig eisen, dat zij, in een Kerk of natie, gestraft wordt, dat de krachtigste voorbidding van mensen niets vermag. Er is een tijd wanneer geen bidden noch pleiten een volk enig voordeel zullen aanbrengen, ja dat er geen geneesmiddel is, dat iets zal uitwerken (Ezech. 24:13, 14).

12. Het is een teken van een naderende avondtijd, wanneer het licht, dat er is, ongemakkelijk wordt, en de vensters nutteloos worden om licht in te laten; en wanneer men de blinden gaat sluiten, om het licht, dat er nog is, buiten te sluiten. Wanneer men dat doet is het een teken, dat de nacht ophanden is. Zo ook, is het een droevig teken van een naderende duistere nacht voor de Kerk van God, wanneer het licht van het Evangelie voor de mensen ongemakkelijk wordt, wanneer zij de duisternis van onkunde verkiezen boven het licht van de kennis, en de duisternis van de dwaling boven het licht van de waarheid; de duisternis van wettische kennis boven het licht van de verborgenheden van het Evangelie (Joh. 3:9). De inzettingen van het Evangelie worden (Hoogl. 2:9) bij vensters of tralies vergeleken, om het licht in te laten. Nu wanneer deze voor dit doel nutteloos worden, en het Evangelie over het algemeen in verachting komt, is het een droevig teken, dat de nacht op komst is (2 Kron. 36:15, 16) "En de Heere, de God hunner vaderen zond tot hen door de hand van Zijn boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden, zij verleidden zichzelf tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des Heeren tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was." Jeruzalem had een uitstekende evangeliedag, doch zij stenigde de profeten en bekende de tijd van haar bezoeking niet, daarom kwam zware toorn over haar: "Ziet uw huis wordt u woest gelaten." Wij hebben onze evangeliedag, en er is een tijd geweest, dat het Evangelie hoog geschat en gewaardeerd werd; doch misschien een dertig- of veertigjarig bezit heeft vele mensen hun bekomst ervan gegeven zodat zij van het hemels manna walgen; het is voor de meesten laffe en onsmakelijke spijze geworden, er is niets waarin zij minder trek hebben, dan in de wateren van het heiligdom. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis sluit het licht buiten, of, men houdt de waarheid in ongerechtigheid ten onder (Rom. 1:18).

2e Er zijn openbaar makende tekenen, die verkondigen, dat de tegenwoordige tijd een avondtijd is.

Vele van de dingen, die ik gemeld heb, verkondigen niet alleen, dat het een avondtijd is, maar zijn ook voorspellingen, dat een nog donkerder avond te verwachten is. En, gelijk ik niet buiten mijn Bijbel ben gegaan met te voorzeggen wat wij te wachten hebben, zo zijn ook de tekenen en bewijzen niet ver te zoeken, dat de tijd waarin wij leven, in velerlei opzicht waarlijk een avondtijd is. Wanneer ik u deze merktekenen van een avondtijd voorstel, kunt en behoort u zichzelf te beproeven, of het zowel bij u, als bij de Kerk van God in het algemeen, een donkere nacht is, opdat u zich des te dieper mag bedroeven over de duisternis waarin u verkeert, en u des te krachtiger tot Christus, de Fontein des lichts mag wenden, dat Hij ten tijde des avonds het licht mag doen schijnen. De tekenen van een avondtijd zijn tegenwoordig vele Wij zullen de volgende melden, steeds gebruikmakende van de figuurlijke spreekwijze, waarvan de Geest van God Zich bedient.

1. Het is een droevig teken van een tegenwoordige avondtijd, wanneer de sterren alleen verschijnen en de zon verdwijnt.
De evangeliedienaars worden bij sterren vergeleken, die hun licht aan de zon ontlenen; zij worden sterren in Zijn rechterhand genoemd, doch Christus Zelf is de Zon der gerechtigheid. Nu, is dat niet een bewijs, dat het een avondtijd is, wanneer het
licht van de zon, de heerlijkheid van Christus, niet kan worden gezien en alleen het sterrenlicht gezien wordt? En wanneer er alleen een uiterlijk voorwerpelijk licht van een evangeliebediening is, zonder een innerlijk onderwerpelijk licht van de kennis van de heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jezus Christus? En wanneer de mensen alleen op de sterren staren, alleen op de instrumenten zien en met hen ingenomen zijn, en niet op Christus Zelf zien?

2. Het is een droevig teken van een avondtijd, wanneer, wat men het vallen van de sterren noemt, te zien is.
Doorleeft de Kerk niet een avondtijd, wanneer men de sterren, als het ware, uit de hemel op aarde ziet vallen; wanneer zij, die voortreffelijke leraars en belijders waren, van het geloof afvallen; wanneer men hen schipbreuk ziet lijden van het geloof en een goed
geweten; wanneer de Draak de sterren met zijn staart van de hemel trekt, en de zonen des dageraads uit de hemel vallen? En zo is een tijd van afval en afdrijving.

3. Het is een teken van een avondtijd, wanneer dwaallicht gezien wordt en men vals licht volgt, en dat naloopt, en er op vertrouwt. En is het niet, in geestelijke zin, een donkere avondtijd, wanneer het licht van de dwalende natuur, het licht van menselijke wijsheid en van de vleselijk rede de plaats innemen van geestelijk, schriftuurlijk, en evangelisch licht; wanneer de mensen blinde leidslieden en valse lichten volgen, met wie zij in de gracht zullen vallen; en voornamelijk wanneer de mensen op hun eigen licht vertrouwen? Er is geen klaarder teken, dat een mens in de donkere nacht van de staat van de natuur is, zonder zaligmakend licht, dan wanneer hij op zijn kennis vertrouwt en zijn blindheid en duisternis niet ziet. "Niemand bedriege zichzelf; zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs mag worden. En zo iemand meent iets te weten, die heeft nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen" (1 Kor. 3:18 en 6:2).

4. Het is een teken, dat het een avondtijd is, wanneer een mens met kunstlicht tevreden is, zoals met kaarsen en lampen, in plaats van daglicht en zonlicht. Zo ook is het een avondtijd voor de Kerk wanneer de voorkeur wordt gegeven aan wijsheid van woorden en menselijke letterkennis, boven de eenvoudigheid van het Evangelie en de zuivere prediking van Gods Woord. Wanneer enerzijds de kandidaten voor de bediening en velen die het predikambt reeds bekleden, al zijn zij met ruime en wettische beginselen bezet, een nieuwmodische wijze van preken aannemen, met sierlijkheid van taal, zonder dat zij zich beijveren Christus en de wezenlijke waarheden van het Evangelie te prediken, maar zich ophouden met ledige beschouwingen en een levenloze zedenleer; en anderzijds, wanneer een menigte, die zich onder de naam van verstandig en als mensen van fijne smaak aandienen, in geen andere preken behagen scheppen, dan zulke die kunstig versierd zijn met de bloemen van opzichtige voordracht en kittelende welsprekendheid; ik zeg, wanneer hieraan algemeen de voorkeur wordt gegeven boven een eenvoudige, krachtige en geestelijke prediking, geheel in strijd met de wijze van prediking van de apostel Paulus, niettegenstaande zijn grote kennis van menselijke letterkunde en zijn verkregen bekwaamheden (1 Kor. 2:1, 2, 4). Nu, wanneer deze kunstlichten gekweekt en hooggeacht worden, en het enig licht zijn, dat in trek is, verkondigt dat een duistere staat van de Kerk, en voornamelijk de dikke duisternis waarin zij verkeren, die zichzelf met kaarsen van dat soort behagen, in plaats van het waarachtige licht.

5. Het is een teken van een avondtijd, wanneer de duisternis het licht belemmert, het onderscheiden verhindert en vele misvattingen veroorzaakt. (Jesaja 5:20) "Wee dengenen, die het kwade goed heten, en het goede kwaad; die duisternis tot licht stellen, en het licht tot duisternis." Zo toont het, dat het voor de Kerk in het algemeen een avondtijd is, wanneer dikke duisternis van onkunde haar bedekt en het bewindsel van het aangezicht blijft, zodat er geen onderscheiden kennis is van goed en kwaad, waarheid en dwaling, en wanneer de grote hoop zich bedriegt. Hoe licht worden de mensen in het donker bedrogen, doordat men hun slechte waar in de handen stopt! Zij uiten bedriegerijen in plaats van waarheden; vormelijkheid in plaats van heiligheid, en zij kunnen alles kwijt bij mensen die in het donker zitten. De bedrieglijkheid van de zonde heerst over de mensen, omdat zij in een staat van duisternis zijn, en van een geestelijk onderscheidingsvermogen zijn ontbloot, zodat zij de dingen die des Geestes Gods zijn niet kunnen verstaan (1 Kor. 2:14).

6. Het is een teken van een avondtijd, wanneer het dagwerk aan kant gelegd en het avondwerk onder handen genomen wordt.
Is het zo ook niet een avondtijd, wanneer de werken van de duisternis over het algemeen worden uitgeoefend? (Rom. 13:12, 13) "De nacht is voorbij gegaan en de dag is nabij gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen des lichts. Laat ons in de dag eerlijk wandelen, niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid." Wanneer belijders goddeloos worden en de werken van de duisternis algemeen in zwang zijn, dan is het voorzeker een avondtijd. Een tijd van zondigen is altijd een duistere tijd; onheiligheid is een dochter van de duisternis. Duisterheid en onkunde van God in Christus is de wortel van alle boosheid en goddeloosheid.

7. Het is een teken van een avondtijd, wanneer de mensen over het algemeen uit de weg dwalen; want in de duisternis geraakt men aan het dwalen. Is het niet evenzo een avondtijd voor de Kerk, en over het algemeen, wanneer de werken van de duisternis niet alleen worden uitgeoefend in kwaaddoen, maar ook de plichten van de godsvrucht worden nagelaten en verzuimd, doordat men van de goede weg afdwaalt. Geen wonder dan ook dat Gods geboden door doen worden verbroken, wanneer men door nalaten van Hem afdwaalt. Doch wat doet zozeer dwalen, als duisternis en gebrek aan verstand, dat een dodende zonde is? (Spr. 21:16) "Een mens, die van de weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten."

8. Het is een teken van een avondtijd, wanneer het struikelen algemeen wordt; want gelijk de
mensen in het duister dwalen, zo ook struikelen zij als het donker is. Helaas! wat is het in geestelijke zin een droevig blijk van een avondtijd, wanneer men over elke steen die in de weg ligt, struikelt en onverhoeds aan de rand van gevaarlijke afgronden loopt; voornamelijk wanneer Christus Zelf een Steen des aanstoots is geworden. O! Zij zijn in verschrikkelijke duisternis, die zich stoten aan de Rots der eeuwen, waarop zij moesten bouwen! Wel, zegt u, wie zijn dat, die zich aan Christus stoten in plaats van op Hem te bouwen? Dat zijn zij, die evenals de Joden, "een ijver tot God hebben, doch niet met verstand, want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen" (Rom. 10:2, 3). U ziet hier, dat de duisternis van de onkunde waarmee zij omringd waren, de oorzaak was van hun struikelen. Zij waren niet onkundig van de wet Gods, neen, daar ijverden zij voor; maar zij waren onkundig van de rechtvaardigheid Gods, die in het Evangelie geopenbaard is, dat is, van Christus als het einde der wet tot rechtvaardigheid; daardoor struikelden zij in de donkerheid. Velen zijn zeer verlicht in de kennis van de wet, en branden van ijver voor Gods wet, die toch in de duistere nacht van grove onkunde van Christus en van Gods rechtvaardigheid leven, en zo struikelen zij in het duister en gaan ten verderve.

9. Het is een somber teken van een avondtijd, wanneer alles in rust en vrede is; want overdag is er altijd enig geraas om het huis heen, doch gedurende de nacht is er gewoonlijk niets dan ongestoorde vrede en rust. Zo ook is het een teken, dat het bij de mensen de donkere en doodstille uur van de nacht is, wanneer zij met hun hart rustig liggen in het bed van vleselijk gerustheid en vrede; dat geeft te kennen, dat de duivel hen in het bed van zekerheid in slaap wiegt. "Wanneer een sterk gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede" (Luk. 11:21). Sommigen zijn zeer geneigd te denken" "God zij dank, dat ik nooit door de duivel verontrust word." Ja maar man, waarom verontrust hij u niet? De reden is, omdat hij zeker genoeg van u is. Als u hem tegenstond, zou hij u niet zo met vrede laten, maar hij zou al de machten van de hel tegen u in de weer brengen, doch wanneer alles zich in een helse vrede stil houdt, is het een pikdonkere avondtijd, waarin velen zeggen: "Ik zal vrede hebben, wanneer ik schoon naar mijns harten goeddunken zal wandelen, om de dronkene te doen tot de dorstige."

10. Het is een duidelijk teken van een avondtijd, ja, dat het middernacht bij hen is, wanneer alle deuren gesloten en gegrendeld zijn, wanneer geen kloppen gehoord en beantwoord, en de deur niet geopend wordt; dat komt in de nacht dikwijls voor. Is het dan niet een droevig blijk, dat het een avondtijd is; ja, dat het bij velen in de zichtbare Kerk middernacht is, wanneer de deuren van hun harten zo stevig gesloten zijn voor Christus, dat zij, hoewel Hij aan de deur staat en klopt, nochtans niet horen, noch antwoorden, noch Hem open doen? Wanneer de zondaren bij Hem aankloppen is Hij steeds gereed hen open te doen, volgens Zijn Woord: "Klopt en u zal opengedaan worden"; doch wanneer Hij aan de deur van de zondaar klopt, kan Hij wel duizend maal kloppen zonder dat Hij gehoord of beantwoord wordt. Hij heeft al menigmaal aan de deur van dit geslacht geklopt, en dat doet Hij nog steeds: Hij klopt door het woord van Zijn gebod; door het woord van Zijn bedreiging; door het woord van Zijn belofte en vriendelijke nodiging; door het woord van Zijn vermaning en overreding; door het woord van Zijn klacht; door het woord van Zijn raad. En Hij klopt ook door Zijn Geest; door het geweten; door verdrukkingen; door algemene goedertierenheden; door oordelen; door goede voorbeelden en raadgevingen van anderen, en door voorsmaken van liefde

11. Het is een teken, dat het een avondtijd is, wanneer de maan is opgegaan en hoog aan de hemel staat. Gelijk het toch een teken is, dat de zon ondergaat, wanneer de maan opkomt; zo
ook is, over het algemeen, naarmate de maan hoger staat, de nacht verder gevorderd, en de zon verder weg. Wanneer de maan op is, is de zon onder. Nu, gelijk Christus bij de zon, en deze wereld bij de maan wordt vergeleken, zo wordt ook de luister van de Kerk van God, wanneer het daglicht bij haar is, vergeleken bij een vrouw bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten (Openb. 12:1). En gelijk het een dagtijd van geestelijk licht is, wanneer zij de zon boven hun hoofd en de maan onder hun voeten hebben; wanneer de genegenheden van de mensen geheel op deze veranderlijke wereld, deze beweeglijke maan gezet zijn; wanneer de wereld de hoogste plaats in hun hart inneemt, heeft Christus de laagste plaats. Zijn niet de wereldse harten, de wereldse genegenheden, de wereldsgezindheid van de mensen, die alleen aardse dingen bedenken, blijken, dat zij duisternis zijn; Sommigen verstaan door de maan, de maan van eigengerechtigheid, en dan betekent het, dat wanneer de mensen, in plaats van met de Zon der gerechtigheid bekleed te zijn en de maan van eigengerechtigheid onder hun voeten te hebben, met de maan, de gevlekte maan, van hun eigengerechtigheid bekleed zijn, zij dan de Zon der gerechtigheid onder hun voeten hebben. Zij vertreden Christus en Zijn gerechtigheid, terwijl zij zichzelf en hun eigen gerechtigheid verhogen en de werken van de wet verheffen, niet wetende, dat zij zo doende Christus, het einde der wet tot rechtvaardigheid, verwerpen, in Wie wij alleen gerechtigheid en sterkte hebben.

12. Het is een teken, dat het een avondtijd is, wanneer de spiegels nergens toe dienen, en wanneer de mensen, wegens de duisternis, geen gebruik van een spiegel kunnen maken, om
zichzelf te bezien, of van een verrekijker, om naar andere dingen te zien. Zo is het ook een teken van een zeer donkere nacht, een avondtijd van dikke duisternis, wanneer Gods twee glazen van geen nut zijn. Ik bedoel, noch de wet, noch het Evangelie; wanneer de mensen zichzelf niet in de spiegel van de wet kunnen zien, zoals Paulus (Rom. 7:9): en wanneer zij ook Christus, en de heerlijkheid Gods in Hem, niet in de verrekijker van het Evangelie kunnen zien, zoals Paulus en anderen: (2 Kor. 3:18) "En wij allen met ongedekte aangezicht de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest." Doch het is een tijd van duisternis voor de Kerk, en voor afzonderlijke personen, en een droevig blijk, een zeker teken. van hun volslagen gemis van zaligmakend licht, wanneer de wet ondienstig is, om hun zondige natuur, hart en leven te ontdekken; en wanneer het Evangelie ondienstig is, om de heerlijkheid Gods, in de wijze van zaligmaken door Christus, te ontdekken. Wanneer zij noch van zonde en ellende worden overtuigd, doordat de Geest het gebod ontsluit en de bedreiging van de wet toepast: noch van gerechtigheid en oordeel, doordat de Geest komt als een Geest der wijsheid en der openbaring in de kennis van Christus, als de Heere onze gerechtigheid. Zegt mij nu, nadat u deze tekenen van een avondtijd hebt gehoord, of er niet veel stof en reden is van diepe smart en weeklacht over de tegenwoordige tijd? Ligt niet de grote hoop in de zichtbare Kerk, ja het merendeel van ons, die hier zijn, onder dikke duisternis? Is het niet een donkere avond, bij u, man; bij u, vrouw? Indien God u daarvan door deze tekenen wilde overtuigen, zoudt u zien, dat u omringd bent met de wolken en de dikke duisternis van de hel, en u zoudt zien hoe nodig het voor u is te roepen: Heere zend licht; Heere, zend Uw licht en Uw waarheid! Amen.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Panny
Berichten: 1809
Lid geworden op: 02 okt 2013, 16:08

Re: Ter overdenking...

Bericht door Panny »

God openbaart Zich in Zijn Woord als een genadig God voor alleen die Hem zoeken:
"Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken."

Hij belooft in Zijn woord dat Hij een ieder die Hem aanroept genadig zal zijn:
"Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden."

Lees Zijn Woord biddend. Vraag God of Hij Zijn Woord wilt openen en Zijn Heilige Geest wilt zenden:
"....hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?"

Wat een wonder dat God ons al deze beloftes en aanmoedigingen geeft!
God is getrouw en Zijn Woorden zijn onveranderlijk. Er is niets op deze hele wereld wat ons meer zekerheid kan bieden dan te vertrouwen op de beloftes van God.
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Ter overdenking...

Bericht door -DIA- »

Panny schreef:
God openbaart Zich in Zijn Woord als een genadig God voor alleen die Hem zoeken:
"Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken."

Hij belooft in Zijn woord dat Hij een ieder die Hem aanroept genadig zal zijn:
"Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden."

Lees Zijn Woord biddend. Vraag God of Hij Zijn Woord wilt openen en Zijn Heilige Geest wilt zenden:
"....hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?"

Wat een wonder dat God ons al deze beloftes en aanmoedigingen geeft!
God is getrouw en Zijn Woorden zijn onveranderlijk. Er is niets op deze hele wereld wat ons meer zekerheid kan bieden dan te vertrouwen op de beloftes van God.
Wat bedoelt u hiermee?
De teksten zijn natuurlijk wel waar, maar waartoe bedoelt u deze in dit berichtje?
Ik hoorde vanavond een preek (nadat ik eerst de tijdrede had gehoord) van ds. P.G. Heijkamp
over Lukas 18:1-8, de onrechtvaardige rechter. Daar passen deze teksten wel wat op.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Panny
Berichten: 1809
Lid geworden op: 02 okt 2013, 16:08

Re: Ter overdenking...

Bericht door Panny »

Onder andere:
- We kunnen onze zekerheden zoeken op de verkeerde plaatsen:
onze kennis, gevoel, ervaringen, vorderingen die we denken te maken, etc.
Terwijl we de zekerheid alleen kunnen vinden in het Woord van God, niets is zekerder dan de beloften van God.
Als we hierop door het geloof mogen vertrouwen hebben we de grootste zekerheid die er is.

- Onze enige hoop is in de beloften, het Woord en het werk van Christus.
Buiten dat is er geen hoop.

- Het vertrouwen dat de Bijbel het Woord van God is waardoor Hij Zich aan ons wilt openbaren.
Dat het nodig is dat God dit Woord opent door het werk van de Heilige Geest. Dat dit ook het gebed moet zijn voordat we de Bijbel lezen .
Het Woord van God heeft de kracht doden tot leven te wekken.

- Dit alles het wonderlijke werk van God in mensen zonder enige verdienste. Alleen tot eer van Zijn heilige Naam. Geen roem in mensen maar alle roem in God.
Plaats reactie