PvS schreef:Afgewezen schreef:PvS schreef:Ik trek geen conclusies, maar lees wat de kanttekeningen zeggen.
Dit staat bij de "inhoud van het boek" van Johannes : Dat Hij een die blindgeboren was, ziende heeft gemaakt; hetwelk den farizeeën bekend geworden zijnde, zij denzelven onderzoeken, en hem de waarheid vrijmoediglijk bekennende, lasteren en uitwerpen; aan denwelken de Heere Zich klaarder openbaart, en den farizeeën hun geestelijke blindheid verwijt, hfdst. 9.
Het was bij de genezing van de blindgeborene geen bekeringsweg, zoals veelal geleerd wordt, maar dit is geschied opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.
Wie zou vrijmoediglijk de waarheid bekennende Christus niet écht kennen?
Uitgeworpen worden zonder Christus te kennen?
De Bijbel zelf leert ons dat de blindgeborene Christus nog niet kende en dat Jezus Zich naderhand aan hem openbaart.
Calvijn spreekt verder over een 'beginsel des geloofs' bij de blindgeborene, en vindt het beschamend dat hij met zo'n klein beginsel zó opkomt voor Christus, Die hij dus nog niet persoonlijk kent.
Evangelie van Johannes
INHOUD VAN DIT BOEK.
Dat Hij een die blindgeboren was, ziende heeft gemaakt; hetwelk den farizeeën bekend geworden zijnde, zij denzelven onderzoeken, en hem de waarheid vrijmoediglijk bekennende, lasteren en uitwerpen;
aan denwelken de Heere Zich klaarder openbaart, en den farizeeën hun geestelijke blindheid verwijt, hfdst. 9.
Uitleggende gedachten van J.C. Ryle over het Johannes Evangelie:
En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Silóam (hetwelk overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende.
- Het bevel hier aan den blinde gegeven, was een geloofsbeproeving, en gehoorzamende vond de man wat hij nodig had. -
- Zijn geloof en zijne gehoorzaamheid steken gunstig af bij het gedrag van Naäman. -
Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; één ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.
- Die hun antwoordt, en uit dit werk betuigt dat Christus geen zondaar, maar uit God is. -
En hij zeide: Hij is een profeet.
- Deze verklaring was een begin van geloof in den genezene; van zijn geloof, dat degene die zulk een wondervolle genezing had gewrocht, een persoon moest zijn, bijzonder door God verwekt om grote dingen te doen, zoals Elia en Eliza. Men verstond toen onder een profeet niet uitsluitend een voorzegger van toekomende dingen, maar vooral een man van God gezonden om te onderwijzen, te vermanen en wonderwerken te doen. Men merke op, dat het eerste wat de Jood van Jezus scheen te kunnen denken, was dat Hij een profeet was.
Jezus hoorde dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zone Gods?
- Op
“gij” ligt de nadruk.
- Anderen geloven niet.
-
“Gelooft gij?”Niet zodra was de arme blinde uit de Joodsche kerk geworpen, of Jezus zoekt hem op en spreekt hem woorden van troost toe.
Hij wist volkomen goed, welk een zware ramp uitbanning was voor een Israëliet, en beurde hem op met vriendelijke woorden.
Hij openbaarde Zich nu volkomener aan dezen man dan Hij aan ieder deed, behalve aan de Samaritaansche vrouw.
In antwoord op de vraag: “Wie is de Zone Gods?” zegt Hij duidelijk:
“Gij hebt Hem gezien; en Die met u spreekt, Dezelve is het”.
Wij hebben hier een van de vele liefelijke trekken van Christus’ gemoed.
Hij ziet alles wat Zijn volk doorworstelt om Zijnentwil, en voelt voor allen, van den hoogste tot den laagste.
Hij houdt rekening met al hunne verliezen, kruisen en vervolgingen.
“Zijn ze niet allen in Zijn boek geschreven?” (Ps. 56:8.)
Hij weet hoe Hij tot hunne harten met vertroosting komen moet in tijd van nood, en van vrede tot hen spreken, als alle menschen hen schijnen te haten.
De tijd dat Christus Zich tot ons wendt en zegt: “Vreest niet: want Ik ben met u; zijt niet verbaasd; want Ik ben uw God: Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid”. (Jes. 41:10.)